Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Claude la Barlotte]BARLOTTE (Claude la), ook wel verkeerdelijk la Boublotte gespeld, een Lotharinger, was eerst een wondheeler, doch als zoodanig de gunst gewonnen hebbende van Graaf Karel van Mansfeld, trad hij onder diens leiding in de krijgsdienst, en weldra deed zijn aan vermetelheid grenzende moed hem in aanzien stijgen. In 1586 vinden wij hem het eerst als Hopman bij Parma's leger voor Nuis. In 1591 werd hij Kolonel van het Regiment van den voor Knodsenburg gesneuvelden Graaf Octavio van Mansfeld. Sedert treffen wij hem bij alle veldtogten aan. In Maart 1593 werd hij voor Noyon gewond. Dat hij een wakker Veldoverste was, wien het aan moed noch beleid ontbrak, toonde hij in 1595 in het beleg van Kamerijk, waar hij zich van de buitenwerken meester maakte. In het volgende jaar, toen de Aartshertog voornemens was Hulst te belegeren, werd la Barlotte met eenige manschap afgezonden, om ware het mogelijk, den Graaf van Solms, die door Prins Maurits met eene magtige bezetting daar binnen gelaten was, te verrassen. Onder begunstiging van de duisternis der nacht, gelukte het hem, in het begin van Julij, over de vaart te geraken, terwijl het Staatsche volk zeer onachtzaam wacht hield. Voorts vermeesterde hij eenige hoogten en dijkjes omtrent de stad, en maakte daardoor den aanvang van het beleg voor den Aartshertog zeer voorspoedig, waarvan het gevolg minder voordeelig was. La Barlotte werd echter later gekwetst, en moest om hersteld te worden, het leger verlaten. Toen in 1598 de Admiraal van Arragon zijnen optogt langs den Rijn wilde ondernemen, werd La Barlotte vooruit gezonden, hij noodzaakte al de schippers die bij aantrof, hunne vaartuigen tusschen Bon en Keulen bijeen te brengen. Hiermede zet hij zijn volk over den Rijn, verzekert zich van de wederzijdsche oevers, jaagt, met behulp van twee veldstukjes, de Staatsche uitleggers den stroom af, tot aan Rijnberk, en voldoet aldus aan den hem opgedragen last. Niet minder nadeel deed hij in het volgende jaar, met den inval in den Bommelerwaard, waardoor hij Prins Maurits veel werk verschafte om hem daar weder vandaan te drijven. Onder alle de voordeelen, welke den vijand behaalde, was wel het voornaamste, dat zij Maurits, zoo voor Zalt-Bommel als in den Tielerwaard en elders afmatteden en Mendoza gelegenheid kreeg tot het stichten van den St. Andries-schans, ook scheelde het slechts weinig, of het zou Barlotte mede gelukt zijn, Woudrichem te verrassen, doch een weinig te lang toevende met zich te beraden, werd hij in het loopen naar de poort, slechts een oogenblik voorkomen door een | |
[pagina 138]
| |
der burgers, die door den torenwachter gewekt was en de stad in beweging bragt. La Barlotte had meer dan 1500 man bij zich, gedeeltelijk als hoeren gekleed, en van korte roers en opstekers voorzienGa naar voetnoot(1). Toen vóór den slag bij Nieuwpoort, in 1600, de Aartshertog zijne officieren raadpleegde, of men al dan niet slag zou leveren, verdedigde La Barlotte naar zijne gewoonte met hevigheid het eerstgemelde gevoelen tegen Zapena en anderen. In dezen slag werd hij licht gewond. Gedurende het daaropvolgende beleg van Nieuwpoort door de Staatsche troepen, wist hij de bezetting met 2000 man te versterken, doch kort daarna werd hij voor de Isabelle-schans, bij Ostende, dood geschoten, en door zijne dood de Staat van een moedig bestrijder verlost.
Zie E. van Reyd, Hist. der Nederl. Oorl., bl. 433; Bor, Nederl. Oorlogh., B. XXXIII. bl. 213 (39) en 222 (47), B. XXXVII. bl. 653 (45); Strada, Hist. de la Guerre des Pays-Bas, Tom. III. p. 189; de Groot, Nederl. Hist., bl. 242 en volg.; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. VIII. bl. 432, D. IX. bl. 48, 51 en 88; van Heurn, Hist. van 's Hertogenbosch; D. II. 229; Kok, Vaderl. Woordenb.; Chalmot, Biogr. Woordenb.; (Schuller tot Peursum,) Krijgsbev. bij Nieuwpoort, bl. 111-113. |
|