Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 1
(1852)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Rudolphus Artopaeus]ARTOPAEUS (Rudolphus), geboren te Emden, werd in 1594 van Bingum in Oost-Friesland naar Appingedam beroepen, van waar hij op het einde van 1595 of in het begin van 1596 naar Delfzijl vertrok. Over dit vertrek en zijn achterstallige traktement ontstond verschil tusschen hem en de gemeente van Appingedam, hetwelk den 11 November 1596 door tusschenkomst van twee Predikanten werd bijgelegd. Van Delfzijl ging hij vóór 1600 over tot de gemeente van Francker, van waar hij in 1609 naar Amsterdam | |
[pagina 402]
| |
werd beroepen doch vruchteloos. Later werd hij tot Hoogleeraar te Franeker beroepen, doch is dit niet geworden. Hij schijnt aldaar in 1618 te zijn afgezet. Volgens VriemoetGa naar voetnoot(1) en BrucherusGa naar voetnoot(2) zou hij van Franeker weder naar Delfzijl zijn teruggekeerd en eindelijk ook te Dockum gestaan hebben, waar hij in 1642 overleed. Columba en DrensGa naar voetnoot(3) noemen den Predikant, die in de gemelde jaren te Delfzijl gestaan heeft, Syds Buwes Artopaeus, doch te onregte. Hij wordt in de Classicale en Synodale acten steeds Rudolphus Artopaeus genoemd, en zoo onderteekende hij zich ook. Eene edele trek van het zachtmoedig karakter van Rudophus Artopaeus vindt men in eenen brief door hem in het Latijn aan Johannes Uytenbogaert geschreven en door dezen laatste in zijne Kerckeliiche Historie bij uittreksel medegedeeld. In dezen brief gaf hij dertien punten op, welke men tot bezwaring van Arminius en Uytenbogaert uitstrooide, en verzocht dezen laatste hem te melden wat daarvan waar was, ten einde in de gelegenheid te zijn, om zijnen naam en die van Arminius, welke hij beide als pilaren der kerk had geëerd, te kunnen verdedigen. Zie, behalve de reeds aangehaalde schrijvers, Uytenbogaert Kerckeliiche Historie bl. 403-405; Greydanus, Naaml. der Predik. in de klasse van Franeker bl. 28 en 29. |
|