volgende werd bij, in het begin van September, opontboden en men vindt sedert die tijd van hem geen melding voor het jaar 1617, wanneer men hem als Bewindhebber der Oost-Indische Maatschappij ter Kamere Amsterdam ontmoet, welken post hij daarna nog 15 jaren bekleed heeft; want in 1632, werd hij van wege de Maatschappij naar Londen gezonden, om over hare verschillen met de Engelschen betrekkelijk Poeloe-Rhun, in onderhandeling te treden, bij welke gelegenheid de Engelschen hem van kwade trouw beschuldigden, en dringende klagten ten zijne laste aan de Bewindhebbers overzonden.
Hoe weinig gehoor men aan deze klagten verleende, blijkt, doordien hij, onmiddelijk na zijne terugkomst uit Engeland, tot Gouverneur-Generaal van Neêrlands-Indië werd aangesteld, welken hooggewigtigen post hij aannam, onder de zelfde voorwaarden, die zijn voorganger, Jan Pietersz. Koen, had bedongen, met deze bij voeging evenwel, dat hij niet langer dan voor drie jaren zou verbonden blijven, en daarbij den titel van Bewindhebber ter Kamer Amsterdam behouden; in dier voege, dat wanneer hij in het Vaderland terugkeerde, en het getal daarvan mogt volledig zijn, hem dan als overtallig lid, zitting zou vergund worden, zonder echter in eenige voordeelen te deelen, tot er door het overlijden van een Lid, eene plaats openviel, waarin hij terstond zou moeten opvolgen. Deze voorwaarden aangenomen zijnde, en wederzijds bekrachtigd, legde Brouwer den eed af, in handen der Algemeene Staten, en ontving eenen lastbrief, beide onder het zegel van Maurits, Prins van Oranje, en de vergadering van Zeventienen, en hetgeen opmerking verdient is, dat hij de laatste Gouverneur-Generaal is geweest, die in een tijdvak van 110 jaren, namelijk van 1632 tot 1742, uit het Vaderland vertrok, voorzien van eenen lastbrief van hun Hoog Mogenden, en van den Stadhouder.
Met het schip Zutphen, gevoerd door Kapitein Nicolaas Braun, ging hij, in Maart 1632, onder zeil, in gezelschap van de schepen Delftshaven en de Leeuwin, en kwam den 5den September gelukkig te Batavia aan. Brouwer was met loffelijken ijver bezield voor de belangen der Maatschappij, onder anderen vaardigde hij een Gezantschap af naar Bali, dat evenwel geen voordeeligen uitslag had. Ook trachtte hij den Koning van Atsjin op Sumatra te bewegen om de hooge regten op de peper te verminderen, en hij zond versterking van krijgsvolk om in het gouvernement Amboina, waarin onlusten gerezen waren, de rust te herstellen. Na den post van Gouverneur-Generaal, gedurende drie jaren, drie maanden en vier-en-twintig dagen, waargenomen, en dus de bepaalde tijd, waartoe hij zich verbonden had, met genoegzame algemeene goedkeuring uitgediend te hebben, leide hij het belangrijke ambt, den laatsten December 1635 of eersten Januarij 1636, neder; en vertrok den 4den daaraanvolgende, met het schip Nieuw Amsterdam, een van de acht, welke de retourvloot uitmaakten, die hij