Nieuwsbrief
1 juni 2022
Nieuws van DBNL - juni 2022
Opfrisbeurt dbnl.org
De DBNL-website heeft weer een kleine opfrisbeurt gekregen. Alle teksten op webpagina’s met informatie over DBNL zijn herschreven, zoals de pagina met veelgestelde vragen, en de pagina’s van de tijdvakken, zoals de pagina van de twintigste eeuw. De informatie op deze pagina’s is geactualiseerd en de teksten zijn waar nodig ingekort en toegankelijker gemaakt. Daarnaast is de presentatie van verschillende deelcollecties overzichtelijker gemaakt, zoals de collectie Suriname en de collectie jeugdliteratuur.
XML- en .txt-bestanden van alle titels beschikbaar
Vanaf vandaag zijn van alle teksten in de DBNL-collectie ook XML- en .txt-bestanden beschikbaar. Het gaat om alle teksten die fulltext beschikbaar zijn in DBNL. De XML- en .txt-bestanden zijn vooral nuttig voor (data)wetenschappers.
Het was al mogelijk de rechtenvrije teksten uit de DBNL-collectie in een keer te downloaden in XML- of .txt-formaat. Deze zip-bestanden worden maandelijks geactualiseerd en kun je vinden op de pagina Collectie publiek domein. Recenter materiaal mogen we vanwege het auteursrecht niet als dataset aanbieden, maar kun je per titel downloaden.
Nieuwe titels van juni
Al 47 is Mien van ’t Sant (1901-1994) wanneer haar eerste boek op de markt komt. Toch zal ze in haar leven nog ruim 100 titels uitbrengen. Haar familieromans, waarin conflicten met behulp van liefde of godvruchtigheid tot bedaren komen, waren enorm populair en verschenen in grote oplages. Van haar verschijnt deze maand De bungalow aan het wiel (1970), een verhaal over een boerenvrouw die afstand doet van haar bezittingen om een nieuwe weg in te slaan.
Verboden te jodelen! is een verhalenbundel van Peter Andriesse (1941) uit 1969. Voordat de bundel verschenen was, kreeg Andriesse al een eervolle vermelding voor zijn verhalen van de jury van de Reina Prinsen Geerligs-prijs. Het zijn realistische verhalen in een droogkomische, ironische stijl, waarmee Andriesse naam maakte naast verwante auteurs als Hans Plomp en Heere Heeresma. Met hen publiceerde Andriesse het Manifest van de jaren zeventig, waarin ze zich keerden tegen de experimentele literatuur. Jeroen Brouwers hekelde het werk van deze ‘Zeventigers’ zeer in zijn beroemde polemiek ‘De nieuwe revisor’ in Tirade.
Maar liefst tien titels van Hugo Pos (1913-2000) komen deze maand online. Pos was een Surinaams jurist, die pas op latere leeftijd ook auteur werd. Hij kreeg vooral bekendheid met zijn verhalen- en gedichtenbundels, zoals De ziekte van Anna Printemps (1987) met verhalen die zich afspelen in onder meer Paramaribo, Leiden en Sydney. Pos legde zich naast zijn verhalen toe op het kwatrijn, een vierregelige dichtvorm, zoals te lezen in Voordat ik afreis. Nestoriaanse kwatrijnen (1993) en Tot in de nde, nde graad. Nestoriaanse kwatrijnen (1998). Michiel van Kempen schreef in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde over Pos: ‘Pos heeft de elementen uit zijn rijke leven optimaal ingezet voor zijn literaire werk, op uiteenlopende wijzen en met telkens andere invalshoeken en details.’
Uit het omvangrijke oeuvre van taalvoorvechter Prudens van Duyse (1804-1859) komen deze maand vijf titels online. Uit de tweeledige zangdicht Griekenland, lierzang. Waterloo, kantate (1826) en het blijspel met zang over de befaamde schilder, Antoon van Dyck, of De reis naar Italië (1841), blijkt zijn grote liefde voor muziek. Verder verschijnen De Gentsche vaderbeul (1839), de beruchte Gentse legende over een veredelde vadermoord, en Levensschets van J.-L. Kesteloot (1852), een brief over het leven van de arts en schrijver. Tot slot is er zijn laatste dichtbundel Nazomer (1859). Deze leverde hem postuum de vijfjaarlijkse Staatsprijs der Vlaamse letterkunde op.
Verder deze maand online: drie werken van de dichter Jan Harmensz. Krul (1601-1646), waaronder de dichtbundel Vermakelijcke uyren uit 1628, de ‘Haagse roman’ Weekend in de Archipel uit 1954 van P.J. Risseeuw, en Hemelryck dat is Lof-sangh van 't Rijcke der hemelen (1621) van overtuigd katholiek en theoloog Jan Baptist Stalpart van der Wiele (1579-1630).
Parels uit DBNL: Het boek van Sidrac
Die coninc vraecht: Welc es tscoenste let dat de lichame hevet? Sidrac antwort: Tscoenste let des lichamen dat es de nese, want die nese es aenden lichame alsoe alse die sonne es aenden hemele in midden den dach die hare scoenheit heeft over al de werelt. Alsoe verscoent die nese den lichame.
Vrij vertaald betekent dit citaat het volgende:
De koning vraagt: Wat is het mooiste onderdeel van het lichaam? Sidrac antwoordt: Het mooiste onderdeel van het lichaam, is de neus. Want de neus is aan het lichaam zoals de zon is aan de hemel op het midden van de dag, wanneer zij haar schoonheid tentoonspreidt over de hele wereld. Op die manier verschoont (of: vermooit) de neus het lichaam. En daarbovenop komt nog dat we zonder neus echt oerlelijk zouden zijn, aldus de rest van Sidracs antwoord.
Dit fragment komt uit Het boek van Sidrac, een veertiende-eeuws kaderverhaal in het Middelnederlands, dat op zijn beurt vertaald is uit het Frans. Het boek bestaat voor het grootste deel uit een dialoog tussen twee mensen. Een van hen is de recent bekeerde koning met de naam Bottus. Bottus is koning van Bactorije, een land dat grensde aan India. Zijn tegenspeler is een christelijk geleerde genaamd Sidrac. De dialoog tussen deze twee personages geeft gelegenheid tot een heel aantal vragen zoals hierboven. Doordat deze tekst in het Middelnederlands geschreven is, krijgt dit kaderverhaal de functie van een handboek voor leken, een soort middeleeuwse Wikipedia met een grote hoeveelheid informatie.
In totaal worden er 421 vragen gesteld door Bottus en door Sidrac beantwoord. Deze vragen gaan over zeer uiteenlopende onderwerpen. Zo zou koning Bottus graag willen weten waar in het lichaam de ziel huist en hoe lang de wereld zal bestaan. De vragen of vrouwen testikels hebben, hoe het komt dat poep stinkt en waarom mensen haar hebben, spoken echter ook door zijn hoofd. Overal weet de geleerde Sidrac een antwoord op en geen enkele vraag is te gek.
Sidrac onthult door zijn antwoorden een bijzonder kennissysteem, dat niet alleen serieuze onderwerpen uit het christendom uitlegt, maar ook dingen zo eenvoudig als schaamhaar kan verklaren op basis van datzelfde christendom. Haren op het menselijk lichaam worden door Sidrac vergeleken met kruiden op de aarde, die de oppervlakte bedekken en daarnaast ook een uiting zijn van de geraffineerdheid van Gods creatie. Daarnaast bedekken die haren ook de menselijke schaamte, veroorzaakt door de verbanning van Adam en Eva uit het Paradijs.
Naarmate de discussie vordert, wordt steeds duidelijker dat de antwoorden van Sidrac in dienst staan van de bekering van koning Bottus. De denkbeelden die hieraan ten grondslag lagen, waren niet nieuw. Dit werk is echter wel bijzonder, omdat het in toegankelijke volkstaal geschreven is. In die zin is Het boek van Sidrac een populairwetenschappelijke encyclopedie, die iedereen met een gezonde portie nieuwsgierigheid kan helpen om de wereld vanuit een christelijk perspectief beter te begrijpen.
Het boek van Sidrac in de Nederlanden (editie J.F.J. van Tol). H.J. Paris, Amsterdam 1936