woord voerde. Dit had ten gevolge, dat hij, na de omwenteling op het laatst van dat jaar, gevonden werd op de lijst der personen, die volgens de begeerte der Prinses, hunne posten moesten verlaten. Hij achtte het zelfs voorzigtig het land te ruimen en begaf zich, met een paspoort van den Hertog van Brunswijk, naar Brussel en voorts naar Parijs, waar hij bankier werd. Tijdens zijn verblijf te Parijs, in de zaak van den Markies de Favras, die van hoog verraad beschuldigd was, als getuigen geroepen, verklaarde Abbema, dat hij, toen de Favras hem met zijne ontwerpen had bekend gemaakt, gezegd had: ‘Uwe zaak is een stuk in drie bedrijven, waarvan het eerste is gespeeld in Braband, het tweede in Holland en het derde wordt gespeeld te Parijs, maar ik wil er even min eene rol in vervullen als er de kosten van dragen.’
Na zijn vertrek uit Holland, volgde een vonnis van de Regering van Amsterdam, waarbij hij, als beschuldigd van onderscheidene oproerige daden, en wel bijzonder van het bevel gegeven te hebben, om, ter verdediging van de stad den zeedijk door te steken, ‘ten eeuwigen dage uit den Lande van Holland en Westfriesland gebannen werd, onverminderd zoodanige andere straf als Hun Ed. Achtb. indien hij ten eenigen tijde in handen der justitie mogt geraken zouden oordeelen te behooren.’ Na de omwenteling van 1795 naar het Vaderland terug gekeerd, werd hij aangesteld tot gevolmagtigd Minister van den Staat te Hamburg. Hij stierf te Amsterdam den 25 September 1805, en was getrouwd met Anna Elisabeth van Marselis, uit welk huwelijk vier kinderen geboren werden.
Zie Vaderl. Hist. ten vervolge op Wagenaar, Dl. XVII. bl. 177-196, 289., Dl. XXI. bl. 29, 32.; Dl. XXX. bl. 106; Biographie Nationale vergeleken met de familiepapieren.