Nieuwsbrief
1 maart 2021
Nieuws van de DBNL - maart 2021
Herinnering: 1 april DBNL-dag
Over een maand is het zover: de eerste digitale én internationale editie van de DBNL-dag! Op donderdag 1 april 2021 lanceren we vijf filmpjes waarmee u meer te weten komt over de collectie en de didactische mogelijkheden van de DBNL. Kijkt u mee?
Meer informatie en het programma vindt u op dbnl.org/dbnldag.
Nieuwe titels van maart
Deze maand verschijnen er veel boeken over taal online. In 1708 publiceerde de Nederlandse taalkundige en historicus Willem Séwel (1653-1720) zijn Nederduytsche Spraakkonst, een grammatica van de Nederlandse taal. Séwel werd geboren in een van oorsprong Engelse familie en had zich bekwaamd in het Nederlands, Engels, Hoogduits, Frans en Latijn. Naast zijn boek over de Nederlandse grammatica schreef hij onder andere een Engels-Nederlands woordenboek, vertalingen van werken over religie en Historie der Quakers, een werk over het geloof dat hij aanhing en dat ook in het Engels vertaald werd. Van Nederduytsche Spraakkonst verschijnen de eerste en tweede druk in de DBNL.
Ook veel aandacht voor de Duitse taal. In de negentiende eeuw werden de handelsrelaties tussen Nederland en Duitsland steeds intensiever. In het noordwesten van Duitsland veroorzaakte de industrialisatie een gebrek aan landbouwgrond, waardoor allerlei voedingsmiddelen geïmporteerd moesten worden. Nederlandse boter, kaas, vlees, groente en vis voorzagen in deze behoefte en Duitsland ontwikkelde zich vanaf 1850 tot de belangrijkste handelspartner van Nederland. Ook het Duits-Nederlandse toerisme kwam dankzij de spoorwegen op gang. In beide landen neemt de belangstelling voor de taal van het buurland dan ook toe. Dat valt af te lezen aan de tientallen woordenboeken, spraakkunsten en andere taalgidsen uit die tijd, waaronder Sprechen Sie Deutsch? uit 1850 en Handbuch der holländischen Umgangssprache van letterkundige A.J. van der Aa uit 1840. Beide taalboekjes zijn nu te lezen in de DBNL en bieden een boeiend en vaak vermakelijk beeld van het alledaagse leven in vervlogen tijden.
Verder online deze maand: onder andere de eerste veertien jaargangen van lesbisch-cultureel tijdschrift Lust en Gratie dat liep van 1983 tot 2001 en jaargangen van het Vlaamse tijdschrift Biekorf. In Biekorf staan deze keer versjes die je kunt opzeggen tegen kiespijn (waarbij we aanraden toch ook voor alle zekerheid nog even langs de tandarts te gaan).
Parels uit de DBNL
Natuurkunde is overal om ons heen in ons dagelijks leven, van de blauwe kleur van de lucht tot het waaien van de wind. Deze fysica van alledag is op monumentale en toch toegankelijke wijze vervat in het driedelige standaardwerk De natuurkunde van 't vrije veld van de Vlaamse astrofysicus Marcel Minnaert (1893-1970).
Minnaerts wetenschappelijke werk richtte zich voornamelijk op de fysica van de zon. Van zijn hand was de Utrecht Atlas, een internationaal vermaarde catalogus van het zonnespectrum, aan de hand waarvan kon worden afgeleid wat de samenstelling van de zon is en welke processen zorgen voor het ontstaan van zonlicht. Maar behalve vermaard astrofysicus was Marcel Minnaert ook een groot didacticus en een buitengewoon scherp waarnemer. Hieruit vloeide De natuurkunde van 't vrije veld voort, een rijke verzameling gedetailleerde beschrijvingen en waarnemingen van eenvoudige natuurkunde in het dagelijks leven. Het eerste deel gaat over licht en kleur in het landschap. Hierin legt Minnaert onder andere uit hoe regenbogen ontstaan, waarom de zonsondergang zo kleurrijk kan zijn en waarom wolken soms wit zijn en dan weer donkergrijs. Deel twee gaat over geluid, warmte en elektriciteit, en deel drie over rust en beweging.
Bij het doorbladeren van de drie delen kun je alleen maar vaststellen dat Minnaert in alles om hem heen natuurkunde zag. Zijn wereld wás natuurkunde. Je kunt je niet aan de indruk onttrekken dat hij aan het observeren was van het moment dat hij wakker werd totdat hij weer naar bed ging.
Ter viering van de vijftigste sterfdag van Minnaert zette Studium Generale Utrecht in 2020 de Weerchallenge op, een publieksproject over eenvoudige waarnemingen aan het weer en de atmosfeer. Aan de hand van twintig lemma's over weersverschijnselen in de boeken van Minnaert werd een serie vlogs gemaakt met een eigentijdse uitleg en kon het publiek weerfoto's inzenden. Met een smartphonecamera als hedendaagse instrumentele waarneming van de wereld om je heen werd het publiek zo schatplichtig aan het observationele genie Marcel Minnaert en zijn nog altijd actuele standaardwerk.
Peter Kuipers Munneke is poolonderzoeker aan de Universiteit Utrecht met focus op het meten en modelleren van de ijskappen in Groenland en Antarctica. Daarnaast is hij meteoroloog bij de NOS en was hij nauw betrokken bij de Weerchallenge. Hij kwam al op jonge leeftijd in aanraking met het werk van Minnaert toen hij de breedte van een rivier met behulp van een steen wilde bepalen, een trucje dat in het derde deel wordt vermeld.
Marcel Minnaert, De natuurkunde van 't vrije veld. Deel I. Licht en kleur in het landschap. W.J. Thieme, Zutphen 1937
Marcel Minnaert, De natuurkunde van 't vrije veld. Deel II. Geluid, warmte, elektriciteit. W.J. Thieme, Zutphen 1939
Marcel Minnaert, De natuurkunde van 't vrije veld. Deel III. Rust en beweging. W.J. Thieme, Zutphen 1942 (tweede druk)
Onder de loep
“Ik werk momenteel aan twee projecten waarbij gebruikgemaakt wordt van de DBNL.
Het eerste project heet Constructing age for young readers en wordt ondersteund door de European Research Council. Hierin wordt onderzoek gedaan naar patronen die te maken hebben met leeftijd in jeugdboeken die gepubliceerd zijn tussen 1970 en 2020.
Bij dit onderzoek hebben we vooral interesse in auteurs die voor verschillende leeftijden schrijven. De vraag is dan hoe die schrijvers hun schrijfstijl en de inhoud van hun verhalen aanpassen aan hun doelpubliek, naargelang de periode waarin de tekst gepubliceerd werd.
Om dit te ontdekken, onderzoeken we stijlverschillen en bekijken we ook wat de dominante thema’s zijn in de teksten. Dit wordt bekeken aan de hand van stylometrie (stijlonderzoek) en topic modelling (het gebruiken van code om thematische patronen te herkennen). Beide methodes maken gebruik van teksten die door de DBNL gedigitaliseerd zijn.
Bij de stijlanalyse kijkt de computer naar veelvoorkomende woordcombinaties die uniek zijn voor de stijl van de auteur op dat moment. De parameters zijn zo ingesteld dat ze vooral gericht zijn op woorden waar je niet over nadenkt wanneer je ze gebruikt (functiewoorden). Daarnaast maken we gebruik van thematische annotaties (handmatig toegevoegd commentaar), die dienen ons toelaten om gericht stukken uit de boeken te filteren. Hierdoor kun je bijvoorbeeld onderzoeken hoe het taalgebruik van kinderen in kinderboeken zich ontwikkelt ten opzichte van het taalgebruik van volwassenen, en welke thema’s daarbij naar voren komen.
Het tweede project waar ik aan ga werken, begint in april dit jaar. Dit project gaat over beeldmateriaal in kinderboeken van 1800 tot 1940. Dit is onderdeel van een ruimer filosofisch onderzoek naar impliciete vooroordelen. Hierbij kijken we naar patronen in beelden. De jeugdliteratuur is in dit project slechts één van de onderdelen, naast afbeeldingen voor magische lantaarns en politierapporten.
Van een aantal vooroordelen weten we vrij zeker dat we ze gaan terugzien, omdat zij kind zijn van hun tijd (denk dan bijvoorbeeld aan vooroordelen omtrent ras, gender, sociale klasse etc.). In dit onderzoek zijn we vooral benieuwd of we aan de hand van de digitale analyses nog meer patronen bloot kunnen leggen, patronen waarvan de hedendaagse onderzoeker of zelfs de maker zich misschien nog niet bewust was.
Voor dit onderzoek helpt het dat er in de DBNL al een enorm corpus aan jeugdliteratuur beschikbaar is. Ik zou iedereen aanraden om een kijkje te nemen bij Onze kinderboeken, want ik vind dat Nederlandstalige kinderboeken alle aandacht verdienen!
Mijn droom is om een goed en stabiel computermodel voor de jeugdliteratuur te ontwikkelen, dat door middel van machine learning ook andere onderzoeken kan ondersteunen.”
Vanessa Joosen is hoofddocent aan de Universiteit Antwerpen en is gespecialiseerd in Engelstalige literatuur en jeugdliteratuur.