[Ado]
ADO, de grootvader van St. Ludgerus, was een bijzonder godvreezend mensch, die ten tijde van Radboud, Koning van Friesland, leefde. Hij wendde alle middelen aan, om zijn vaderland van dien dwingeland te verlossen; daar echter deze toeleg ontdekt werd, liep hij gevaar om door Radboud vermoord te worden. Ten einde dit te ontwijken, vlugtte hij met zijne huisvrouw Adelharda en eenen zoon, Notgrinus genaamd, naar Frankrijk. Zij werden aldaar zeer heusch ontvangen door Grimoald, eenen der zonen van Pepijn, namen er het Christengeloof aan, en lieten zich doopen. Ado bleef aan het Frankische hof, tot hij, na het overlijden van Radboud, in zijn vaderland terugkeerde. Ter belooning van zijne goede diensten, beschonk hem Karel Martel met eenige landen in den omtrek van Utrecht.
Zie Luiscius, Algemeen Historisch, Geographisch en Genealogisch Woordenboek; Kok, Vaderl. Woord.; Chalmot, Biogr. Woord.