en versiert. Op naauwelijks twintigjarigen ouderdom had Baumhauer zich reeds met de aardrijkskunde, talen en handelsbetrekkingen van Duitschland, Engeland, Frankrijk en Spanje bekend gemaakt en werd bekwaam geacht, om met eenen ouderen broeder, Jan von Baumhauer, de leiding der zaken van het handelhuis op zich te nemen.
In die betrekking kon Baumhauer al zeer spoedig gerangschikt worden onder de kundigste en meest kiesche kooplieden van ons vaderland. De mindere kieschheid van den man, die, gedurende de minderjarigheid van de Heeren Baumhauer, de zaken van het kantoor bestierd had, en die de weldaden van de achtenswaardige moeder en de familie met den grootsten ondank beloonde, door zich de kennis der relatiën, ressources en correspondentiën van het huis ten nutte te maken en die tot zich te trekken toen hij voor eigen rekening begon handel te drijven, was een der eerste oorzaken van de verminderde welvaart van het huis Goddart Cappel en zonen. De algemeene rampen die daarna den handel van Amsterdam troffen en meer bijzonder de noodlottige politieke omstandigheden van Spanje, bragten dit zoo lang gevestigde huis in de grootste verlegenheid, en noodzaakte de gebroeders Baumhauer hunne handelszaken te laten varen In dit zoo critiek en ongelukkig oogenblik gaven beide broeders weder een treffend bewijs van oudvaderlijke deugd en kieschheid, door hunnen laatsten penning uit te geven tot nakoming van hunne verbindtenissen en alzoo de eer en naam van het oude huis Goddart Cappel en zonen onbevlekt te bewaren, en niet aan de schande van een failliet bloot te geven.
De jongste der twee broeders was zoo weinig door zijne onverdiende ongelukken ter nedergedrukt en gevoelde zich zoo zeer in staat, om toegerust met zijne grondige algemeene handelskennis, de geledene rampen te boven te komen, dat hij, zijne vaderstad, vaderland en vrienden verlatende, zich welgemoed naar Engeland en van daar naar Amerika en West-Indië inscheepte, in de hoop van in een ander werelddeel weder voordeelige handelsbetrekkingen te kunnen aanknoopen. Dan ook daar was nieuwe onvoorziene toleurstelling het harde en onverdiende lot van den waardigen man.
Tijdens de wedergeboorte en emancipatie van ons Vaderland derwaarts teruggekeerd, scheepte Baumhauer, die tot Oostindisch ambtenaar van de derde klasse was aangesteld, zich den 28sten December 1814 op den Arinus Marinus in, doch leed daarmede in eenen Noordwestelijken storm schipbreuk op de Hollandsche kust, waar schip en lading verloren gingen, doch de bemanning en passagiers na het uitstaan van vele levensgevaren gered werden. In October 1815 weder de reis naar Java andermaal ondernomen hebbende, kwam hij aldaar in Maart 1816 aan.
Nog vóór dat de kolonie, in Augustus van dat jaar, uit Engelsche in Nederlandsche handen was overgegaan, werd Baumhauer door Commissarissen-Generaal in Finantiëele Commissiën gebruikt.