Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 22
(2008)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| ||||
Soms moet je je engageren, anders ben je een lor
| ||||
[pagina 10]
| ||||
Van de Vendel startte de Slahs-reeks zelf, begin 2008, met het verschijnen van De Gelukvinder, een omvangrijke jongerenroman die hij schreef op basis van de ervaringen van Anoush Elman (beide namen staan even groot op het omslag afgedrukt). Hoofdpersoon is Hamayun - voor wie Anoush dus de belangrijkste levensfeiten leverde - een zeventienjarige asielzoeker uit Afghanistan, die zes jaar geleden met zijn familie Kabul ontvluchtte voor het steeds meer om zich heen grijpende religieus-fundamentalistische en gewelddadige regime van de Taliban. Via Iran en Kazachstan, en met hulp van zogenoemde ‘bottendragers’, mensensmokkelaars die vluchtelingen een tijdlang begeleiden en hen dan als een bot laten vallen, komen ze uiteindelijk in Nederland aan, waar Hamayuns broer, die Afghanistan eerder verliet, al enkele jaren verblijft. De eerste helft van het boek concentreert zich op de jeugdjaren van Hamayun en de vlucht naar ons land, - het tweede deel gaat over zijn belevenissen in verschillende opvangcentra, thuis en op school, en het jarenlange juridische gevecht voor een permanente verblijfsvergunning. ‘Dit boek moest er nodig komen’, schreef Bas Maliepaard in Trouw (Maliepaard, 2008) en hij geeft kort en krachtig aan dat De Gelukvinder niet gezien moet worden als een soort journalistiek verslag van een bepaalde realiteit, maar als een ‘onthutsende roman’ waarbij Van de Vendel ‘meer dan alle krantenberichten bij elkaar, niet alleen een gezicht aan “de asielzoeker” (geeft), maar ook een hart. En daar word je stil van’. Andere recensies zijn even lovend. ‘De Gelukvinder is door zijn rijkdom en rijpheid het beste prozawerk van Van de Vendel’, aldus Karel Berkhout in NRC Handelsblad. ‘Bovendien is (hij) met glans geslaagd voor zijn zelf gestelde opdracht om de urgentie van de Nederlandse jeugdliteratuur te vergroten.’ (Berkhout, 2008) En Mirjam Noorduijn besluit haar bespreking in De Groene Amsterdammer met: ‘Van de Vendel en Elman vertellen een rijk, allesomvattend verhaal dat de actuele werkelijkheid in al haar complexiteit op indrukwekkende wijze weerspiegelt. Wat een geluk dat engagement weer mag.’ (Noorduijn, 2008) | ||||
Cultuurpolitiek relativismeMet die laatste opmerking raakt Noorduijn een belangrijk punt, want het is inderdaad zo dat in kinder- en jeugdboeken, en zeker de met het predikaat literair getooide, het sociaal en politiek engagement lange tijd tot een soort taboe is verklaard. Dat heeft waarschijnlijk alles te maken met de reactie op het verschijnsel van het zogenoemde probleemboek, in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, waarin allerlei actuele zaken - van echtscheiding, kindermishandeling en zelfmoord tot armoede, milieuverontreiniging en oorlog - werden ‘behandeld’. Dat gebeurde nogal recept- en educatiefachtig en zonder veel | ||||
[pagina 11]
| ||||
aandacht voor de literaire vormgeving, met als gevolg dat taal, stijl, psychologie en constructie onder de nadrukkelijke aandacht voor (de overdacht van) de inhoud werden platgedrukt tot eendimensionale sjablonen. Overigens wil het niet zeggen dat, toen er sinds de jaren tachtig meer aandacht kwam voor de literaire kant van de jeugdliteratuur, het typische probleemboek zou zijn verdwenen, zeker niet. Het leeft nog altijd voort (ook in serie-vorm) en er zijn veel Nederlandstalige auteurs (Carry Slee, Elle van den Bogaart, Joost Heyink, Hetty van Aar, et cetera) die felrealistische verhalen produceren met de nadruk op sociale thema's, die als spannend, toegankelijk en vooral ook ‘echt gebeurd’ worden gepresenteerd. Daarnaast verschijnen er gelukkig ook jeugdromans die maatschappelijk gevoelige onderwerpen evenmin schuwen, maar wel degelijk literair zeer de moeite waard zijn, zoals het werk van Anne Provoost (Vallen), Cynthia Voigt (De Tillerman-reeks), Kevin Brooks (Candy, Lucas), Peter Pohl (We noemen hem Anna) of Karlijn Stoffels (Stiefland, Een-nul voor de autisten) en anderen laat zien. Toch heeft Noorduijn in dezelfde recensie wel degelijk gelijk met haar opmerking dat ‘veel auteurs last (kregen) van moraalangst en de esthetische functie van het kinderboek steeds meer terrein won. Maar het hoogtij van de literaire egodocumenten lijkt stilaan voorbij. Boeken als Lieneke Dijkzeuls Aan de bal (2004), over voetbalscouts in arm Afrika, De ogen van de Condor (2006) van Lydia Rood - over de Columbiaanse burgeroorlog - en het onlangs met de Woutertje Pieterse Prijs bekroonde Verkocht van Hans Hagen over kinderslavernij in Dubai bewijzen dat het weer mag: schrijven over de grote boze buitenwereld.’ Wat hierbij zeker een rol lijkt te spelen is, sinds halverwege de jaren negentig, de tanende invloed van het zogenoemde cultuurpolitieke relativisme, - een gevolg van (post)moderne opvattingen over het verdwijnen van grote politiekideologische en religieuze richtinggevende systemen en ‘verhalen’. Daarbij zouden zaken als persoonlijke en maatschappelijke overtuiging, idealisme, solidariteit en engagement minder belangrijk en soms zelfs verdacht zijn. Maar vooral na de val van de Berlijnse Muur, in 1989, en zeker na nine-eleven in 2001, is er een heel andere situatie ontstaan. Het zijn nieuwe ingrijpende, maatschappelijke ontwikkelingen die onze wereld diepgaand verontrusten - terrorisme, oorlog, migratie, milieuverwoesting, armoede - waardoor een nieuwe generatie auteurs | ||||
[pagina 12]
| ||||
(en lezers) zich afwendt, niet alleen van het als heilloos ervaren politieke relativisme, maar ook van het extreme individualisme, de solipsistische navelstaarderij en het steriele estheticisme die in bepaalde sectoren van de moderne literatuur nog altijd druk worden beoefend. Jonge Amerikaanse auteurs - Jonathan Frantzen, Dave Eggers, Michael Cunningham, Jonathan Safran Foer om slechts enkele voorbeelden te noemen - verbinden in hun spraakmakende fictie grote en kleine verhalen met elkaar, eenzelfde beweging die zich overigens ook vanuit de (literaire) non-fictie voltrekt, en de discussies die zij oproepen beïnvloedt langzaam maar zeker ook de agenda van de internationale jeugdliteratuur. In die zin is de Slash-reeks geen toevallig en uniek initiatief, maar dat wordt ook niet gepretendeerd. Wat wel nieuw is, is de nadruk op de samenwerking tussen een auteur en een jongere, die zijn of haar levenservaringen vertelt, die door de eerste wordt opgetekend. Het is de bedoeling dat zo een reeks ontstaat waarin de actuele leef- en belevingswereld van jonge mensen centraal staat, die niet alleen opvalt door cruciale ervaringsfeiten, maar vooral ook door de wijze waarop ze wordt verteld. Belangrijk concentratiepunt in de reeks is de verbondenheid van feit en fictie: realiteit en fantasie, werkelijkheid en verbeelding krijgen de kans op een grensoverschrijdende manier met elkaar kennis te maken. Met als overkoepelend motto: alles is ‘waar gebeurd’ maar hoeft niet noodzakelijkerwijs exact zo te hebben plaats gevonden. Het gaat om auto-fictioneel proza, als van een literaire ‘ghostwriter’ die de ervaring van een ander omzet tot een eigen, persoonlijk verhaal. Genoeg aanleiding om schrijver-initiatiefnemer Van de Vendel enkele vragen voor te leggen, niet alleen over de achtergronden van de Slash-reeks, maar ook over zijn aangrijpende boek De Gelukvinder.
Zou je iets kunnen vertellen over de motivatie om de Slash-reeks te starten, welke innerlijke overtuiging ligt eraan ten grondslag?
Toen ik over de Annie M.G. Schmidt-lezing nadacht, wilde ik in elk geval één zaak duidelijk maken: dat voor mij de scheiding tussen mensen onder de achttien en mensen boven de achttien een kunstmatige is. Ik geloof niet dat er een fundamenteel verschil is in het beleven van emoties op verschillende leeftijden. Dat betekent dat er volgens mij aan een verliefdheid op je dertiende eenzelfde gevoel ten grondslag ligt als aan een verliefdheid op je tachtigste. Met dit verschil dat die eerste verliefdheid waarschijnlijk ook echt de eerste is. Temporele verschillen, die bestaan. Veel van wat wij als volwassenen beleven, gebeurt voor de tweede, derde of zesde keer, of in elk geval hebben we door erover te lezen | ||||
[pagina 13]
| ||||
en praten meer ‘wapening’ tegen de gevolgen van wat we meemaken. Maar omdat de kiem toch hetzelfde is, lijken wij volwassenen meer op jonge mensen dan we denken, en zouden we hen dus ook moeten kunnen begrijpen, - als we tenminste goed naar hen kijken en luisteren. Met dit in het achterhoofd zocht ik naar het waarom van ons beroep. Waarom schrijven we voor kinderen of jong volwassenen? Blijkbaar omdat we verwantschap voelen. Blijkbaar hebben kinderboekenschrijvers een beter oog voor die alom bestaande verwantschap tussen onder en boven de achttien. En blijkbaar hebben we een grote voorkeur voor het verwoorden van gevoelens en gebeurtenissen bij al die ‘eerste keren’ van jonge mensen. Ik geloof ook dat we daarin een taak hebben. Namelijk: om die grens tussen oudere en jonge mensen zo goed mogelijk weg te moffelen. Als er iemand duidelijk kan maken dat wat jong en oud meemaakt uit dezelfde bron stamt, dan zijn het wel volwassen kunstenaars - zij die immers door het schrijven van een boek, of het maken van een toneelstuk of een film, een ander naar binnenin het hoofd van een kind kunnen meenemen. Omdat we die verantwoordelijkheid hebben, geloof ik ook dat we solidair moeten zijn met jonge mensen. Wij zijn er voor onszelf - zoals schrijven een uitdrukking van de schrijver zelf is - maar we zijn er daarnaast voor hen, onze jeugdboeken gaan niet alleen óver jonge mensen, maar ze zijn vóór jonge mensen - hoewel volwassenen ze ook mogen lezen, graag zelfs. En dus geloof ik dat er enige grond is om te beweren dat het goed zou zijn als wij - kinderboekenschrijvers dus - ons qua ‘research’ voor onze boeken niet alleen beperken tot onze eigen herinneringen, maar dat uitbreiden naar het praten met de jongeren zelf. Onze beroepsbetiteling draagt de naam van ons beoogde publiek al in zich. Daarbij is een boek pas compleet als er lezers zijn die ervan houden. En dus vind ik het niet vreemd dat kinderboekenschrijvers, meer dan ‘gewone’ auteurs, nadenken over kinderen en jongeren. Niet om hen precies te geven wat ze willen, maar wel om uit te zoeken waar onze fascinaties die van hen raken. De ultieme consequentie daarvan is Slash - het idee dat je een boek schrijft op basis van het waargebeurde leven van een bijzondere jongere van nu.
Wat is voor jou het bijzondere, het nieuwe van de Slash-reeks?
Er zijn altijd wel boeken verschenen die vanuit gelijkgerichte grondgedachten - solidariteit met de fascinaties van eigentijdse jongeren - zijn geschreven, denk bijvoorbeeld in ons land aan werk van Lydia Rood en Karlijn Stoffels. En vergeet ook niet dat Het Schrijverscollectief in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, met auteurs als Willem Wilmink, Karel Eykman en | ||||
[pagina 14]
| ||||
Hans Dorrestijn en anderen, vanuit eenzelfde opvatting werkten: een soort combinatie van eigen jeugdherinneringen en ervaringen van eigentijdse jeugd. Een verschil is denk ik wel dat zij zich meer richtten tot kinderen en de Slash-auteurs kiezen voor jongeren. Nieuw is dat de samenwerking tussen een schrijver en een jongere zo intensief is, en zich over langere tijd afspeelt. De boeken kun je dan ook beschouwen als echte co-producties. Daarom wordt de naam van de jongere even groot op het omslag afgedrukt als die van de auteur, en ontvangt deze ook een deel van de royalties. Maar nogmaals: er zijn altijd boeken geweest die op deze manier zijn geschreven. Bezoekjaren van Joke van Leeuwen, dat ze schreef op basis van de levenservaringen van de Marokkaanse Malika Blain in een dorp in de buurt van Casablanca tijdens de politieke onderdrukking van het regime van koning Hassan, is natuurlijk een schitterend voorbeeld, en zo zijn er meer schrijvers die op basis van een waar gebeurd verhaal een jeugdroman schreven. Het nieuwe van de Slash-reeks is dat er nu al zoveel auteurs - Anke Kranendonk, Daan Remmerts de Vries, Marjolijn Hof, Floortje Zwigtman, Bibi Dumon Tak, Lydia Rood, Corien Botman - rond hetzelfde principe bij elkaar zijn gebracht, en er dus sprake is van een georganiseerd en gepland schrijven. Overigens: een bijkomende reden voor het nemen van het Slash-initiatief was ook dat ik het vreemd vond te constateren dat in Vlaanderen veel meer auteurs maatschappelijke relevante jeugdboeken schrijven dan in Nederland het geval is. Ik heb drie jaar in de jury voor de Boekenleeuw gezeten en las dus heel wat boeken van Vlamingen. Zeer generaliserend, want het zijn indrukken, ik heb geen verifieerbare bewijzen bij de hand, kun je zeggen dat zij meer geëngageerde boeken schrijven, die vaak ook op verzoek van een stichting, vereniging of op uitnodiging van een belangenorganisatie tot stand komen, over straatkinderen, anorexia, vluchtelingen, et cetera. Begrijp me goed: natuurlijk zijn niet al die boeken die zo tot stand komen even goed, maar de populariteit van een auteur als bijvoorbeeld Dirk Bracke is iets wat wij hier niet kennen. Hij schrijft goed gedocumenteerde, genuanceerde jeugdboeken over belangrijke hedendaagse thema's - over jeugdbendes in Brussel, over tienerzwangerschap -, geen nonfictie, maar echte, geloofwaardige romans zonder een gemakkelijk hup-schup-alles-goed-einde. Ed Franck zei eens tegen mij dat wij Nederlanders in onze | ||||
[pagina 15]
| ||||
boeken vaak relativeren, vermijden, omtrekkende bewegingen maken, door met humor alles luchtig en speels te houden, zodat je moeite moet doen om door de kiertjes de ernst te zien, - terwijl zij veel rechtstreekser, onverbloemd te werk gaan, meer onomwonden voor kinderen en hun problemen kiezen. Ik denk dat hij daar een punt heeft. Wat precies de oorzaken van dat verschil zijn, weet ik niet, ik constateer slechts het verschil. En misschien kunnen wij, in een land dat zo getuigt van maatschappelijke onrust en zo duidelijk in verwarring is, daar ons voordeel mee doen. Als wij schrijvers het leven van een jongere van nu, zo tussen de 15 en 23, als bron nemen, verbinden we onszelf niet alleen aan die jonge boekmedeplichtige, maar ook aan aspecten van de huidige complexe wereld rondom die jeugd. En dan is er nog een belangrijke leeservaring geweest, die mij het meest geraakt heeft de laatste jaren. Wat is de wat van Dave Eggers is een groot en stralend voorbeeld van hoe literatuur en leven sterk en van steen kan zijn (Amsterdam, Rotschild & Bach, 2007). Het boek toont niet alleen de moed van Valentino Achak Deng, op wiens onvoorstelbaar levensverhaal dit boek is gebaseerd, en de stilistische brille van Dave Eggers, maar ook de durf van beiden om een wereldmaatschappelijk boek van belang aan te gaan - een baken van solidariteit. Het boek is zó goed, dat ik het eigenlijk een verwerpelijk idee vind dat ik het in een en dezelfde alinea met ons initiatief noem. Het enige wat ik erover durf te zeggen is dat Eggers en Deng als geen ander hebben laten zien wat Astrid Lindgren met De gebroeders Leeuwenhart in ons gemoed heeft gegrift: soms moet je je engageren, anders ben je een lor.
Waarin moeten de Slash-boeken zich onderscheiden, met andere woorden: wanneer wordt waar gebeurd ook goed geschreven?
We willen nadrukkelijk geen clichéverhalen, geen modieuze, maar in feite ouderwetse probleemboeken vol ellende en makkelijke oplossingen, geen platgeslagen karakters, opgeklopte spanning en moralistische vertellers - al is er tegen eerlijke moraal geen enkel bezwaar. Het gaat om persoonlijkheid, authenticiteit, literatuur, en een verhaal wordt pas interessant als de schrijver interessant is. We herinneren ons allemaal onze allerleukste leraren. Dat waren zonder uitzondering niet alleen mannen of vrouwen die een goed oog voor ons - de jonge mensen die ze onder hun hoede namen - hadden, maar ze waren zelf, als persoonlijkheid, op z'n minst eigenzinnig. Voor de Slash-boeken leek het mij dus van belang schrijvers te vragen die zowel verstand van jonge mensen, alsook persoonlijkheid en een eigen stijl hebben, - bij wie je van elk nieuw boek kunt zeggen dat het weer een ‘echte Zwigtman’ of een ‘echte Oldenhave’ is. Het eind- | ||||
[pagina 16]
| ||||
resultaat moet dan ook naadloos in het persoonlijke oeuvre van de auteur passen, ook al worden de boeken in een serie gepubliceerd. Dat veel van hen mee wilden doen, ervaar ik als een zegen voor de reeks. Want ik hoop op boeken van jongeren én schrijvers. En met het ‘waargebeurde’ aspect - waarmee we ons van bijvoorbeeld de zeer geslaagde Kidsbibliotheek onderscheiden - proberen we trouwens, noem het een zijdoel, nog iets anders te bereiken: dat jonge lezers via een raaklijn dichter naar de literatuur worden getrokken. Zoals bij een film, wanneer bij de aftiteling staat this movie was based on a true story, het wegwandelen uit de bioscoop toch van een ander soort is: meer nadenkend mogelijk, ietsjes verzwaard... Misschien is het goed nog een eventueel misverstand uit de weg te ruimen. De Gelukvinder is wel een politieke jeugdroman genoemd, maar dat is maar gedeeltelijk waar. Er zitten aan het verhaal van Hamayun zeker politieke aspecten, maar politiek is bij het schrijven geen opzettelijk doel geweest, niet bij mij en niet bij Anoush. Het boek gaat trouwens over zoveel meer, onder andere de persoonlijke ontwikkeling van de hoofdpersoon, zijn angsten, twijfels, dromen. De maatschappelijke, eventueel politieke relevantie van de boeken in de reeks moet ook ruim worden geïnterpreteerd. Er kunnen boeken komen over dakloosheid of extremisme, maar Alles is weg van Anke Kranendonk, het derde Slash-boek, gaat over een groep jongeren die de plotselinge dood van een van hen moet verwerken, en op jonge leeftijd te maken krijgt met een proces van verlies en rouw. En Marjolijn Hof schrijft over een meisje dat danseres wil worden, maar niet slaagt op de balletacademie. Mirjam Oldenhave schreef in Voor jou 10 anderen, het tweede Slash-boek, over een meisje dat opgroeide in een illegaal kindertehuis - ja dat bestaat dus ook! Ik loop al een tijdje met een Idols-idee rond: wat gebeurt er nadat een jongen of meisje even een bekende tv-ster is geworden, of hoe vergaat het hun broer of zus. Dat zijn allemaal geen politieke onderwerpen, al zitten er natuurlijk wel allerlei maatschappelijke aspecten aan. En ten slotte, de Slash-reeks is geen non-fictie, al maken we volop gebruik van werkelijke feiten en wordt er research gepleegd. Je zou kunnen zeggen dat waar bijvoorbeeld auteurs als Geert Mak en Frank Westerman vanuit de nonfictie met literaire middelen werken, de Slash-auteurs omgekeerd te werk gaan, vanuit de fictie de non-fictie gebruiken, maar die ondergeschikt maken aan de persoonlijke beleving van de autofictionele karakters. Er verschijnt, gelukkig, ook binnen de jeugdliteratuur steeds meer goed geschreven non-fictie, en dat is een verheugende ontwikkeling. Zelf ben ik op dit moment bezig met de voorbereiding van twee boeken die over sport gaan, een over voetballen en Ajax, een van mijn grote liefdes, waarvoor ik een jaar lang de Ajax-organisatie mag volgen, en een over schaatsen, samen met schaatser Beorn Nijenhuis, bedoeld | ||||
[pagina 17]
| ||||
voor de spelen in 2010. Maar de Slash-boeken zijn compleet anders, staan daarnaast, - als literaire jeugdromans.
Zie je Slash als een reactie op de wat overmatige aandacht van de laatste jaren voor het genre van de fantasy? Weg van het Potter-escapisme?
Nee, wie de reeks zo beoordeelt, ziet het volgens mij verkeerd. Beide genres - dat van de fantasy en dat van de actuele jeugdroman - kunnen prima naast elkaar bestaan, en ik ben nogal positief over de invloed van de fantasy, en zeker ook van de Potterboeken. Ik denk wel dat de meeste fantasyboeken op een wat jonger publiek zijn gericht dan de Slash-reeks. Goede fantasy - en dan heb ik het over het kwaliteitsniveau van bijvoorbeeld J.K. Rowling en Paul Biegel - zet kinderen aan tot een positieve verbeelding. Die breekt de wereld voor ze open en laat zien dat er heel wat meer is dan ze in het dagelijks leven en op televisie krijgen voorgeschoteld. Het sluit aan bij de psychologische ontwikkeling op die leeftijd, leert hun wat moed en dapperheid betekent, confronteert met angst en verlies, en verkent alternatieven. Ik weet ook niet of je dat soort ‘escapisme’, als het dat al is, zo negatief moet beoordelen. Deze moderne fantasy heeft de functie van het traditionele sprookje en volksverhaal overgenomen via herkenbare helden die kinderen op een sensibele leeftijd kracht geven om zichzelf en de wereld te verkennen. De Slash-boeken sluiten daar, in een volgende levensfase, eerder op aan dan dat ze er een reactie op zijn, en bieden andere helden die met hun beide benen in de wereld van hier en nu staan.
Hoe komt de Slash-reeks in de praktijk tot stand? Hebben de auteurs contact met elkaar en is er sprake van (redactionele) begeleiding en evaluatie?
Het initiatief is van mij uitgegaan en ik heb, in samenwerking met uitgeverij Querido, de auteurs gevraagd, globaal op basis van persoonlijke en literaire verwantschap, en omdat ik ze bewonder. Mijn bemoeienis beperkt zich verder tot het vaststellen van de verschillende thema's om te zorgen dat er niet dezelfde onderwerpen aan bod komen. Er is een gezamenlijke bijeenkomst geweest waarop de belangrijkste uitgangspunten zijn besproken, en zo nu en dan schrijf ik een soort nieuwsbrief om nieuwe feiten en ontwikkelingen te signaleren. Ik praat mee, maar ik bepaal niets, ieder heeft zijn eigen stem en het is van belang dat die zo duidelijk mogelijk gehoord wordt. We hebben het er wel over gehad hoe je met de uitgekozen jongere praat over het fictieve verhaalpersonage in wie zijn of haar ervaringen worden opgenomen. In dat gesprek is het van belang consequent op de fictie-lijn te zitten, zodat | ||||
[pagina 18]
| ||||
problemen als ‘ja maar dat klopt niet, zo is het in werkelijkheid niet gebeurd’ te ondervangen. Dat is overigens snel duidelijk. Jongeren begrijpen heel goed dat het niet gaat om een journalistiek verslag maar om een proces van verbeelding dat de feiten kiest, stuurt en vervormt. Zo hebben we ook gemerkt dat je de juiste woorden moet gebruiken bij een boekpresentatie om geen misverstanden te veroorzaken. De Gelukvinder aankondigen of beschrijven als ‘het verhaal van een asielzoeker’ plaatst het dus in het verkeerde - nonfictionele - licht. De boeken komen in principe uit bij Querido, en daar zetelt ook de redactionele begeleiding en eindcontrole, maar het zou moeten kunnen dat delen van de reeks door de redacties van andere uitgeverijen begeleid worden. Door de uiterlijke vormgeving blijven ze wel steeds herkenbaar als een deel van de Slash-reeks.
Kun je iets vertellen over de samenwerking met Anoush Elman en de concrete werkwijze tijdens het schrijven van De Gelukvinder?
Ik leerde hem kennen doordat ik zijn toneelstuk op internet aangekondigd zag. Daar stond een emailadres bij, en toen heb ik hem mijn voorstel gedaan. Hij was overigens de enige die ik aangeschreven heb - het was meteen raak. Ik mag wel zeggen dat ik met Anoush Elman als bron voor het levensverhaal over Hamayun ontzettend veel geluk heb gehad. Ik doel daarmee niet alleen op de veelomvattende en onthutsende ervaring als politiek vluchteling uit Afghanistan, maar zeker ook op zijn fantasierijke, beeldende instelling en, hoe jong hij ook is, zijn artistieke ervaring. Vanaf het begin heeft hij heel goed begrepen welk doel ik met het boek voor ogen had, en wat zijn eigen rol daarbij zou zijn. Zo beschikte hij al over de ervaring van het schrijven van een toneelstuk, gebaseerd op zijn eigen belevenissen, en wist dus wat het betekende autobiografische informatie om te zetten in een tekst voor een onbekend publiek. Dat schiep meteen een vakmatige band, zozeer zelfs dat hij gaandeweg het wordingsproces van het boek vaak met aanwijzingen kwam die ik heel goed kon gebruiken. Zijn beeldende manier van vertellen werkte daar niet weinig aan mee. In de tijd dat hij nog in Afghanistan woonde, verzon zijn oudere broer voor hem allerlei verhalen die op de vechtfilms van Bruce Lee waren geïnspireerd en het zou wel eens kunnen dat zijn beeldende instelling, waarvan hij al tijdens het eerste gesprek blijk gaf, daar een bron vindt. Dat ook maakte onze samenwerking tot een langdurig project van gelijkgestemden met zo nu en dan heel verrassende resultaten. Anoush heeft altijd veel van films gehouden - hij wil dus ook graag naar de filmacademie - en sommige scènes in het boek komen rechtstreeks uit zijn levenspraktijk. Zo is het beginfragment: ‘Ik wou dat ik een kast met | ||||
[pagina 19]
| ||||
dvd'tjes had. En dat op elk van die dvd'tjes
een dag uit mijn leven stond’ een directe neerslag van zijn ervaring: hij had ook zo'n kast waarover hij fantaseerde: ‘Dan zou ik er misschien wel en paar willen wissen, maar deed dat dan niet, want ik ben wie ik ben door alles at ik heb meegemaakt, door al die dvd'tjes bij elkaar.’ In feite heeft zijn filmische belangstelling ook mede de opbouw en structuur van het boek bepaald, met afdelingen als comedy, roadmovie, reality show en drama. We hebben zeer veel en op allerlei manieren samengewerkt, veel overleg gehad, wel zestig lange gesprekken. De voorbereiding heeft ongeveer driekwart jaar geduurd en pas daarna ben ik gaan schrijven. Vrijwel elke dag stuurde ik het resultaat op, hij heeft alles, van de eerste tot de laatste letter, gelezen en nagelopen. Daar heb ik heel veel aan gehad en ik kan dan ook zeggen dat hoewel het boek uiteindelijk door mij is geschreven, Anoush daar zeer veel aan heeft bijgedragen, veel meer dan ik voor aanvang van het project had verwacht. Tegenstellingen of conflicten zijn er eigenlijk niet geweest, wel soms moeilijke momenten, afwegingen die te maken hebben met het zorgvuldig gebruiken van gegevens uit de realiteit, zeker als het om personen gaat. In principe heeft Anoush zich op het standpunt gesteld dat ik alles uit zijn leven mocht gebruiken voor het verhaal over Hamayun, maar soms, vooral in het laatste deel dat in Nederland speelt, zijn we van de werkelijkheid afgeweken wanneer het om de rol van bijfiguren ging, zoals ouders, familieleden, bepaalde schoolervaringen. De verhaallijn is daardoor enigszins aangepast en er zijn fictieve bijfiguren bijgekomen, maar dat is geen probleem, ook al omdat het voor (het lezen van) het verhaal niets uitmaakt. En je voorkomt er vervelende problemen mee op het gebied van de privacy van personen. De ervaring van het schrijven van het boek en de intensieve samenwerking heeft me als schrijver verrijkt, ik had die niet graag willen missen. Ik ben verheugd, en Anoush trouwens niet minder, dat de reacties over het algemeen lovend zijn, blijkbaar heeft het boek die impact die we hebben gewild. Ik ben ook blij dat de Slash-reeks met zo ruime aandacht in de pers is gestart. Dat sterkt de hoop dat de boeken die in de komende tijd verschijnen, het belang van de serie blijven onderstrepen. En natuurlijk dat de auteurs dezelfde posi- | ||||
[pagina 20]
| ||||
tieve ervaringen met hun ‘co-auteur’ hebben als ik heb gehad met Anoush. Want wat dat betreft kun je me wel een gelukvinder noemen. | ||||
Primaire literatuur
| ||||
Secundaire literatuur
|