van Utrecht, afgezonden ter Vergadering der Staten Generaal, en in 1627 uit dezen met en benevens Rochus van den Honert, Andries Bicker en Simon van Beaumont, naar het Noorden gezonden, om konde het zijn, zoo wel den vrede tusschen de Koningen te bevorderen en nieuwe overeenkomsten omtrent den Oosterschen handel te sluiten, als om vermindering der Sondsche Tollen te bedingen. Door ziekte wederhouden, heeft hij de beide anderen niet vergezeld, maar overleed reeds in het volgende jaar.
Zie Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh, D. I. bl. 601 en 603; Beekman, Besch. van Asperen, bl. 273 en 274; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XI. bl. 65; Schelte ma, Staatk. Nederl.; van Beaumont, Gedichten, met inl. en Aant. van J. Tideman, Inl. bl. X en Xl.