Bruce bij den toenmaligen Minister van Oorlog van het Koningrijk Holland stond, blijkt daaruit, dat hij in December 1809 een der vertrouwde en intelligente Hoofd-Officieren was, welke, volgens geheim besluit van Koning Lodewijk, op verkenning moesten gezonden worden naar de onderscheidene standplaatsen in de nabijheid der grenzen, op alle de wegen, langs welke het mogelijk zijn zou, met eene gewapende magt op het grondgebied des Koningrijks door te dringen. Bruce werd namelijk met deze kiesche zending naar Breda belast, doch reeds in Januarij van het volgende jaar ten gevolge van den zeer veranderden staat van zaken teruggeroepen. Bij de voorgenomen verdediging van Amsterdam tegen te Franschen, werd hem het bevel over het Tweede Arrondissement der Linie, Front van Muiden en Weesp, opgedragen. Ook mogt hij een nog nader bewijs van Zijner Majesteits goedkeuring ondervinden in zijne benoeming tot Ridder der orde van de Unie.
Na de omwenteling van 1813 bij het Nederlandsch leger overgegaan, werd hij den 22sten April 1815 aangesteld tot Luitenant-Generaal en was in dien rang eerst Provinciale Kommandant van Zeeland, daarna Lid van het Hoog Militair-Geregtshof, hetwelk hij bleef tot aan zijne dood, den 12den November 1823.
Zie Algem. Konst- en Letterbode 1808, D. I. bl. 121; Kraijenhoff, Bijdr. tot de Vaderl. Geschied., bl. 209, 251, 281, 376, 380, 384; Bosscha, Nederl. Heldend. te Land, D. III. bl. 177, 201-203; d'Anzon de Boisminart, Gedenkschriften, D. II. bl. 61.