klaarde zich daarmede niet te kunnen vereenigen en verzond de zaak aan het Hoog Nationaal Geregtshof, zitting houdende te Amsterdam. Dit Hof verklaarde Bruce, bij sententie van den 9den Julij 1810, schuldig aan pligtverzuim en disöbedientie, en diensvolgens gecasseerd van zijne Militaire charges, met verwijzing in de kosten. Sedert dien tijd woonde hij ambteloos te Deventer; doch de Souvereine Vorst (later Koning Willem I) heeft, bij Besluit van den 25sten Julij 1814, het laatste vonnis herroepen, zich bij dat Besluit vereenigende met een rapport van het Hoog-Nationaal-Geregtshof, gedaan ten gevolge van een verzoekschrift door Bruce ingeleverd. De voorname grond van deze herroeping was, dat niet het Hoog-Nationaal-Geregtshof, maar de Hooge Militaire Vierschaar de competente regter van Bruce geweest was.
Er bestaat van hem eene:
Deductie in de zaak van den Luiténant-Generaal S.J. Bruce tegen den Prokureur-Generaal van het Hoog Militair Geregtshof. Amst. 1810.
Hij overleed den 14den Februarij 1847, nalatende eenen zoon en eene dochter. Zijn zoon was Mr. George Izaäc Bruce die hieronder volgt.
Zie Vaderl. Hist. ten verv. op Wagenaar, D. XLI. bl. 228 noot, D. XLIII. bl. 21-26, D. XLV. bl. 195, 243, D. XLVI. bl. 334, 335; Lodewijk Napoleon, Geschiedk. Gedenkst., D. III. bl. 112-114; Kraijenhoff, Bijdragen tot de Vaderl. Geschied. van de jaren 1809 en 1810, bl. 53-64 en Bijl. bl. 1-14; de zelfde, Geschiedk. Beschouw. van den Oorl. op het grondgebied der Bat. Repub. in 1799, bl. 119, 126, Bijl. bl. 55-59; Bosscha, Nederl. Heldend. te Land, D. III. bl. 193, 194, 279, 283-286, uit familiepapieren aangevuld.