Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Willem van Bronkhorst]BRONKHORST (Willem van), zoon van Gijshert van Bronkhorst, was Heer van Bronkhorst en ontving met zijne gemalinne Johanna van Batenburg, de heerlijkheid Batenburg, waarmede hij in 1317 door Keizer Lodewijk van Beijeren beleend werd, terwijl hij in dat zellde jaar regt van tol en munt bekwam. Hij, die een dapper krijgsman was, hield de zijde van Reinald, oudsten zoon van Gelder tegen diens vader, en was getuige van Jonkheer Reinald, bij de bevestiging der privilegiën van Zutphen in 1324. In 1328 bezegelde hij, als Ridder en Raad van Graaf Reinald II, met hem den landbrief van het Nijbroek en sneuvelde in dat zelfde jaar, in den slag bij Hasselt, waarin de oproerige Luikenaars, met wie de Brabanders zich vereenigd hadden, door Graaf Reinald verslagen werden. Hij liet na Gijsbert van Bronkhorst, die volgt; Diederik van Bronkhorst, wien hij de deeling van 1328, na zijns moeders dood, Batenburg ten deel viel, doch die jong en ongehuwd, overleed, en Baldewijn van Bronkhorst, Heer van Batenburg, die in 1344 in dienst van Reinald II, Hertog | |
[pagina 1394]
| |
van Gelder, in den slag van Hamont tegen de Luikenaars sneuvelde. Van der Chijs zegtGa naar voetnoot(1) geene munten van hem te hebben kunnen opsporen. Het wapen van Bronkhorst is een veld van keel, met eenen klimmenden Leeuw van zilver, geharnasseerd van goud.
Zie, behalve het in de noot vermelde werk, van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; Luïsius, Algem. Hist. Woordenb, die beide aan Willem van Bronkhorst en diens broeders abusivelijk tot vader geven Jan van Bronkhorst en tot moeder eene erfdochter van Anholt; van Spaen, Inl. tot de Hist. van Gelderl., D. I. bl. 184 en 185. |
|