van Abcoude, dochter van Willem Heer van Abcoude en Wijk bij Duurstede, een Nonnenklooster te Wijk bij Duurstede, waarin zij, na, met onderling goedvinden, van haren man te zijn gescheiden, den sluijer aannam. Heer Jan volgde haar voorbeeld en begaf zich bij de Karthuizers buiten Utrecht, waar hij zich bezig hield, met het maken van geestelijke rijmen. Ook vertaalde hij in 1409 uit de Walsche taal in het Nederduitsch: la somme le Roy ou la somme des vices et des vertus, in het jaar 1279, door Broeder Laurens, van de orde der Predikheeren, zamengesteld op bevel van Filips III, bijgenaamd den Stoute, Koning van Frankrijk. Deze Nederduitsche overzetting is getiteld: Hier beghint een bouc dat men hiet summe le Roy, of Conincs summe. Ende leert hoe datmen die sonden biechten sal. Aan het slot van het werk leest men: Ende is geprent tot Haerlem in Hollant in 1484 op ten lesten dach van Meye, doch er bestaat ook eene vroegere druk (Delft 1478) van, zoodat dit een der eerste Nederduitsche boeken is, welke gedrukt zijn geworden.
Niet lang was Brederode evenwel in het klooster of hij, vernomen hebbende, dat zijn vrouws vader overleden was zonder anderen kinderen na te laten, hing, in 1407, zoo hij voorgaf met pauselijk verlof, den kap op den tuin, en haalde zijne vrouw met geweld uit het klooster, met meening, haar voortaan bij zich te houden, en de haar aanbestorven heerlijkheid te regeren. Doch de Bisschop van Utrecht, niet kunnende gedogen, dat zijn geestelijk en wereldlijk regtsgebied zoo verregaande geschonden werd, viel met eenig krijgsvolk in Wijk bij Duurstede, bemagtigde de woning van Jan van Brederode, voerde de Non weder naar het klooster, en leverde haren man gevangen aan Jakob van Gaesbeeck, eenen neef hares vaders en na haar de naastgeregtigde op diens heerlijkheden.
Deze hield hem tot aan den dood van Johanna, den 10den Januarij 1411 voorgevallen, in hechtenis. Toen liet hij hem los, en bleef als naaste erfgenaam in het bezit van Abkoude en Wijk bij Duurstede. Jan van Brederode keerde evenwel niet naar het klooster terug, maar nam eerst deel in den oorlog tegen Willem van Arkel en daarna in dien, welke tusschen de Engelschen en de Franschen was uitgebarsten en voegde zich bij de laatstgemelden, doch sneuvelde, met vele Ridders en Grooten, in den veldslag welke, den 14den October 1415, bij Azincourt in Picardië, tusschen de beide legers geleverd werd.
Zie Goudhoeven, de Oude Chronycke van Holl., D. I. bl. 121; Vossius, Hist. Jaerboeken, bl. 553, 554, 558; van Leeuwen, Bat. Ill., bl. 887; v(an) H(eussen) en v(an) R(hijn), Kerk. Outh., D. IV. St. I. bl. 80; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. III. bl. 331, 339, 393; Burman, Utrechtsche Jaarb., D. I. bl. 86, 87, 130; Kok, Vaderl. Woordenb.; Naleez. op de Vaderl. Hist. van Wagenaar, D. I. bl. 200; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Biogr.