[Johannes Bulthuis]
BULTHUIS (Johannes), zoon van Stephanus Bulthuis en Jantjen Aling, geboren in 1730 te Groningen, werd na zich aan de Hoogeschool zijner geboortestad op de Godgeleerdheid te hebben toegelegd, in 1755 Proponent en ruim twee jaren later Predikant te Holwierda in Groningerland, vanwaar hij in 1773 naar Wirdum in Friesland vertrok. In 1775 naar Sneek beroepen, misbruikte hij den gewijden leerstoel om het vuur van twist en tweedragt aan te blazen, en in zijne plegtige aanspraken aan het Opperwezen, op de aanstotelijkste wijze zijne bitterheid uit te boezemen tegen hen die in staatkundige begrippen van hem verschilden. Hij werd diensvolgens, bij vonnis van het Hof van Friesland in dato 4 April 1786 schuldig verklaard, ‘op den predikstoel, zoo in zijne redenvoeringen als in zijne gebeden, wanneer hij den mond des volks tot God behoorde te zijn, zich te hebben uitgelaten in bewoordingen geschikt om daardoor aan de gemeente bekend te maken zijne bijzondere begrippen omtrent Staatkundige onderwerpen daartoe gebruikende onderscheidene plaatsen uit Gods Woord.’ Bulthuis werd over die uitdrukkingen, en het verachten der bevelen van zijne wettige Overheid verwezen in eene boete van 500 gulden, binnen 14 dagen te betalen, alsmede in de kosten van de processe, met bevel van zich voortaan van dergelijke buitensporigheden te onthouden, onder bedreiging van zwaarder straffen; ten welken einde, de Regering van Sneek gelast werd, om daarop een wakend oog te houden en te doen houden.
Bulthuis verliet hierop Sneek zonder afscheid te nemen en begaf zich met der woon naar Hasselt in Overijssel, hier bevond