[Dominicus van Arum]
ARUM (Dominicus van) Dominicus of Arumaeus, een Friesch Edelman, geboren te Leeuwarden in 1579, legde zich vroeglijdig op de Regtsgeleerdheid toe. Na zich met vlijt te Franeker, te Oxfort en te Rostok geoefend te hebben, begaf hij zich in 1599 naar Jena, waar hij in 1605 tot Hoogleeraar in de regten werd aangesteld, en den 24 Februarij 1637 overleed. Hij maakte vooral tot het onderwerp zijner studiën het Romeinsche regt, en was een der eersten, die daarover in Duitschland onderwijs hebben gegeven.
Zijne werken zijn:
Commentarius methodicus de mora.
Exercitationes Justinianae ad Instituta Juris civilis.
Disputationes ad praecipuas Pandectarum et Codicis leges; ad consuetudines feudales, ad L. II. 6. de rescindenda venditione.
Discursus academici de jure publico, Jena 1617-1623. 8 vol. 4o.
Discursus academici ad auream bullam Caroli IV, Jena 1617. 4o.
Commentarius de comitiis Romanum German. imp., Jena 1630-1635 et 1650. 3 vol. 4o.
Zie van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; Biogr. Nation.; Biogr. Univ.; G. de Wal, de Clar. Jurisc. Fris.