bij wien hij den veldtogt van 1689 bijwoonde. In het volgende jaar vergezelde hij Koning Willem op zijnen togt naar Ierland, en nam deel aan den veldtogt van 1691. Eenige jaren vroeger was hij reeds tot Schepen en Raad van Vlissingen aangesteld, en in 1686 wegens die stad Gecommitteerd in de Provinciale Rekenkamer van Zeeland, nemende het volgende jaar, wegens gemelde Provincie, zitting in de Generaliteits-Rekenkamer te 's Gravenhage. In 1692 werd hij Lid van de Raad van Staten, fungeerde in die hoedanigheid, wegens hun Hoog Mogenden van 1693 tot 1718, als Gedeputeerde te velde, en woonde tien veldtogten bij. In 1699 stelde men hem aan, tot extra-ordinaris Envoyé aan het Hof van Engeland, waar hij eenige jaren verbleef, waarna hij aan onderscheidene Duitsche Hoven die zelfde waardigheid bekleedde. In 1714, was hij een der Afgevaardigden van hun Hoog Mogenden op het Congres van Antwerpen, tot het sluiten van een Barrière-traktaat. Hij stierf te 's Gravenhage den 29sten April 1728 en had bij zijne echtgenoote, Geertruid van Welderen, tien zonen en vijf dochters verwekt, van welke hem drie zonen en drie dochters overleefd hebben. Onder de zonen was Jan van Borssele van der Hooge en Filips Jacob van Borssele, die beide volgen.
Zijne afbeelding naar het oorspronkelijke schilderij van Aart Schouman gegraveerd door Johannes Houbraken komt voor bij Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XVIII. bl. 46 en in de Atlas van Zeel. Amst. bij Is. Tirion.
Zie Luïscius, Algem. Hist. Woordenb., D. II. St. II. bl. 67; de la Rue, Staatk. en Heldh. Zeel., bl. 36 en 37; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. XV. bl. 312, D. XVIII. bl. 47; Kok, Vaderl. Woordenb.; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Scheltema, Staatk. Nederl., D. I. bl. 136 en 137, D. II. bl. 568; van Kampen, Vaderl. Karakterk., D. II. bl. 494 en 495.