Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Gijsbert van Bronkhorst]BRONKHORST (Gijsbert van), een zoon van Diederik van Bronkhorst en van Elizabeth van Utenhove, wordt nog zoon genoemd in 1390 en 1399, Filius de Batenburg. Hij was Raad van Hertog van Gelre in 1402, en verpandde in 1408 met zijne vrouw de heerlijkheid Batenburg aan zijnen broeder, Johan van Berlaer, Heer van Helmond en Keerbergen, zoo als hij die van zijnen vader geërfd had, voor 3600 Fransche schilden, bezegelde in 1411 den brief, waarbij Frederik van Ulft zijn slot Ulft tot open huis van den Hertog van Gelre maakt. In 1412 verpandde Johanvan Berlaer, Heer van Helmond, de heerlijkheid Batenburg aan den Hertog van Braband, doch op voorwaarden van lossing door Gijsbert van Bronkhorst, zijnen halven broeder, die in 1432, voor het kwartier Nijmegen, aan het hoofd van den verbondbrief tusschen de ridderschap en de steden des lands van Gelre en Graafschaps van Zutphen was. Hij overleed in 1432 en was gehuwd met Margaretha van Gemen, Vrouw van Anholt, dochter van Heer Herman van Gemen en had tot zoon Diederik van Bronkhorst, die in 1451 overleed. Van der Chijs deeltGa naar voetnoot(1) zes verschillende munten van hem mede. Zie behalve het in de noot vermelde werk, van Spaen, Inl. tot de Hist. van Gelderl., D. I. bl. 310; Nyhoff, Gedenkwaardigheden, D. III. bl. 317, 324, 367, 368, D. IV. bl. 30. |
|