broeder, Rodiger van Bronkhorst, tot Bisschop van Utrecht had tegengewerkt, doch zoodra Frederik van Blankenheim. de een-en-vijftigste Bisschop van Utrecht, hun had doen te kennen geven, dat ingeval zij iets tegen Deventer of hare burgers en inwoners ondernamen, hij zulks zou aanzien als eene vredebreuk met hem, zag men haast een einde van deze onlusten. Met zijne Neven van Bronkhorst was hij bondgenoot van Reinald, Heer van Koevorden, en werd in 1307 begrepen in den zoen met Bisschop Frederik van Blankenheim. Ten laatst genoemden jare kocht hij de heerlijkheid Borculo van zijnen zwager, Godard van Borculo, geheeten van Doodingweerde, en overleed voor 1402, bij zijne vrouw, Henrica van Borculo, geheeten van Doodingwerde, geene kinderen nalatende.
Zie Dumbar, Kerkelyk en wereltlyk Deventer, D. I. bl. 625 en 626; van Spaen, Inl. tot de Hist. van Gelderl., D. I. bl. 236-288.