Nieuwsbrief
4 april 2023
Nieuws van DBNL - april 2023
Nieuwe titels van april
Experimenteel dichter en prozaïst Sybren Polet (1924-2015) publiceerde tot op hoge leeftijd, waaronder de dichtbundels Avatar. Avader uit 2006, Binnenstebuitenwereld uit 2008 en Donorwoorden uit 2010. Polet bleef de critici verrassen door zijn voortdurende drang tot vernieuwing. Op de achterflap van Binnenstebuitenwereld schrijft de uitgever: ‘De poëzie van Sybren Polet is vitaler dan die van menig dichter die zijn kleinkind had kunnen wezen.’ Poëziecriticus Frank Pollet zei daarover in tijdschrift De Leeswolf: ‘Uitgevers hebben niet altijd gelijk, maar ditmaal wel.’
De cirkelbewoners. Een model uit 2006 is een heruitgave van de roman die in 1970 nog uitkwam als De sirkelbewoners. Het maakt met de roman De geboorte van een geest (oorspronkelijk 1974) deel uit van de romancyclus die in 1961 begon met Breekwater. Vanaf 2005 werd deze cyclus rond het personage Lokien heruitgegeven als de Lokienreeks. De heruitgave van de roman De dag na de vorige dag, oorspronkelijk uit 2004, is ook daarin ondergebracht.
Ook van schrijfster Jeanne Reyneke van Stuwe (1874-1951) zijn weer een flink aantal titels toegevoegd. Zij was een in haar tijd zeer populaire auteur van romans die zich veelal in Den Haag afspelen. De vroege roman Tragische levens uit 1901 volgde op haar romandebuut, de ‘Haagsche roman’ Hartstocht uit 1899. Huize ter Aar, Naar het levend model en De groote voltige behoren tot haar grote zestiendelige romancyclus over het Haagse leven: Zijden en keerzijden (1905-1920). Reyneke van Stuwe schreef niet alleen over Den Haag. Zij was geboren in Nederlands-Indië (Soerakarta) en schreef ook over Indië, zoals in de bundel ‘Indische schetsen’ Met den handschoen uit 1915.
Verder zijn vanaf deze maand te lezen in DBNL: het derde deel Memoires uit 1989 van de befaamde (en beruchte) journalist Willem Oltmans, een hele reeks jaargangen van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde en Gedenkschrift ter huldiging van de oprechte Vaderlandsche Societeiten van ‘beroepsschrijfster’ Maria Geertruid de Cambon-van der Werken.
Parels uit DBNL: Tijd en Mens
‘Dit tijdschrift is de vrucht van veel tasten en lang zoeken. De lezer zal oordelen of de vrucht thans rijp is, maar waar mag het heten dat vier jaar hunkeren naar een eigen en vrij tijdschrift verscheidene jongeren tot elkander heeft gebracht, hun vriendschap heeft opgewekt, hun accoord heeft uitgelokt over enkele esthetische en talrijke wijsgerige standpunten. Thans steken deze jongeren van wal met de beweging “Tijd en Mens”, waarvan deze uitgave de voornaamste maar niet de enige uiting zal zijn.’
Zo leest de inleiding van de allereerste Tijd en Mens. Tijdschrift van de Nieuwe Generatie, het Vlaamse avantgardistische tijdschrift dat van 1949 tot 1955 jaarlijks verscheen. De oprichting van het naoorlogse blad had inderdaad veel voeten in de aarde gehad. Sinds 1945 was er in het Vlaamse literaire milieu veel discussie over literaire vernieuwing. Een belangrijke stem in deze debatten was Jan Walravens, die kunstjournalist was voor de Belgische krant Het Laatste Nieuws. Tussen 1945 en 1949 probeert Walravens meerdere keren om een tijdschrift op te richten dat een nieuwe wind zou doen waaien door de Vlaamse letteren. Het nooit verschenen tijdschrift Janus, dat hij samen met Hugo Claus uitwerkte, is één van deze pogingen. Samen met Remy van de Kerckhove en een redactie vol jonge, literaire en kunstzinnige stemmen lukt het Jan Walravens toch om in 1949 een nieuw tijdschrift in het literaire veld te lanceren. Zo gebeurt het dat in september 1949 de eerste jaargang van Tijd en Mens het licht ziet.
Tijd en Mens werd gebouwd op de fundamenten van vernieuwing, vrijzinnigheid en maatschappelijk engagement. De redactie wilde in het blad ‘het kruispunt opzoeken waar het moderne esthetisch streven - zoals het zich openbaart in de abstracte plastische kunsten, de simultanëistische, existentialistische, magisch-realistische en lettristische literatuur, de atonale muziek en de bouwkunst van Le Corbusier en Wright - het Vlaams temperament ontmoeten kan’. Voorts nam het blad een duidelijk standpunt in tegen de vooroorlogse literatuur en tegen de naoorlogse stroming van het neoclassicisme. Tijd en Mens wou dus breken met het gangbare en zette in op experiment.
Al bij de start publiceerden jonge kunstenaars en schrijvers, die later grote faam zouden krijgen, hun werken in Tijd en Mens. Zo bevat de allereerste jaargang van het blad de drie blauwgedichten voor Ellie van Hugo Claus en later in 1953 ook de oerversie van de Oostakkerse gedichten. Wie het tijdschrift nu doorbladert, ziet nog meer illustere figuren zoals Louis Paul Boon, Gaston Burssens, Albert Bontridder, Marcel Wauters, en kunstenaars als Asger Jorn, Pierre Alechinsky en Corneille en ook veel sympathiserende Nederlandse auteurs onder wie Lucebert, Simon Vinkenoog, Hans Andreus en Paul Rodenko.
In 1955 kwam er een einde aan Tijd en Mens. Het blad kreeg begin jaren vijftig concurrentie van meer radicale tijdschriften zoals Gard Sivik en De Tafelronde en werd zelfs door deze nieuwe bladen bekritiseerd voor hun ethisch georiënteerde literatuur en hun existentialistische insteek. In 1953 fuseerde Tijd en Mens met het Nederlandse Podium, maar ook deze fusie kon het blad niet redden. Integendeel, ontevredenheid over de redactiesamenstelling, over de kwaliteit van de teksten en de financiële situatie zorgde ervoor dat Tijd en Mens er in 1955 definitief mee stopte.
Sarah Fierens is projectleider DBNL Vlaanderen bij de Vlaamse Erfgoedbibliotheken.
Tijd en Mens. Tijdschrift van de Nieuwe Generatie. Jaargang 1-5. 1949-1955