[Jan l' Admiral]
ADMIRAL (Jan l'), de oudere broeder van den voorgaande, was geboren in 1698, en had de zelfde lotgevallen als zijn broeder, hij beoefende het zelfde kunstvak tot op hunne komst te Amsterdam, waar Jan eerst een bestaan zocht in het schilderen van miniatuur-portretten en het graveren, zoo als hij dan ook, in 1759 of daaromtrent, begonnen is de portretten, in de door Jacob de Jongh bezorgde uitgave van van Manders leven der schilders, te teekenen en te etsen. In dit vak slaagde hij echter zoo goed niet als in het vervaardigen zoo van ontleedkundige platen, als van prentteekeningen, met kleuren gedrukt, waarvan hij, in 1736 en vervolgens, uitstekende proeven leverde in de werken van de Hoogleeraren Albinus en Ruysch, welke prentteekeningen inderdaad fraai gekleurde teekeningen schijnen. Hij overleeed te Amsterdam den 2 Junij 1773, eenen zoon nalatende, insgelijks Jan genaamd, die mede de schilderkunst beoefende, doch van wien ons niets naders bekend is. Het portret van den vader, door hem zelve geschilderd en in het koper gebragt, gaat in prent uit.
Zie van Eynden en van der Willigen, Gesch. der Vad. Schilderk., D. II. bl. 111 en 112; Immerzeel, Leven en werken der Schilders, enz., D. II. bl. 147.