Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Mr. George Isaäc Bruce]BRUCE (Mr. George Isaäc), zoon van Steward Jean Bruce, geboren te Deventer den 9den October 1803, legde zich eerst aan het Athenaeum zijner geboortestad, en later aan de Hoogeschool te Leiden op de Regtsgeleerdheid toe, en werd, den 21sten Junij 1827, na het verdedigen van eene Verhandeling over een vraagpunt uit het Romemsche RegtGa naar voetnoot(1), met den hoogsten lof tot Doctor in de Regten bevorderd. Hij vestigde zich als Advokaat te 's Gravenhage; trok in 1830 als Luitenant der Overijsselsche Schutterij te velde; woonde als Ordonnans-Officier bij den Luitenant-Generaal Meijer, Bevelhebber der derde Divisie, den Tiendaagschen veldtogt bij, en werd benoemd tot Ridder der Militaire Willemsorde 4de klasse. Naar zijne haardstede teruggekeerd, werd hij, in het jaar 1838, benoemd tot Officier bij de Arrondissements Regtbank te Zwolle. In 1839 door zijne medeburgers gekozen tot Lid der Tweede Kamer van de Staten-Generaal, werd hij in 1845, door Z.M. Willem II, tot Voorzitter dier Kamer, later in de Staats-Commissie tot regeling der zaken van de Maatschappij van Weldadigheid, en in 1847 tot Kommissaris des Konings in de provincie Overijssel aangesteld. Bij Koninklijk | |
[pagina 1455]
| |
Besluit van 19 November 1849 tot Gouverneur-Generaal van Neêrlands Indië benoemd, vertrok hij op het einde van October 1850 naar den Helder, om van daar de reis naar Indië te ondernemen, alwaar hij ongesteld werd, en ofschoon de toenemende ziekte het ergste deed vreezen, bleef hij aan boord van de korvet Sumatra, zeilree liggende in het Nieuwe Diep, op welken bodem hij den 30sten December overleed. Zijn stoffelijk overschot werd den 3den Januarij 1851 naar Deventer overgebragt en aldaar ter aarde besteld. Hij was Kommandeur van den Nederlandschen Leeuw en Groot Kruis van de Orde der Eikenkroon, en liet bij zijne echtgenoote, Anna Agnesia Schimmelpenninck geene kinderen na. Er bestaat een uitmuntend gelijkend steendrukportret van dezen benoemden Gouverneur-Generaal. Hij was een man van groote kunde, die zich kenmerkte door bezadigdheid, toen hij als Voorzitter met veel talent de leiding der Tweede Kamer van de Staten-Generaal in moeijelijke oogenblikken bestuurde. Bruce was eindelijk een man van edele grondbeginselen, een waar menschenvriend, die, toen hij overleed, door duizenden werd betreurd, niet alleen om zijne regtschapenheid, maar ook als iemand, die nog zeer vele diensten aan zijn Vaderland had kunnen bewijzen, vooral in de belangrijke betrekking, welke hem was toevertrouwd.
Zie Jaarboekje van de Regterl. Magt 1839, bl. 94; Teenstra, Nederl. Overz. Bezitt., bl. 956, uit partikuliere berigten en familiepapieren aangevuld. |
|