[Adelbert]
ADELBERT, een Frank, werd door Bonifacius, den tweeden Bisschop van Utrecht, van zijn Priesterambt afgezet, omdat hij beweerde, dat men den Apostelen en Martelaren geene kerken behoorde toe te wijden. Hij rigtte ondertusschen kruisjes en bedehuisjes op langs de beken en in de velden en waar hij het slechts goed vond, en hield daar godsdienstige bijeenkomsten, in plaats van in de gewone vergaderplaatsen. Hij gedoogde niet, dat iemand zijne zonde voor hem beleed. Zelfs vindt men getuigd, dat hij zou voorgegeven hebben, elks zonden te kennen, die hij zonder dat ze hem beleden werden, zou hebben vergeven. Ook zegt men, dat hij zich den naam van Apostel gaf. Ten laatste geraakte hij in de gevangenis te Fulda, alwaar hij is overleden. Hij stond zeer diep in de gunst des gemeenen volks, want zoodra was hij niet gevat, of de gemeente riep dat men haar eenen Apostel, eenen voorstander, eenen voorbidder, eenen wonderwerker ontrukt had.
Zie Wagenaar, Vaderl. Historie, D. I. bl. 392 en 393; Kok, Vaderl. Woord.; Chalmot, Biogr. Woord.