Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Geurt Dirkszoon van Beuningen]BEUNINGEN (Geurt Dirkszoon van), vermoedelijk een neef van den voorgaande, geboren te Amsterdam, omstreeks 1570 was in het jaar 1602 reeds Schepen in zijne geboortestad en in 1627 Burgemeester. Zijne gematigdheid in zaken van Godsdienst, had hij al vroeger doen blijken, daardoor was de keus, op hem gevallen, te aangenamer bij hen, die de bitterheid der vervolging om geloofszaken afkeurden. In de jaren 1627 en 1628 toen het wankel stond, welke partij, in den Raad, de meerderheid zou hebben, waagde hij het tegen de raadgeving van zijnen gewonen Doctor ter vergadering te verschijnen; door zijne stem sloeg de evenaar tot de zijde der gematigden over. Toen zou Reinier Pauw gezegd hebben: ‘Het schijnt dat de dooden uit den grave opstaan, om mij tegen te zijn.’ Dit een en ander gaf aanleiding tot het vers van Vondel, ter gedachtenis van van BeuningenGa naar voetnoot(1). Hij was bij Aafje of Eva Appelman, vader van den beroemden, hier volgenden Koenraad van Beuningen en is in of na 1613 gestorven. Zie Scheltema, Staat. Nederl., D. I. bl. 99 en 100. |
|