[Francijntje de Boer]
BOER (Francijntje de), eene dochter van Marten de Boer, Muzykant en Schrijver aan 's Lands Werf te Harlingen, en van Catharina Cramer, geboren te Harlingen, den 18den October 1784, had, van hare vroege jeugd af, veel lust tot oefening. Het leeren van lezen en schrijven was haar eene uitspanning, maar ook dat was het alles, wat zij op de school kon leeren, daar het hare ouders aan tijdelijk vermogen ontbrak, om de dertien kinderen, met welke zij gezegend waren, en van welke Francijntje op eene na de oudste was, beter onderwijs te doen geven. Francijntje genoot dit tot haar 9de of 10de jaar. Voorts naaijen en breiden geleerd hebbende, werd zij reeds in haar 13de jaar in eenige fatsoenlijke huizen als naaister en oppasster bij kinderen gebezigd, en tusschen haar 15de en 16de jaar ter verligting van het altoos talrijk gezin harer ouderen tot den dienstbaren stand bestemd. Daarin is zij gebleven tot op haar overlijden, den 7den Maart 1852, toen zij nog te Heerenveen als Huishoudster, bij den Heer S. Tuymelaar in betrekking was.
Reeds in haar 15de jaar ontwikkelde zich haar dichttalent, zoodat zij nu en dan een versje van weinige regels maakte. Met haar zestiende jaar werd zij vrijmoediger, en de toejuiching van hare huisgenooten, bij het maken van een verjaringvers, ontvlamde baren moed. Eene tweede onderneming even goed gelukkende, besloot zij zich nog verder te oefenen en deed zulks, ofschoon haar daartoe weinige oogenblikken en bijna geen afzondering overschoot. In de eerste jaren harer dienstbaarheid had zij weinig gelegenheid tot ontwikkeling van haar talent, omdat zij niemand had, aan wien zij hare proeve kon laten zien en beoordeelen. Doch toen zij in 1811 te Sneek kwam, vond zij daartoe alle gelegenheid. Van nu af legde zij zich dan ook meer op de beoefening der Dichtkunst toe, en leverde achtervolgens:
Dichtproeven. Haarl. 1815. gr. 8o.