[Jan van Bronkhorst]
BRONKHORST (Jan van), tweede zoon van Gijsbert van Bronkhorst, en een broeder van den voorgaande, was Proost van St. Salvatorskerk te Utrecht, toen hij, in 1322, met eenparige stemmen tot Bisschop van dat stift werd verkoren. Jan III, Hertog van Braband, Willem III, Graaf van Holland, en Reinald II, Graaf van Gelder, zonden Jan van Diest, Proost van het Kapittel te Kamerijk met eenen brief naar Avignon, om te verzoeken, dat Paus Johannes XXI de gedane keuze niet zou goedkeuren, maar gezegden Jan van Diest met den mijter wilde begunstigen. De Paus willigde niet slechts dit verzoek in, maar wijdde met eigen handen Jan van Diest tot Bisschop, die, te Utrecht terugkomende, den Bisschopszetel in bezit nam, zonder dat Jan van Bronkhorst of iemand zijner partij er zich tegen aankantte.
Nadat Jan van Diest in 1340 overleden was, werd Bronkhorst andermaal tot Bisschop gekozen, doch weder te vergeefs, hoewel hij nu de Graaf van Gelder op zijne zijde had; want daar Willem IV, Graaf van Holland, mede groote moeite deed, om zijnen neef, Jan van Arkel, met die waardigheid bekleed te zien, begiftigde Paus Benedietus XII daarmede eenen zijner gunsteingen, Nicolaas Capuchi; zoodat Jan van Bronkhorst, na tweemalen tot Bisschop gekozen te zijn geweest, toch als Proost en ongemijterd overleed den 26sten Julij 1346. Hij werd begraven in eene door hem gestichtte kapel van St. Salvatorskerk te Utrecht.
Zie Slichtenhorst, Tooneel des Lands van Gelder, bl. 76 en 77; Vossius, Histor. Jaerb. van Holl. en Zeel., bl. 359; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; Luïscius, Algem. Hist. Woordenb.; v(an) H(eussen) en v(an) R(hijn), Kerk. Outh., D. I. bl. 262, 265; Le Long, Reform. van Amsterd., bl. 187; van Spaen, Inl. tot de Hist. van Gelderl., D. I. bl. 283.