[Amelis van den Bouckhorst]
BOUCKHORST (Amelis van den), Heer van Wimmenum, zoon van den voorgaande, werd voor het eerst in 1642 als Ridder ter dagvaard beschreven, en geraakte spoedig in belangrijke bezendingen. In 1646 was hij Gedeputeerde te velde, toen Frederik Hendrik oog had op Antwerpen. Op last zijner meesters, openbaarde hij de geheime punten, omtrent de oefening van de Roomsche Kerkdienst, ontworpen. Hij maakte als Voorzitter der Staten-Generaal het besluit tot den vrede van Munster, met vijf stemmen op; de Voorzitter de Knuyt weigerde zulks, omdat Zeeland niet was bijgetreden. In 1653 werd hij met Pieter de Huybert naar Mechelen gezonden, ter regeling van eenige napunten van het tractaat van Munster.
Bij gelegenheid van het onthaal van Koning Karel II hier te Lande, was hij Voorzitter van Gecommitteerde Raden; aan hem vielen vele bemoeijingen in dezen ten deele. De Koning liet hem, ten blijke van genoegen over dit alles, een kostbaar Juweel aanbieden, dan hij had de edelmoedigheid het heusschelijk te weigeren. De Staten zich deze prijselijke daad zonderling doende welgevallen, maakte hiervan loffelijk gewag ten dienste en navolging der nakomelingschap.
Hij werd in 1643, wegens de Ridderschap van Holland tot Curator der Hoogeschool te Leiden benoemd en bekleedde die waardigheid met lof tot den 27sten September 1669, toen hij ongehuwd overleed.
Hij was het laatste manlijk oir van zijn oud geslacht, waarom zijn wapen bij hem in het graf werd gelegd.
Zie Aitzema, Saken van Staet en Oorl., D. III. bl. 798; van Leeuwen, Batt. Ill., bl. 882; van Hoogstraten en Bronërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb., B. bl. 346; Bijvoegs. en Aanm. op de Vaderl. Hist. van Wagenaar, D. XIII. bl. 20 en 21; Scheltema, Staatk. Nederl.