[Nikolaes van den Bouckhorst]
BOUCKHORST (Nikolaes van den) of van den Boekhorst, Heer van Noordwijk en Wimmenum, een zoon van Amelis van den Bouckhorst, Raadsheer in den Hoogen Raad en van Alyd van der Duyn, was in het jaar 1621 Lid der Staten Generaal geworden en behield die betrekking tot zijne dood, die in 1641 voorviel.
In 1621 werd hij met Adriaan Pauw, Pensionaris van Amsterdam, Adriaan Manmaker, Eersten Edele van Zeeland en Adriaan Ploos, Raad in den Hove van Utrecht, naar Frankrijk gezonden, om de vroegere vriendschaps-verbindtenissen met dat Rijk aangeknoopt, te vernieuwen. Den 24sten Junij verwierven zij eene verklaring van den Koning: ‘dat hij gezind was, het verbond van vriendschap met de Staten gemaakt, te onderhouden en hunnen onderzaten vrijen handel in zijn Rijk toe te laten, hetwelk hij zich van hunnen kant insgelijks beloofde.’
In 1624 weder naar Frankrijk gezonden zijnde, bewerkte hij met Adriaan Pauw en Hendrik van Essen Raad in den Hove van Gelder en Zutphen, het vermaarde Verbond van onderlinge bescherming. Als eerstbenoemde der Hollandsche Afgevaardigden ter Staten-Generaal, had hij vervolgens veel deel aan de onderhandelingen, die te 's Gravenhage plaats vonden, en hierdoor werd zijn naam dikwijls onder de Staatsstukken gezien. Hij was een der bekendste Staatkundigen van die tijden.