Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 1
(1852)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Jan of Johannes Arntzenius]ARNTZENIUS (Jan of Johannes), geboren te Wezel in het jaar 1702, had tot vader Henricus Arntzenius, eerst Rector en Schoolvoogd te Wezel, vervolgens te Arnhem, en laatstelijk te Utrecht, alwaar hij in 1728 is overleden. Jan Arntzenius, legde zich met veel naarstigheid zoowel op het beoefenen van de talen en fraaije wetenschappen als van de regtsgeleerdheid toe, aan de Hoogeschool te Utrecht van 1718 tot 1725, onder de Hoogleeraren Arnold van Drakenborch en Karel Andreas Duker, en vervolgens nog twee jaren te Leyden, onder Petrus Burman, Sigebert Haverkamp en meer andere mannen. Nog had hij zijne studiën niet voleindigd toen de Regering van Nijmegen, op den roep die van zijne geleerdheid uitging, hem tot Rector der Latijnsche scholen aldaar beriep. Vóór dat hij zijne bediening aanvaardde, werd hij den 1 Julij 1726, na het verdedigen eener verhandeling over het huwelijk tusschen broeder en zusterGa naar voetnoot(1), tot Doctor in de beide regten bevorderd. Den 9 Maart | |
[pagina 394]
| |
1728, verkreeg hij de waardigheid van Hoogleeraar in de Geschiedkunde en Welsprekenheid, aan het Gymnasium te Nijmegen, en in 1742 werd hij tot Hoogleeraar in de Geschiedenis en Welsprekendheid te Franeker benoemd, waarbij nog den titel van Professor in de Dichtkunst werd gevoegd. In zijne laatste jaren sleet hij een sukkelend leven, en overleed in 1759, nalatende één zoon, den hiervoor reeds vermelde Mr. Hendrik Jan Artzenius, en twee dochters. Deze achtenswaardige geleerde heeft de volgende werken nagelaten: Dissertationes binae: de Colore et tinctura Comarum et de Civitate Romana Apostoli Pauli, Traj. Rhen. 1725. 8o. Oratio de delectu scriptorum, qui juventuti in scholis praelegendi sunt, eorumque expositione. Nim. 1726. 4o. Oratio de Caussis corruptae eloquentiae, Nim. 1728. 4o. Poematae et Orationes tres, curante Henr. Joanne Arntzenii, Leov. 1762. 8o. Ook bewerkte hij een uitgave van Aurelius Victor, Amst. 1733. 4o; eene uitgave van den Panegyrious van Trajanus door Plinius Secundus, Amst. 1738. 4o; eene uitgave van den Panegyricus van Pacatus Drepanius, Amst. 1653. 4o. en eenen herdruk van de Semestria van Faur de St. Jorny, Fran. 1757. in fol. Zie Vriemoet, Athen. Frisiac, p. 846 en 847; Saxe, Onomast. Liter. pars VI. p. 287; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Hofman Peerlkamp, de Poëtis. Latin. Neerl. p. 497 et 498; Biogr. Nation.; van Kampen, Geschied. der Nederl. Lett. en Wetensch. D. III. bl. 169; Biogr. Univ.; Bouman, Gesohied. der Gelders. Hooges. D. II. bl. 134 noot. |
|