gelukkig. Sonoy kon zich met hem niet wel verstaan, en zijn ontwerp ter versterking van Alkmaar ging traaglijk voort. De Prins, die zijn wijs beleid toonde, in het uitkiezen van vrienden en gunstelingen, bediende zich veel van Boisot. Hij zond hem naar Engeland, om aldaar, ten voordeele van Holland en Zeeland te handelen, en zorgde, dat hij onder de Gemagtigden behoorde, wien belast werd, eene nieuwe ordonnantie op het stuk van regering van Holland en Zeeland op te stellen, welke vervolgens ter Staatsvergadering goedgekeurd is, ook was Boisot een der Gemagtigden tot den vredehandel te Breda; doch men verzweeg in den lastbrief voorzigtiglijk dat hij en van Dorp Bevelhebbers van steden waren. Men had in 1575 aan de Spaansche zijde een ontwerp gesmeed, eenen togt door het water te doen, van Filipsland op Duiveland en Schouwen. Het schijnt dat men iets van dit stout voornemen ontdekt had; althans Boisot begaf zich reeds in Augustus naar Schouwen, waar zijne tegenwoordigheid bij het leger zoo noodzakelijk was, dat hij naar Walcheren niet kon oversteken. De Spaanschen waadden door het water, en kwamen gedeeltelijk op den oever van Oost-Duiveland. Zij, die naauwelijks uit het water ontkomen waren, geraakten in het vuur. Boisot, die den vijand wachtte aan den kant van Zijpe, en aldaar een klein fort had doen maken, was nu geplaatst met tien vaandelen krijgsknechten, achter den dijk, om den vijand te begroeten. Hier werd hij door een van zijn eigen volk, het zij bij ongeluk of uit moedwil, zoodanig in zijnen regterarm en oksel geschoten, dat hij terstond dood bleef. Men haalde hem echter uit het midden der vijanden, onder welken hij zich bevond, en bragt het lijk naar Walcheren. Doch dit verlies vervulde de Staatschen met schrik en verwarring, en gaf den Spanjaarden gelegenheid om hunne onderneming voort te zetten. De vrijheidminnaars
betreurden zijn dood; en het vaderland verloor een groot sieraad.
Zie Bor, Nederl. Oorl. B. VI. bl. 330 (449) B. VIII. bl. 123 (648); van Meteren, Nederl. Hist. D. II. bl. 169, 331; Velius en Centen, Beschr. van Hoorn, bl. 379; Strada, Hist. de la Guerre des P.B. Tom. II. pag. 236; Pers, d'Ontstelde Leeuw, bl. 302; Halma, Toon. der Vereen. Nederl.; Beaufort het Leven van Willem I. D. II. bl. 390, 496, 586, 587; van Goor, Besohr, van Breda bl. 143: Boomkamp, Alkmaer en desz. Gesohied. bl. 180; 199, 202, 203, 215, 333; Wagenaar, Vaderl. Geschied.; D. VI. bl. 439; D. VII. bl. 16, 29, 72; Bijv. en Aanm. op Wagenaar, D. VII, bl. 36; Korte Levens der Nederl. Vorsten enz. St. II. bl. 4 en 5; 's Gravesande Tweede eeuwged. der Middelb. Vrijheid, bl. 330-332, 337-344; te Water, Hist. van het verb der Edelen, St. II. bl. 248-255; Kok, Vaderl. Woordenb.; de Kanter, Chron van Zier., bl. 132, 136; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Collot d'Escury, Holland's Roem, D. II. A bl. 121; Biogr. Univers.; Arend, Algem. Geschied. des Vaderl., D. II, St. V, bl. 301, 343, 415, 428, 433 en 496; Swaluwe, de Daden der Zeeuwen, bl. 50, 86, 87.