[Adriaan van Almonde]
ALMONDE (Adriaan van) werd, door den roem van zijne bekwaamheid, tot Pensionaris van Brielle benoemd, en was later een voornaam lid van de vergadering der Staten van Holland. Toen in 1654, eene commissie naar Engeland werd gezonden, ter vereffening der geschillen over Oost-Indische en andere zaken en tevens om over de netelige zaak van Amboina te handelen, werd Almonde derwaarts afgevaardigd in plaats van Pieter Vogel, Pensionaris van Amsterdam, die zich daarvan verschoond had, uithoofde van zijne onkunde in de Engelsche taal. Uit Engeland teruggekomen, deed hij met zijnen medecommissaris Christiaan Rodenburgh, lid der geëligeerden van Utrecht den 29 September van het zelfde jaar, uitvoerig verslag van hunne welgeslaagde verrigtingen. Na in 1655 tot Raad in den Hove van Holland te zijn aangesteld, werd hij in 1658 tot Raad van Indiën benoemd, met behoud van zijnen rang in het Hof, doch overleed in 1659 op zijne reis naar Batavia.
Zie Aitsema Saeken van Staet en Oorlogh D. III. bl. 917, 1069 en 1085; Scheltema, Staatk. Nederl.