der Doopsgezinden, ten einde met de Leeraars over het geloof te twisten, doch geen hunner stond hem te woord, tot dat Pieter van Ceulen zich hiertoe aanbood. Nu had een groot en belangrijk geloofsgediug tusschen Acronius en van Ceulen in de Galileerkerk te Leeuwarden plaats, hetwelk den 16 Augustus 1596 begon en den 17 November van dat jaar eindigde, wordende er dagelijks gedurende twee uren des voor- en even zooveel des namiddags, in 155 zittingen, geredetwist. De afloop echter was niet anders dan men wel verwachten kon, dat namelijk de partijen wederzijds bij hunne gevoelens bleven. Bij de droevige verdeeldheden tusschen de Remonstranten en Contra-Remonstranten, en de daardoor te weeg gebragte scheuring in de Kerk en den Staat, heeft Acronius zich mede als een ijverig aanhanger en voorstander der Contra-Remonstranten doen kennen. In 1608 uit Schiedam afgevaardigd als Lid van de Zuid-Hollandsche Synode, te Dordrecht vergaderd, verdedigde hij met grooten ijver en veel hevigheid de regtzinnigheid der kerkelijke leer tegen zekeren Franciscus Lansberge, afgevaardigde van de Classis van Rotterdam. Hij was mede een der vier Predikanten door Gomarus gekozen, om hem te ondersteunen in zijne leerstellingen tegen Arminius en zijne medehelpers te verdedigen op de daartoe, ingevolge den last der Staten van Holland, op den 20 Augustus 1609, te 's Hage, gehoudene bijeenkomst. Naauwelijks schreef Johannes Uytenbogaert in Februarij 1610 zijn Traktaet van 't Ambt ende authoriteyt eener hoogher Christelicker overheyt in kerckelicke saeken, of Acronius schreef er een boek tegen, en toen in het vervolg de aanhangers van Arminius in Junij van dat zelfde jaar eene remonstrantie aan de Staten van Holland hadden ingeleverd, gaven de zes Gedeputeerden
der kerk een tegenvertoog over, dat Acronius het eerst onderteekende, en hij verscheen weder in de Haagsche conferentie, die in tegenwoordigheid der Staten van den Lande, den 11 Maart 1611 en volgende dagen, gehouden werd. Hij overleed vermoedelijk in 1612 en heeft, behalve onderscheidene geschriften, bepaaldelijk gerigt tegen de handelingen en leerstellingen van Johannes Uytenbogaert, de navolgende Godgeleerde werken in het licht gegeven:
Seer grondighe en welghefondeerde onderregtinge over het onderholt van de dienaren der waren ghemeynten Christi, Fran. 1590.
Enarrationes Catecheticae, quibus quaestiones et responsiones Catechesis Ecclesiarum Belgicarum et Palatinatus methodice, compendio se et dilucide explicantur, ac brevis sed integra purioris Doctrinae hypotyposis continetur. Scied. 1606. in 4to.
Handeling van het gesprek met Pieter van Ceulen, Mennist leeraar, wegens de Wederdoopers. 4to.
Onderwyzinge over de Christelyke Catechismus. Schiedam 1608. 4to.
Arminius toonde, zoo in het geloofs-geding met Pieter van Ceulen, als later in de twisten tusschen de Remonstranten en