van de krijgszaken naar Vlaanderen; vermoedelijk heeft hij nog meerdere zendingen bekleed. Hij overleed den 16 September 1604, den roem nalatende van door de voortreffelijkste gaven van ligchaam en geest te hebben uitgemunt. Bij zijne tweede echtgenoote, Gepke Beninga tot Grimersum, liet hij eenen zoon na, Snelger genaamd, die zich in Oost-Friesland vestigde.
Zie Brucherus, Gesch. van de Kerkherv. in de prov. Gron., bl. 267; Scheltema, Staatk. Nederl., D. II. bl. 528-529.