en te vermoorden. Maar de Castrikummers achtten het onbetamelijk, dat de kerk, waar zelfs de boosdoeners altijd vrij geweest waren, door de geweldadige handen van die baldadige menschen zou geschonden en ontheiligd worden; waarom zij fluks de wapens aanschoten, op de Kabeljaauwschen aanvielen, en hen dwongen van hun voornemen af te zien.
Als na het overlijden van Reinoud III, Hertog van Gelder, er in 1371 een oorlog uitbarstte tusschen zijne zusters Machteld, de kinderlooze weduwe des Graven van Kleef, en Maria, aan den Hertog van Gulick gehuwd, wien zij eenen zoon had geschonken, koos Reinoud de zijde van de eerstgenoemde en men hield zich zoodanig van zijne veldheers bekwaamheden overtuigd, dat hem in 1372 het beleid van den oorlog grootendeels werd opgedragen. Na vele mannelijke daden in dezen krijg te hebben bedreven, in welke hij eene menigte Edelen bij Wageningen gevangen nam, overleed hij in 1390.
Door zijn huwelijk met Jolente, erfdochter van den Graaf van Gennep, voerde hij ten titel van Graaf van Gennep en werd door Willem, Graaf van Gelder en Zutphen, Lieve Neeve genoemd. In dat huwelijk had hij vier zonen verwekt, Dirk van Brederode, die zich in het klooster der Karthuizers te Diest in Braband begaf en in 1387 overleed; Jan van Brederode, Walraven van Brederode en Willem van Brederode die allen volgen.
Reinoud vermeerderde zijn wapen met dat van Valkenburg hetwelk aan zijne moeder toebehoorde.
Zie van Gouthoeven, d'oude Chron. van Holl. bl. 121; Heemskerk, Batav. Arcadia, bl. 205 en 206; van Leeuwen, Batt. Ill., bl. 887; Vossius, Hist. Jaerboeken, bl. 420 en 421, 434-437; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. III. bl. 295; Kok, Vaderl. Woordenb.; Kabinet van Nederl. en Kleefs. Outh., D. I. bl. 274; Arend, Algem. Geschied. des Vaderl., D. II. St. II. bl. 351, 355, 358, 365, 366; van Lennep en Hofdijk, voorm. kasteelen in Nederl. bl. 60 en 62.