Hij zond achtervolgens zijnen wettigen zoon Adelbolt en zijnen natuurlijken zoon Titus Bojocalis naar Rome, waar zij beide eene geruime tijd aan het hof van Keizer Antoninus Pius doorbragten. Bij zijn overlijden, dat, naar men wil, in het jaar 173 plaats had, liet hij, behalve de beide reeds genoemde zonen, die achtereenvolgende zijne opvolgers waren, er nog twee na, namelijk, Richold, die eenen zoon Ubbo naliet, welke na Titus Bojocalis Hertog van Friesland werd, en Radboud, die zich in Westfriesland nederzette, waar men wil, dat hij een koningrijk stichtte.
Zie Occo Scharlensis, Chronijk van Friesl.; V(an) H(eussen) en V(an R(hijn): Kerkel. Oudh. D. V. st. II. bl. 277; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist Woord.; Kok, Vaderl. Woordenb.; Chalmot, Biogr. Woordenb; Fockema, Schetsen van de Fries. Geschied.; D. I. bl. 34, 35 en 409.