Alle de brieven. Deel 14: 1701-1704
(1996)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBrief No. 241
| |||
Gepubliceerd in:
| |||
Korte inhoud:Over de bouw en de ontkieming van pitten van Surinaamse en Curaçaose sinaasappels. | |||
Figuren:Op het eerste blad zijn de fig. 1-14 bijeengebracht, op het tweede de fig. 15-22. | |||
Opmerkingen:In de Philosophical Transactions is abusievelijk als datum 6 februari 1703 afgedrukt. Een eigentijdse, Engelse vertaling van de brief bevindt zich in handschrift te Londen, Royal Society, MS 2017, Early Letters L.3.52; 10 foliobladzijden. De brief werd voorgelezen op de vergadering van de Royal Society van 14 april 1703, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 11, blz. 18). Zie voor de Oude Stijl (O.S.) de Opmerkingen bij Brief 228 [140] van 2 augustus 1701, in dit deel. | |||
Letter No. 241
| |||
Published in:
| |||
Summary:On the structure and the germination of pips of oranges from Surinam and Curaçao. | |||
Figures:On the first page the figs 1-14 have been brought together, on the second one the figs 15-22. | |||
Remarks:In the Philosophical Transactions the date has been printed erroneously as 6 February 1703. A contemporary English translation of the letter in manuscript is to be found in London, Royal Society, MS 2017, Early Letters L.3.52; 10 folios. The letter was read in the meeting of the Royal Society of 14 April 1703, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 11, p. 18). On the Old Style (O.S.) see the Remarks on Letter 228 [140] of 2 August 1701, in this volume. | |||
Delft in Holland den 26e Feb: 1703.
Aande Hoog Edele Heeren.
Ik hebbe voor desen na mijn gering oordeel ten genoege bewesen, dat meest alle zaaden, alleen geschapen sijn, om de inleggende Plant, dat een kleijn gedeelte van het zaad is, hoe kleijn het in ons oog mag voorkomen, soo lang te voeden, tot dat de Plant uijt de Aerde kan bestaanGa naar voetnoot2; Dog alsoo mij een zaad uijt een Orange Appel is voor gekomenGa naar voetnoot3, waar in, int midde vande selve, tot mijn verwondering, nog een volkome zaad op gesloote lag, neme ik de vrijmoedigheijt, mijne aan teekeninge, die ik ontrent het geseijde zaad, ende der selver wasdomGa naar voetnoot4, UE. Hoog Edele Heeren te laten toe komen. Ik hebbe te meermalen, de zaaden soo van LamoenenGa naar voetnoot5 als Orange Appelen beschouwt, en veel malen ontdekt, dat het geene wij een zaad, pit, of kern noemen, niet een zaad is, maar dat wanneer het van sijn vliesen ontbloot is, wij te meer malen sullen bevinden, dat twee zaaden in die vliesen beslooten leggen, namentlijk, dat onder de vliesen, buijten op de pit, of kern, een kleijn zaatje is leggende, dat mij in andere zaaden niet en is te vooren gekomenGa naar voetnoot6. Wel is waar, dat wij inden Haas-nootGa naar voetnoot7, Amandel, Persik, en Abricoos, deselve van haar harde schorssen ontbloot hebbende, wel komen te sien, dat in ijder twee zaaden, ofte pitten leggen, maar dese zaaden of pitten leggen ijder in hare menbrane beslooten, soo dat ze geen gemeenschapGa naar voetnoota met den anderenGa naar voetnoot8 hebben, als dat hare tweede schorssen malkanderen maar raaken, en bij gevolg ijder een bij sondereGa naar voetnoot9 strenge hebbe, waar door ze zijn groot gemaaktGa naar voetnoot10. | |||
Delft in Holland, the 26th of February 1703.
To the Very Noble Sirs,
In my humble opinion I have previously proved satisfactorily that nearly all seeds have only been created for nourishing the enclosed plant, which is a small part of the seed, however small it may appear to us, until the plant can subsist on the earthGa naar voetnoot2. But since I came across a seed from an orange, in the middle of which to my astonishment another full-grown seed was enclosed, I take the liberty to let you have, Very Noble Sirs, my notes I kept about the said seed and its growth. I have frequently observed the seeds of lemonsGa naar voetnoot3 as well as oranges and discovered many times that what we call a seed, pip, or kernel is not a seed, but that, when it has been stripped of its membranes, we shall frequently find that two seeds are enclosed in those membranes, to wit that under the membranes, on the outside of the pip or kernel, there lies a small seed, which I have not seen in other seedsGa naar voetnoot4. It is true that in the hazelnut, the almond, the peach, and the apricot, when we have divested them of their hard rinds, we see that in each of them there lie two seeds or pips, but each of these seeds or pips is enclosed in its own membrane, so that they are not in contact with each other except that their second rinds touch each other, and consequently each has a separate string, through which it is nourishedGa naar voetnoot5. | |||
Ga naar margenoot+Mij wort inde maant november, van twee bijsondere Heeren Zurinaamze Orangie Appelen vereertGa naar voetnoot11, waar van den eersten die ik quam te openen, agtendertig volkomeGa naar voetnoot12 zaaden in hadde, daarGa naar voetnoot13 twee andere Orangie Appelen, ijder geen vier goede zaaden in waren, en alsoo dat getal veel in mijn oog was, soo hebbe ik verscheijde van die zaaden geopent, waar van alhier een van die zaaden, met desselfs vliesen omwonden, als Fig:Ga naar margenoot+ 1. ABCD. werd aan gewesenGa naar voetnoot14. Soodanige zaaden en hadde ik van der selver eerste Vlies niet gescheijden, of ik vernamGa naar voetnoot15 dat onder het eerste Vlies een streng lag, die inde buijtenste schors een uijtpuijlinge veroorsaakte, die inde geseijde fig: met ABC. werd aan gewesen, waar door het zaad sijn grootmakinge niet alleen ontfangt, maar selfs de plantGa naar voetnoot16 die in het zaad is leggende, gefourmeert werd. Ga naar margenoot+Fig: 2. EF. wijst aan een geseijt zaad, dat van sijn eerste en harde omwinsel, die alleen geschapen is, stel ik vastGa naar voetnoot17, om de in leggende deelen te beschermen, in plaas datGa naar voetnoot18 de Haasnoot, Amandel, Persik enz: harde doppen hebben, is ontblootGa naar voetnoot19, en met FG werd aan gewesen, de hier vooren verhaalde streng, die ik wat van het zaad hebbe af gescheijde, op dat ik de streng des te beter, soude konnen aan wijsen, en welke streng aan F niet alleen is vereenigt, maar daar ter plaatze sijn vaaten over het tweede vlies is verspreijende, die een weijnig van F na E loopende, om der selver dunte het gesigt ontwijken, om alsoo stel ik vast, de plant die aan het punct E is leggende, te makenGa naar voetnoot20. Nu stond het bij mij vast, dat soo danigen streng, met soo veele bijsondere vaaten most versien sijn, als een gantsche Orangie Boom in sig bevat, soude de kleijne jonge plant, die in de kern beslooten leijt, en die geschapen is om tot een Boom te worden, alle die bijsondere vaaten hebben, die een Orangie Boom in sig heeft, want soo die vaaten inde jonge planten niet en waren, hoe soude die inden Boom konnen komen, als te vooren meer malen is geseijtGa naar voetnoot21. | |||
Ga naar margenoot+In the month of November I was presented by two different gentlemen with oranges from Surinam, of which the first opened by me contained thirty-eight full-grown seeds, whereas in two other oranges there were not four good seeds, and since this number was large in my view, I opened several of those seeds, one of which,Ga naar margenoot+ surrounded by its membranes, is designated here in Fig. 1 by ABCDGa naar voetnoot6. As soon as I had stripped these seeds of their first membrane, I saw that underneath the latter there lay a string, which caused a bulge in the outer rind, which is designated in the said figure by ABC, from which not only the seed receives its nourishment, but the plant itself lying in the seed is formed. Ga naar margenoot+Fig. 2. EF designates such a seed, which has been divested of its first and hard membrane, which I firmly believe is only created to protect the parts enclosed therein, instead of which the hazelnut, almond, peach, etc. have hard shellsGa naar voetnoot7; and by FG is designated the aforesaid string, which I separated somewhat from the seed in order that I might show the string all the better. And this string not only is joined to the seed at F, but there extends its vessels through the second membrane, which, extending a little from F to E, are invisible because of their thinness, and serve, as I firmly believe, to nourish the plant lying at the point EGa naar voetnoot8. Now I was convinced that this string must be provided with as many separate vessels as a whole orange tree contains, if the small young plant that is enclosed in the kernel and is destined to become a tree were to have all those separate vessels which an orange tree contains. For if those vessels were not present in the young plant, how could they get into the tree, as has frequently been said before?Ga naar voetnoot9 | |||
Al hoe wel dese geseijde streng seer dun is, soo hebbe ik voor genomen mij de vaaten die inde selve sijn voor de oogen te stellen, dat bij mij te meer malen is volbragt, wanneer ik de streng over dwars hadde door sneden; Maar ik hadde al veelGa naar voetnoot22 moeijte eer ik het soodanig voor het Vergroot glas konde stellen, dat het den Teijkenaar soo quam te sien, datGa naar voetnoot23 het voor het meerendeel konde na volgenGa naar voetnoot24. Ga naar margenoot+Fig: 3. HIKLMN. vertoont de streng over dwars door sneden, die fig: 2. in sijn lengte met FG. werd aan gewesenGa naar voetnoot25. Het geseijde gedeelte vande streng, met HIMN. aan gewesen heeft seer uijt nemende kleijne vaaten, die seer veel in getal sijn, die men seer weijnig kan te sien krijgen; Maar dat deel IKLM. daar sijn de vaaten grooter, en dus kan men veel vaaten (dog niet alle) daar in bekennen. Uijt welk gesigt, ik in gedagten hebbe genomen, of het laaste geseijde deel vande streng, dat geene niet en was, waar uijt de vliesen die om de pit sijn leggende, nietGa naar voetnoot26 wierden gemaakt, ende datGa naar voetnoot27 dat deel vande streng, het geene fig: 3. met HIMN. werd aan gewesen, niet de vaaten in sig heeft, waar uijt de pit, en plant, sal gemaakt werdenGa naar voetnoot28. Nu hadde ik nog voor een ander vergroot glas, een overdwars gesneden strenge van een zaad van een Orange Appel staan, die ik alleen maar uijt den ruwenGa naar voetnoot29 hebbe laten af teijkenen, om aan te toonen, hoe dat de buijtenste schors om de streng is leggende, om de streng (stel ik vast) te beschermen. Ga naar margenoot+Fig: 4. OPQ. verbeeld de overdwars door sneede streng, ende RSTV. verbeeld het gedeelte vande harde schors, soo als deselve om de streng is leggende, als men het geseijde zaad overdwars heeft door snedenGa naar voetnoot30, ende tusschen TVQW. werd voor een kleijn gedeelte aan gewesen, wat onbedenkelijkeGa naar voetnoot31 werktuijgeGa naar voetnoot32 in soo een streng gemaakt sijn, als tusschen QW. sijn aan gewesenGa naar voetnoot33. | |||
Although the said string is very thin, I decided to place the vessels therein before my eyes; I succeeded several times in this, after having cut the string transversely. But it gave me a good deal of trouble before I could place it before the magnifying glass in such a way that the draughtsman saw it such that he could depict the greater part of it. Ga naar margenoot+Fig. 3. HIKLMN represents the string as cut through transversely; in Fig. 2, FG designates it in its whole lengthGa naar voetnoot10. The said part of the string designated by HIMN has extremely small vessels, in very great numbers, which are hard to see, but in the part IKLM the vessels are larger, and consequently many vessels (though not all) can be perceived therein. In view of this spectacle I considered whether the last-mentioned part of the string was not that from which the membranes surrounding the pip are made, and whether the part of the string designated in Fig. 3 by HIMN does not contain the vessels from which the pip and the plant will be madeGa naar voetnoot11. Now I also had before another magnifying glass a transversely cut string of a seed of an orange, which I caused to be drawn only roughly in order to show how the outer rind surrounds the string in order to protect (as I believe) the string. Ga naar margenoot+Fig. 4. OPQ represents the transversely cut string and RSTV represents the part of the hard rind as it surrounds the string when the said seed has been cut through transverselyGa naar voetnoot12, and between T, V, Q, and W it is shown in part what incredible organs are made in such a string, as are designated between Q and WGa naar voetnoot13. | |||
Ik hebbe uijt het laaste gesigt wel in gedagten genomen, of de lang agtige deelen die met QW sijn aangewesen, niet gemaakt sijn, om de buijte schors van het zaad, een stijfte toe te brengen, om de daar in leggende deelen te beschermen. Ik hebbe ook verscheijde malen gesien, dat de buijte schors RSTV soo digt de strenge was omvangende, dat men weijnig spatie tusschen de streng ende de buijte schors konde bekennen. Ga naar margenoot+Inde geseijde fig: 4. werd met XIJZ:Ga naar voetnoot34 aan gewesen, de vliesen die de pit of zaad ende de plant, voor een kleijn gedeelte om vangt, en welke vliesen seer dun sijn, in vergelijkinge vande buijte schors, en wel voor namentlijk, het binnewaarts leggende vlies. Wanneer men, nu soo een geseijde zaad ofte pit, over dwars door snijt, soo soude men die deelen waar uijt het selve bestaat, niet anders als voor irreguliere bolletjens, die in malkanderen geparst leggen, aan sien. Ga naar margenoot+Fig: 5. AB. is de pit of zaad, dat van sijn vliesen is ontblootGa naar voetnoot35, en welk zaad mij toe scheen, dat maar een plant in sig soude hebben, daarGa naar voetnoot13 ik veel malen gesien hebbe, dat onderGa naar voetnoota de vliesen nog een kleijne plant was leggende, die als ingedrukt leijt inde pit, waar door dan soo danigen plant niet en is te bekennen, dan datGa naar voetnoot36 deselve van sijn vliesen is ontbloot, contrarie de Zaaden vande Haas-nooten, Parsikken, en Amandel, enz: die wanneer twee pitten in haar hebben, ijderGa naar voetnoot37 in hare menbrane beslooten leggen, als hier vooren nog maal is geseijtGa naar voetnoot38. Ik hebbe ook wel gesien, dat onder de menbrane van een zaad van een Orangie Appel, drie distincte zaaden met hare planten beslooten lagen, maar de eene stak verre in groote boven de andere uijt. Soo danige pitten met haar inleggende planten, laten sig seer gemakkelijk in twee deelen van een scheijden, om dat de twee deelen niet vereenigt zijn, als daar de kleijneGa naar margenoot+ plant die inde selve beslooten leijtGa naar voetnoot39, soo dat de gantsche pit, fig: 5. AB. tot geen ander eijnde (stel ik vastGa naar voetnoot17) geschapen is, als om de seer kleijne plant, die inde selve beslooten leijt, soo lang voetsel toe te voeren, tot dat de plant uijt de Aerde sijn voetsel heeft getrokken, ende daar uijt kan bestaan, als voor desen te meer malen is geseijtGa naar voetnoot40. | |||
In view of the last spectacle I considered whether the longish parts designated by QW have not been made to impart stiffness to the outer rind of the seed, so as to protect the parts lying therein. I also saw several times that the outer rind RSTV surrounds the string so closely that little space could be perceived between the string and the outer rind. Ga naar margenoot+In the said Fig. 4 by XYZ are designated the membranes which surround a small part of the pip or seed and the plant; these membranes are very thin in comparison with the outer rind, in particular the innermost membrane. Now if one cuts such a seed or pip transversely, one would take the parts of which it consists to be nothing but irregular globules compressed together. Ga naar margenoot+Fig. 5. AB is the pip or seed which has been divested of its membranesGa naar voetnoot14 and which seemed to me to enclose only one plant, whereas I have often seen that beneath the membranes there lay another small plant, which is as it were compressed in the pip, so that this plant cannot be perceived unless it has been divested of its membranes, contrary to the seeds of hazelnuts, peaches, and almonds, etc. where, when they contain two pips, each of them is enclosed in its own membrane, as said beforeGa naar voetnoot15. I have also seen that beneath the membrane of a seed of an orange there lay three distinct seeds with their plants, but one of them much larger than the others. These pips with the plants enclosed therein can be divided very easily into two parts because the two parts are not joined except in the place where the small plant liesGa naar margenoot+ which is enclosed thereinGa naar voetnoot16, so that in my opinion the whole pip, designated in Fig. 5 by AB, is made for no other purpose than to supply the small plant enclosed therein with nourishment until the plant draws its sustenance from the Earth and can subsist thereon, as has previously been said several timesGa naar voetnoot17. | |||
Ga naar margenoot+Vorders hebbe ik soo een geseijde pit fig: 5. met AB. aan gewesen van malkanderenGa naar margenoot+ gescheijden, waar van de eene helft fig: 6. met CDEF. werd aan gewesen, aan welk deel de plant die tot een Boom soude op wassen, vast is blijven sitten, ende aan de weder helft af gebrookenGa naar voetnoot41, en welke plant aldaar met C. die niet grooter is als een grof zandGa naar voetnoot42, werd aan gewesenGa naar voetnoot43. Het geene mij bewogen heeft om een zaad van een Orangie Appel te doen af teijkenen, is, dat ik tot mijn groote verwondering, nog een tweede pit met desselfs plant, inGa naar margenoot+ het midde vande pit hebbe ontdekt, als hier fig: 6. tusschen DF. werd aan gewesen. Ga naar margenoot+De wederhelft vande geseijde pit of kern, werd met fig: 7. GHIK. aan gewesen, al waar met G. werd aan gewesen, het puttje, waar in voor een gedeelte, de geseijde plant heeft gelegen, ende inde geseijde fig: werd tusschen H. ende K de holligheijt, waar inGa naar margenoot+ de tweede pit die tusschen DF. fig: 6. aldaar uijt puijlende is, heeft gelegenGa naar voetnoot44. Dit was voor mij hoe veel zaaden ik ook ontledigt hadde, een noijt ondervondenGa naar voetnoot45 ofte gehoorde zaak, namentlijk, dat int midden vande pit, ofte zaad, nog een volkome zaad was leggende, te meerGa naar voetnoot46 als wij gedenkenGa naar voetnoot47, dat uijt de vaaten, die vande streng af komende, ende haar inde Vliesen verspreijen, de pit en plant moet voortkomen, hoe dat dese vaaten, sig van dese pit konnen in dringen, ende aldaar nog een tweede pit met sijn plant komt te maken, uijt welke ontdekkingen wij al weder verbaast staan, en seggen, O ondoorgrondelijke WijsheijtGa naar voetnoot48. Ga naar margenoot+Ik hebbe goet gedagt soo een kleijne plant, als in fig: 6. met C. werd aan gewesen, voor een Vergroot glas te stellen, ende het selvige mede te laten afteijkenen, als met Ga naar margenoot+fig: 8. LMNOPQ. werd aan gewesen, waarvan QLM. voor een gedeelte het geene is, dat tot den stam vande Boom, ende de wortel sal wassen, ende NOP. sijn de bladeren, waar mede de kleijne plant al rede versien is, ende met OP. verbeeld dat deel van het blad, dat naast het gesigt is leggende, ende uijtpuijlende is, om dat het de inleggende kleijnder bladeren omvangtGa naar voetnoot49. Inde geseijde fig: 8. werd met MN ende PQ. aan gewesen, die twee deelen inde plant, die vande pit, of kern sijn afgeschuertGa naar voetnoot50, en waar door de plant uijt de pit sijn eerste wasdom soude ontfangen hebben. | |||
Ga naar margenoot+Further I split such a pip, as designated in Fig. 5 by AB, into two halves, one halfGa naar margenoot+ being designated in Fig. 6 by CDEF, to which part the plant that was to grow into a tree stuck after it had been broken from the other halfGa naar voetnoot18; this plant, designated by CGa naar voetnoot19, is no larger than a coarse grain of sandGa naar voetnoot20. I was induced to have a seed of an orange drawn because to my great astonishment I discovered in the middle of the pip a second pip with its plant, as designatedGa naar margenoot+ here in Fig. 6 by DF. Ga naar margenoot+The other half of the said pip or kernel is designated in Fig. 7 by GHIK, where by G is designated the small pit in which the said plant lay in part; and in the said figure between H and K is designated the cavity in which lay the second pip, which bulgesGa naar margenoot+ between D and F in Fig. 6Ga naar voetnoot21. However many seeds I had opened, this was a matter I had never observed or heard, to wit that in the middle of the pip or seed there lay another full-grown seed; the more so if we recall how the vessels which spring from the string and disperse themselves in the membranes, and from which the pip and the plant are to come forth, can insinuate themselves into this pip and there make a second pip with its plant. At this discovery we are again amazed and say: O, inscrutable Wisdom!Ga naar voetnoot22 Ga naar margenoot+I thought fit to put such a small plant as is designated in Fig. 6 by C before a magnifying glass and cause it to be drawn. Ga naar margenoot+This is designated in Fig. 8 by LMNOPQ, of which QLM is in part that which is to become the trunk of the tree and the root, and NOP are the leaves with which the small plant is already provided, and OP represents that part of the leaf which is nearest to us, and bulges because it surrounds the smaller leaves enclosed thereinGa naar voetnoot23. In the said Fig. 8 by MN and PQ are designated those two parts in the plant which have been torn off the pip or kernel and from which the plant from the pip was to have received its first growth. | |||
Vorder hebbe ik de geseijde jonge plant, soo als deselve voor het Vergroot glas stond, een weinig om gedraeijt, op dat men de twee grooste bladeren, waar van inde geseijde figuur maar een blad te bekennen was, soude komen te sien. Ga naar margenoot+Fig: 9. STV. vertoont de geseijde plant, waar in de twee grooste bladeren int oog quamenGa naar voetnoot51. Tusschen dese geseijde bladeren, sullen na alle aparentie, verscheijde kleijnder bladeren beslooten leggen, maar ik hebbe om der selver kleijnte die niet ten genoegen soo van een konnen scheijden, dat deselve mij soo blootGa naar voetnoot52 voor de oogen sijn gekomen, dat ik die den Teijkenaar hebbe konnen laten sien. Dog wanneer ik de bladeren soo als deselve inde pit lagen, quam over dwars te door snijden beelde ik mij inGa naar voetnoot53, nog eenige kleijne bladeren te sien, en wanneer ik dat deel dat de wortel, en stam sal werden, over dwars quam te door snijden, sag ik in dat kleijne deel, dat tot de pit van het Hout, en ook dat tot het Hout selfs soude opwassenGa naar voetnoot54, en dat soo naaktGa naar voetnoot55, als of wij een plant van een duijmGa naar voetnoot56 dik, met het bloote oog quamen te sien. Wijders hebbe ik getragt de deelen van het maaksel vande pit, soo veel als mijGa naar margenoot+ doenlijk was, voor de oogen te stellen, als hier met fig: 10. WXIJZ:Ga naar voetnoot34 werd aan gewesenGa naar voetnoot57. Aan welk geseijde laaste deel men seer naakt konde bekennen, dat de seer kleijne deelen, die men wel voor irreguliere globule soude aan sien, egterGa naar voetnoot58 in een regte linie geplaast lagen, ende daar bij dat ijder deeltje nog langer dan breet was, en dusGa naar voetnoot59 alte maal voor vaaten soude konnen strekkenGa naar voetnoot60, om het voetsel voor de plant toe te brengen, en wie weet of de stoffe die de kleijne deelen sijn uijt makende, ijder nog niet in een vlies beslooten leggenGa naar voetnoot61. Dese geseijde deeltjens die de pit uijt maken, en sijn niet te bekennen, of men moet met een scharp snijdende mes, wanneer het zaad van sijn vliesen is ontbloot, een dun schibbetjeGa naar voetnoot62 af snijden, en het selve vaardigGa naar voetnoot63, voor het Vergrootglas stellen, om dat in korten tijd, de vogt uijt die deelen soo weg wasemt, dat men geen ware kennisse vande kleijne deelen komt te sien. | |||
Further I turned the said young plant somewhat as it stood before the magnifying glass, in order that one might see the two largest leaves, of which in the said figure only one could be perceived. Ga naar margenoot+Fig. 9. STV shows the said plant, with the two largest leaves becoming visibleGa naar voetnoot24. Between the said leaves to all appearance several smaller leaves will be enclosed, but because of their smallness I have not been able to separate them in such a way that they were so plainly visible that I could show them to the draughtsman. But when I cut the leaves transversely such as they lay in the pip, I thought I saw some more small leaves, and when I cut the part that is to become the root and the trunk transversely, I saw the small part that was to become the pith of the wood and also the wood itself, and that so plainly as if we saw a plant one inchGa naar voetnoot25 thick with the naked eye. I further tried to make visible as well as I could the texture of the pith, as is hereGa naar margenoot+ designated in Fig. 10 by WXYZGa naar voetnoot26. On the said last part one could perceive very plainly that the very small particles which might be taken to be irregular globules were yet placed in a straight line, and further that each particle was longer than it was broad, and they might thus serve as vessels to supply the plant with nourishment. And who knows but the matter of which the small particles consist may not also be enclosed in a membraneGa naar voetnoot27. These particles which form the pith cannot be perceived unless, when the seed has been divested of its membranes, one cuts off with a sharp knife a thin slice and puts it quickly before the magnifying glass, because the moisture is evaporated from those particles in so short a time that one cannot get a true view of the small particles. | |||
Vorders hebbe ik nog om andere en mijn selven verder te voldoen, een kooper doosje genomen, ende daar in gedaan sand, dat men alhier om desselfs wittigheijt, en om dat men Tin daar mede schuert, Schuer-zand noemt, na dat ik het zand (dat seer droog was, en wel seve maanden, soo men mij seijde droog hadde geweest), wat nat gemaakt, met de zaade soo als deselve uijt de Orangie Appel waren gekomen, onder het zandGa naar voetnoot64 hadde vermengt. Dit verhaalde doen, hebbe ik volbragt, op den 19e November des avonts de klok seven uren, ende ik hebbe het doosje bij dag inde band van mijn broek gedragen, dat gemaakt is om een Orologie in te dragenGa naar voetnoot65, ende des nagts hebbe ik het ontrent een hantbreete na bijGa naar voetnoot66 een groote tinne fles gevolt met heet water, die men des avonts in mijn bet stelt geplaast, waar door men des 's mergens nog een warmte aan het doosje gewaar werd, en na dat drie dagen verloopen was, hebbe ik het doosje geopent, ende een zaatje daar uijt genomen, maar geen verandering aan het zaad konnen gewaar werden. Ga naar margenoot+Op den 25. NovemberGa naar voetnoot67 des avonts ontrent ses uren, wanneer seer na ses volkome dagen het zand en zaaden, in een geduijrige warmte was gehouden, het doosje geopent, en gesien, dat de wortel vande zaaden, al voor een kleijn gedeelte buijten de vliesenGa naar margenoot+ waren gewassen, als met fig: 11. ABCD. werd aan gewesen, sijnde AB. dat deel, dat tot de wortel uijt wast, ende BCD het zaad leggende nog in sijn omwinselsGa naar voetnoot68. Wijders hebbe ik genomen een tweede zaatje uijt het geseijde doosje, het welke ik van het zand hebbe gereijnigt, endeGa naar voetnoot69 vande vliesen gescheijde hebbende, hebbe ik de twee deelen vande pit, die ik hier vooren hebbe geseijt, dat ze aan de plant sijn vereenigt,Ga naar margenoot+ ende met fig: 6. ende 7. aan gewesen, door spelden wat van een gescheijden, opGa naar margenoot+ dat ik soude konnen aan wijsen, het bovenste vande plant, inGa naar voetnoot70 fig: 8 met NOP is aangewesen. Ga naar margenoot+Fig: 12. EFGHI. vertoont het zaad, dat hier vooren is geseijt, dat mede ses dagen in warm zand heeft gelegen, ende van desselfs om winsels is ontbloot. Met EF. werd aan gewesen, dat deel dat tot de wortel sal worden FG en IF sijn die deelen die het voetsel aan de plant toe brengen, die door de twee spelden KL van malkanderen wat sijn gescheijden, op datmen het gedeelte vande in leggende plant, dieGa naar voetnoot71 tot een boom sal op wassen, soude komen te sien, als met H werd aan gewesen, enGa naar voetnoot72 met het bloote oog soude konnen bekennen. | |||
Furthermore, in order to satisfy others and myself further, I took a small copper box and put into it some sand which, because it is white and tin is scoured with it, is here called scouring-sand, after I had moistened the sand (which was very dry and, as I was told, had been dry for some seven months) somewhat, and had mixed it with the seeds such as they had been taken from the orange. I did this on the 19th of November at seven o'clock in the evening and I carried the box by day [in a small bag,] in the waist-band of my breeches, which has been made to put up a watchGa naar voetnoot28, and by night I put it at a distance of about a hand-breadth from a large tin bottle filled with hot water, which is placed in my bed in the evening, in consequence of which in the morning the box was still felt to be a little warm. And after three days had elapsed, I opened the box and took a seed out of it, but I could not perceive any change therein. Ga naar margenoot+On the 25th of November at about six o'clock in the evening, when the sand and the seed had been subjected to constant warmth for six full days, I opened the box and saw that the roots of the seeds had already grown for a small part out of the membranes,Ga naar margenoot+ as designated in Fig. 11 by ABCD, where AB is the part that becomes the root and BCD the seed still lying in its membranesGa naar voetnoot29. Further I took a second seed from the said box, from which I rubbed off the sand, and after having divested it of the membranes, I took the two parts of the pip whichGa naar margenoot+ I said before were joined with the plant and which are designated in Figs 6 and 7, and I parted them somewhat from each other by means of pins, in order that I might showGa naar margenoot+ the top of the plant, designated in Fig. 8 by NOP. Ga naar margenoot+Fig. 12. EFGHI shows the seed which has been said above to have lain in warm sand for six days and which had been divested of its membranes. By EF is designated the part that is to become the root. FG and IF are those parts which supply the nourishment to the plant and which have been separated little from each other by the two pins K and L, in order that one might see the part of the enclosed plant which is to become a tree, which is designated by H and can be seen with the naked eye. | |||
Ga naar margenoot+Fig: 13. NOPQR. vertoont hoe verre het zaad inden tijd van 12. dagen, sijn wortel heeft geschooten, dat mede van sijn omwinsels is ontbloot, en dat men een weijnig op zij komt te sien, op dat men des te beter de strengen, waar mede de twee deelen vande pit aan de plant sijn vereenigt, soude bekennen. Met NOR werd aan gewesen de wortel, ende met OP ende QPGa naar voetnoot73. de twee deelen, die de pit genaamt werd, ende al waar met OR. werd aan gewesen de strengen, die aan de plant sijn vereenigt, en waar uijt de plant sijn eerste voetsel is genietende. Wanneer ik nu dese strengen digte aan de plant, over dwars was door snijdende, ontdekten ik in ijder streng drie vaaten, waar door ik vast steldeGa naar voetnoot17, dat het meeste voetsel uijt de pit na de plant wierde gevoertGa naar voetnoot74. Nu hadde ik de twee deelen vande pit, mede door twee spelde wat van een gescheijde, op dat men deselve des te naakter met het bloote oog konde bekennen, als hierGa naar margenoot+ met fig: 14. door STX, de wortel, TV ende WX de twee deelen vande pit, ende met IJGa naar voetnoot34 werd aan gewesen, dat tot de stam en Boom sal groeijen, en welke laaste grooter is, alsGa naar margenoot+ in fig: 12. met H werd aan gewesen. Na dat ik een weijnig meer dan 18. dagen, met het koopere doosje gehandelt hadde, als hier vooren is verhaalt, opende ik het selvige, en ik ordonneerde het selvige met de planten, soo verre die boven het zand uijt staaken, af te teijkenen. Ga naar margenoot+Fig: 15. ABCDE. vertoont het koopere doosje, met C werden aan gewesen de zaaden, soo als deselve met een gedeelte van der selver wortels boven het zand waren uijt steekende. Ga naar margenoot+Fig: 16. werd met FGH het deksel van het koopere doosje aan gewesen. Dit doosje als verhaalt af geteikent zijnde, storte ik het selve het onderste boven, en doen sag ik met verwondering, dat alle de vogt uijt het zand was, die na alle aparentie het meeste tot de zaaden sal over gegaan sijn, want daar waren sestien zaaden in het doosje geweest, die alle haar wortels hadden geschooten, en planten hadden voort gebragt, dog de eene grooter als de andere, en twee â. drie vande zaaden, leverde ijder twee planten uijt, en onder andere wasser een die drie planten met der selver wortels voortbragt, die ik mede hebbe laten af teijkenen, hoe wel de wortels en planten in ongeschikte ordreGa naar voetnoot75 lagen, dat na alle aparentie veroorsaakt sal wesen, om dat het vande omleggende zaaden, geparst is geweest. Ga naar margenoot+Fig: 17. werd met AAA. de drie geseijde planten aan gewesen, ende met BBB. de drie wortelsGa naar voetnoot76. Het zand, soo droog uijt het koopere doosje siende komen, nam ik in gedagten, dat bij aldien bij het zand, wat meer water hadde geweest, ofte wat minder zaaden int selve, datter grooter uijt schietinge soo in wortel, als plant soude geweest hebben. Vorders nam ik een glase Tuba, die soo wijd was, datter de zaade bequamelijk in konden geplaast werden, die aan het eene eijnde was toe geblasen, en die niet wel tweeGa naar margenoot+ maalGa naar voetnoot77 soo lang was, als hier met fig: 18. IKLMNO. werd aan gewesen, en in welke tuba ik vijf â. ses zaaden plaaste, dog tusschen ijder zaad leijde ik een weijnig nat gemaakt zand. | |||
Ga naar margenoot+Fig. 13. NOPQR shows how far the seed has struck root in twelve days, while it has also been divested of its membranes and is viewed a little sideways, in order that one might perceive the better the strings by means of which the two parts of the pip are joined with the plant. By NOR is designated the root, and by OP and QR the two parts called the pip, while by OR are designated the strings which are joined with the plant and from which it receives its first nourishment. When I cut these strings transversely, close to the plant, I discovered in each string three vessels, through which I was firmly convinced that most of the nourishment was supplied to the plant from the pipGa naar voetnoot30. Now I had also separated the two parts of the pip somewhat from each other by means of two pins, in order that one might perceive them more plainly with the nakedGa naar margenoot+ eye, as here in Fig. 14 by STX is designated the root, by TV and WX the two parts of the pip, and by Y the part that is to become the trunk and the tree, the latter beingGa naar margenoot+ larger than is designated in Fig. 12 by H. After having proceeded with the copper box as described above for a little more than 18 days, I opened it and I ordered it to be drawn with the plants in so far as they rose above the sand. Ga naar margenoot+Fig. 15. ABCDE shows the copper box; by C are designated the seeds such as they rose above the sand with a part of their roots. Ga naar margenoot+Fig. 16. By FGH is designated the lid of the copper box. When this box had been drawn, as mentioned, I turned it upside down and emptied it, and then I was amazed to see that all the moisture was gone from the sand; most of it will to all appearance have been absorbed by the seeds, for there had been sixteen seeds in the box, all of which had struck root and brought forth plants, but the one larger than the other. And two or three of the seeds brought forth two plants each, and among others there was one which brought forth three plants with their roots, which I also caused to be drawn, although the roots and plants lay in a disorderly way, which to all appearance will have been caused by the pressure of the surrounding seeds. Ga naar margenoot+Fig. 17. By A, A, and A are designated the three aforesaid plants and by B, B, and B the three rootsGa naar voetnoot31. When I saw that the sand coming from the copper box was so dry, I considered that if on the sand there had been a little more water or fewer seeds in the latter, the roots as well as the plants might have grown larger. I then took a glass tube which was so wide that the seeds could conveniently he placed therein and which had been sealed at one end; it was nearly twice as long as isGa naar margenoot+ here designated in Fig. 18 by IKLMNO. In this tube I put five or six seeds, but between each of them I laid some moistened sand. | |||
Dit zand was seer fijn en wit, dat ik over meer dan twaelf jarenGa naar voetnoot78 uijt een glas huijsGa naar voetnoot79 hadde bekomen, en doorgaansGa naar voetnoot80 in een gelt sakje droog op mijn ComptoirGa naar voetnoot81 hadde gelegen, en van welk zand men voor een gedeelte het glas was makende, en soo ik onderrigtGa naar voetnoota wierde, quam dit zand uijt het land van Luijk. Ga naar margenoot+Met dit glaasje handelde ik als ik met het kopere doosje hadde gedaan, en ik stopte het met eenGa naar voetnootb stukje kurk als fig: 18.Ga naar voetnootc met LPQM. werd aan gewesen. Wanneer ik op den tienden dag sag, dat dit zaad inde glase Tuba soo verre was gekomen, dat dat gedeelte dat tot een Boom sal werden, tegen de kurk was aan gewassen, soo dede ik uijt de Tuba een weijnig zand, op dat den Teijkenaar der selver boven uijt spruijtinge beter soude konnen sien, en ik snede de kurk wat af, ende des anderen daags sijnde den twaelfden dag, vertoonden het boven uijt gewassene alsGa naar voetnoot82 in fig: 18. met RST. werd aan gewesen. Ga naar margenoot+Dit verrigt sijnde, nam ik de plant uijt de glase Tuba, ende ik liet den Teijkenaar deselve af teijkenen, als fig: 19. met ABCDEFGH werd aan gewesen, alleen met dit onderscheijt, dat dese plant maar eene wortel hadde, alsGa naar voetnoot83 ACDH. en om dat andere nog een uijt spruijtende wortel hadde, als BC. soo hebbe ik het om in andere aan te wijsenGa naar voetnoot84, het laaste daar bij laten voegen. Inde laast geseijde fig: sien wij datGa naar voetnootd deel FG. dat tot de Boom sal op wassen, ende met DE werd aan gewesen, dat deel dat wij de pit noemen, en welk laaste deelGa naar voetnoot85 nog met desselfs om winsels was beset, soo hebbe ik de omwinsels, ofte schorssen van het zaad af genomen, op dat ik te naakterGa naar voetnoot55 de pit deelen daar van de wortel en het boven gewas sijn eerste voetsel heeft ontfangen, ende de korte strengen vande pit deelen, als aan D. als hier vooren nog is geseijt, soude aan wijsen. GelijkGa naar voetnoot86 ik nu inde wortels van verscheijde uijt schietende planten gesien hadde, dat uijt deselve veel kleijne worteltjens van onbedenkelijkeGa naar voetnoot87 dunte waren voort komende,Ga naar margenoot+ stelde ik de geseijde plant, fig: 19. met dat deel vande wortel aan C. aan gewesen voor een gemeen Vergroot-glas, en wees doen aan de menigvuldige worteltjens, die uijt soo een wortel, hoe wel seer kort, waren voortkomende, die ik den Teijkenaar belaste voor een kleijn gedeelte na te volgenGa naar voetnoot24. | |||
This sand was very fine and white. I had got it more than twelve years ago from a glass-blowing works and it had always lain dry in a small money-bag in my studyGa naar voetnoot32. Glass was partly made of this sand, and I was informed that it came from the country of Liège. I proceeded with this glass tube in the same way as I had done with the copperGa naar margenoot+ box, and I stoppered it with a piece of cork, as designated in Fig. 18 by LPQM. When on the tenth day I saw that this seed had got so far in the glass tube that the part which is to become a tree had grown up to the cork, I poured some sand from the tube in order that the draughtsman might be able to see the growth of the plant, and I cut off part of the cork. And the next day, being the twelfth day, the outgrowth looked like that designated in Fig. 18 by RST. Ga naar margenoot+When this had been done, I took the plant out of the glass tube and I caused the draughtsman to draw it, as is designated in Fig. 19 by ABCDEFGH, with the only difference that this plant had only one root, to wit ACDH, and because others had a second outgrowing root, to wit BC, in order to show how this is in other plants, I had the latter added thereto. In the last-mentioned figure we see the part FG, which is to become the tree, and by DE is designated the part we call the pip, and because the latter part was still surrounded by its membranes, I removed the membranes or rinds from the seed in order to show the more plainly the parts of the pip from which the root and the upper parts of the plant have received their first nourishment and the short strings of the parts of the pip, designated at D, as mentioned above. Now since I had seen on the roots of several shooting plants that many small rootsGa naar margenoot+ of incredible thinness were coming forth therefrom, put the said plant, Fig. 19, with the part of the root designated by C before a common magnifying glass and then pointed out the manifold thin roots coming forth from this root, although they were very short, and ordered the draughtsman to draw them in part. | |||
Ga naar margenoot+Fig: 20. KLMN. vertoont een kleijn gedeelte vande wortel, dat den teijkenaar soo dik int oog quam, als van K tot N werd aan gewesenGa naar voetnoot88. Nu sag den Teijkenaar ter sijden de wortel uijt steeken, de kleijne worteltjens als tussen MN werd aan gewesen. Als wij nu vast stellenGa naar voetnoot89, dat doorgaansGa naar voetnoot80 de dunste worteltjens, met de geseijde uijt spruijtende worteltjens beset sijn, soo hebben wij al weder redenen, om over soo een werk als verbaast te staan, en als wij dan de wortel en stam, als mede de strengen die dese plant int eerst gevoet hebben, over dwars door snijden, ende deselve voor het Vergroot-glas beschouwen, en met aandagt aan merken, het over verwonderlijk maaksel waar uijt het bestaat, soo hebben wij ons nog meerder te verwonderen. Sien wij nu als seer naaktGa naar voetnoot90 voor onse oogen, dat uijtGa naar voetnoot91 het kleijne deel dat maarGa naar margenoot+ een grof zand in groote is, als fig: 6. met C. aan gewesen, inde tijd van elf dagen, als inGa naar margenoot+ fig: 19. met AHGF. werd aan gewesen is toe genomen, ende dat in een beslooten vat, door water en warmte te weeg gebragtGa naar voetnoot92, soo staat het immersGa naar voetnoot93 onverbreekelijk vast,Ga naar margenoot+ dat het in het geseijde kleijne deel fig: 6. met C. aan gewesen, is op geslooten geweest, want bij aldien het in het selfde niet en hadde geweest, het soude onmogelijk daar uijt gekomen sijn, ja niet alleen, datter de geseijde jonge plant is op geslooten geweest, maar de gantsche Boom met sijn Orange Appelen, en selfGa naar voetnoot94 de zaaden, om dat geslagt vande Boomen voort te setten, soo lang als de Aerde in wesen sal sijn, ende vande Zon sal beschenen werden, soo wel als dit zaad ende plant, al afkomstig is, vande Orangie Boom die vande beginne af geschapen is. Vorders hebbe ik int laast vande maant december, nog een langer en wat wijderGa naar margenoot+ glase Tuba genomen, als fig: 21. met ABCDEFGH werd aan gewesen, sijnde het selvige onder geslooten met een stukje kurk, ende ook boven, uijtgesondert dat ikGa naar voetnoot95 inde bovenste kurk, een seer kleijn gaatje door deselve is geboort, ende de selve Tuba gevolt een weijnig hooger als BG met droog Schuer Zand, na dat het zand al vooren, met een weijnig regen water was nat gemaakt, want als men het zand wat te veel nat maakt, soo verrotten de zaaden, als ook mede soo moet het zand, niet vast inde glase Tuba gedrukt werden, want als men sulks doet, soo kan in het begin van het uijt schieten vande wortel van het zaad, nietGa naar voetnoot96 door de vastigheijt van het op een gepakte zand, sig niet uijt breijden. | |||
Ga naar margenoot+Fig. 20. KLMN shows a small part of the root, which appeared to the draughtsman as thick as is designated between K and NGa naar voetnoot33. Now the draughtsman saw the small roots extending on the side of the root, as is designated between M and N. If we now assume that the thinnest roots are always covered with the said sprouting roots, we again have reason to be amazed about such a creation, and if we then cut transversely the root and the trunk as well as the strings which have nourished this plant at the beginning, and observe them through the magnifying glass and attentively consider its more than wonderful structure, we are bound to be even more astonished. If we now see very plainly before us that the small part which has only the size ofGa naar margenoot+ a coarse grain of sand, as designated in Fig. 6 by C, has grown in the course of elevenGa naar margenoot+ days as is designated in Fig. 19 by AHGF, and that this has been brought about in a closed tube by water and heat, it is at all events quite certain that it was enclosed in theGa naar margenoot+ said small part designated in Fig. 6 by C, for if it had not been enclosed therein, it could not possibly have come forth therefrom; nay, not only the said young plant was enclosed therein, but also the whole tree with its oranges, and the seeds themselves destined to continue the genus of the trees as long as the earth shall exist and be shone upon by the sun, but also this seed and the plant all originate from the orange-tree that was created at the beginning. Furthermore, in the latter part of December I also took a longer and somewhatGa naar margenoot+ wider glass tube, as designated in Fig. 21 by ABCDEFGH, sealed with a piece of cork at the bottom, and also at the top, except that a very small hole has been bored through the topmost cork. And I filled the said tube to a level a little above BG with dry scouring-sand, after it had first been moistened with a little rain-water. For if the sand is moistened too much, the seeds will rot; and the sand must not be compressed too much in the glass tube, for if this is done, when the root starts to grow from the seed, it cannot grow owing to the firmness of the packed sand. | |||
Int bovenste van het zand, hebbe ik mede geleijt twee zaaden, van een Curassouze Orangie Appel, en gelijkGa naar voetnoot97 ik de voorgaande zaaden, soo als ze uijt de Orangie Appel waren gekomen, in het zand hadde geleijt, soo waren dese laaste zaaden eenige dagen uijt den Appel geweest, en dus wat in gedroogt sijnde, hebben ze wat meerder tijd van nooden gehad, eer dat deselve tot het uijt spruijten quamen, en na wat meer dan drie weeken, door de warmte alleen van mijn lighaam, soo verre uijt gewassenGa naar voetnoot98, als tusschenGa naar margenoot+ BCFG. werd aan gewesen. Dog ik hebbe een weijnig zand uijt het glas genomen, op dat den Teijkenaar, de zaaden die men te vooren maar een weijnig zag, volkome soude konnen bekennen, die tusschen BCG. werden aan gewesen. Tusschen ABGH werden aan gewesen, de wortels, met der selver veele sprankjens, soo als men deselve aan de zijde van het glas aan leggende, quam te zien. Sedert de verhaalde tijd, vernam ik in eenige weijnige dagen maar geringe wasdom, dat ik mij in beeldeGa naar voetnoot99 veroorsaakt wierde, om dat de wassame stoffe, die in het water hadde geweest, tot de plant was over gegaan, dier halven dede ik een weijnig regen water op het bovenste van het zand, en doen quam een meerder wasdom inde planten, tot soo verre, dat die na vijf weeken tijds, seer naGa naar voetnoot100 tot aan de bovenste kurk DE waren gewassen, ende de wortels waren ook in meerder takken toe genomen, en niet alleen tot onder aan de kurk gekomen, maar daar was ook een worteltje tusschen de kurk ende het glas in gedrongen, dat aldaar nog een kleijnder sprankje maakten. GelijkGa naar voetnoot86 de buijte schorssen vande zaaden seer stark sijndeGa naar voetnoot101, ende de eerst gemaakte schuet, die tot den Boom sal op wassen soo een vermoge niet en soude hebben, om de schors van het zaad door te booren, ofte ontstukken te doen barsten, ofte van een te scheijden, gelijk wij aan de harde schorssen vande Okkernoote, Haas-noote, Amandelen, Persikken enz: gewaar werden, soo komt ons al weder de Al Wijsheijt vande Heere Maker van het Geheel Al, te voorenGa naar voetnoot102, namentlijk, dat dese planten niet regt door de pit, of kern, op wassen, maarGa naar voetnoot103 de wortel ende plant ter zijden van hetGa naar margenoot+ zaad uijt schieten, gelijk wij inde jonge planten in fig: 19. tusschen DE. ende fig: 22. aan NO. komen te sienGa naar voetnoot104. Na dat de geseijde zaaden seer na ses weken, inde glase Tuba hadden op geslooten geweest, ende in wasdom waren toe genomen, soo sag ik dat een vande plantenGa naar voetnoot105, ende dat aan de bovenste bladeren, eenige bedervinge quam, soo maakten ikGa naar voetnoot106 beijde de kurken los, en het zand dat doen alte maal door de droogte uijt het glas quam te vallen, sag ik dat een kleijn gedeelte vande wortel, soo vast inde kurk was in gedrongen, dat de kurk aan de wortel vast bleef. | |||
In the upper part of the sand I also put two seeds of an orange from Curaçao, and whilst I had put the aforesaid seeds in the sand as soon as they had been removed from the orange, the last-mentioned seeds had been out of the orange for some days, and because thus they had dried a little, they needed a somewhat longer time before sprouting, and after a little more than three weeks, through the warmth of my body alone,Ga naar margenoot+ they had grown to the extent designated between B, C, F, and G. But I have taken a little sand out of the glass, so that the draughtsman would be able to perceive the seeds, which previously were only partly visible, in their entirety, which are shown between BCG. Between A, B, G, and H are designated the roots with their numerous twigs such as they were seen lying against the side of the glass. Since the said time I observed only little growth in a few days, which in my opinion was due to the fact that the growth-promoting substance that had been in the water had been absorbed by the plant. I therefore poured a little rain-water on top of the sand, and then the plants began to grow more, so much so that after five weeks they had grown almost as far as the topmost cork DE. And the roots had also grown more twigs and had not only got to the cork at the bottom, but a small root had also insinuated itself between the cork and the tube, and this had also brought forth a smaller twig there. Since the outer rinds of the seeds are very hard and the first shoot, which is to become the tree, would not be able to bore through the rind of the seed or burst it asunder or divide it, as we observe in the case of the hard rinds of walnuts, hazelnuts, almonds, peaches, etc., we again see the Great Wisdom of the Lord Maker of the Universe, to wit that these plants do not grow straight through the pip or kernel, but that the root and the plant shoot on the side of the seed, as we see in the young plants inGa naar margenoot+ Fig. 19 between D and E and in Fig. 22 between N and OGa naar voetnoot34. After the said seeds had been enclosed in the glass tube for about six weeks and had grown in that time, I saw that on one of the plants, and that on the topmost leaves, some corruption set in. I then opened the two corks and when all the sand dropped out of the tube owing to its dryness, I saw that a small part of the root had insinuated itself so firmly into the cork that the cork remained stuck to the root. | |||
Ik hebbe om meerder genoegingeGa naar voetnoot107 te geven, de plant met het aan vast zijnde stukje kurk, mede laten af teijkenen. Ga naar margenoot+Fig: 22. IKLMN. verbeelt de geseijde plant, waar van met LMN. werd aan gewesen, dat tot den Boom soude op wassen, en aan deselve al tot drie bladeren was toe genomen, als met M werd aan gewesen. Met IKL werd de wortel aan gewesen, met der selver spranken, en met LNO werd aan gewesen het zaad, soo als het met der selver schorssen nog was om vangen, ende met IP werd verbeeld de kurk, die int onderste van het glas geplaast was, soo als de wortel daar in gevest was. Als wij dit geseijde weder over brengen, gelijk ik voor desen nogGa naar voetnoot108 hebbe gedaan, tot de Dierkens die inde Mannelijke zaaden der Dieren sijn, schoon die duijsent, duijsent maal kleijnder zijn, als de plant int zaad van een Orangie Appele gevonden werden, en schoon wij van tijd, tot tijd, de Dierkens inde Baarmoeders haar groot werdingeGa naar voetnoot109 niet en konnen na speuren, soo moet het egterGa naar voetnoot58 bij ons vast staan, dat de ordre vande Heere Maker van het Geheel Al, seer na op een ende deselve wijse toegaat, want gelijk de Aerde de Baar-moeder vande planten is, soo sijn de Tuba Fallopiana, de Baar-moeders van veele dierkens der Mannelijke zaaden, Want, Gelijk de Dieren inde Baar-Moeders door een streng, haar voetsel ende groot makinge, (als bij mij meermaal is geseijt), ontfangen, tot ter tijd en wijle dat die inde logt konnen bestaan, soo werden alle de zaaden (soo veel ons bekent is) door een streng groot gemaakt, ende de zaaden inde Aerde komende beeld ik mij inGa naar voetnoot110, weder door de streng, waar door deselve eerst sijn groot gemaakt, het eerste voetsel aan de pit werd toeGa naar voetnoota gebragt. Wij hebben onder vondenGa naar voetnoot111, datter eenige weijnige Dieren sijn, onder de welke geen Mannelijke Sexe en werden bevonden, en dit heeft ook plaats in eenige weijnige VissenGa naar voetnoot112. | |||
For greater satisfaction I also caused the plant with the adhering piece of cork to be drawn. Ga naar margenoot+Fig. 22. IKLMN represents the said plant, with LMN designating the part that was to become the tree; it had already grown three leaves, as designated by M. By IKL is designated the root, with its twigs, and by LNO the seed still surrounded by its rinds; and by IP is represented the cork that had been placed in the bottom of the tube, with the root fixed therein. When we compare the above again, as I formerly did already, to the animalcules in the male seeds of animals, although those are a thousand thousand times smaller than the plant in the seed of an orange is found to be and although we cannot trace the gradual growth of the animalcules in the wombs, yet we may be quite certain that the order of the Lord Maker of the Universe acts almost in the same way, for as the earth is the womb of the plants, the Fallopian tubes are the wombs of many animalcules from the male seeds. Indeed, as the animals receive their nourishment and growth in the womb through a string (as I have often said), until the time when they can exist in the air, so all seeds (as far as we know) grow through a string, and I think that when the seeds get into the earth, the pip is again supplied with the first nourishment through the string through which they were first made to grow. We have found that there are some animals among which no male sex is found, and the same is found in some fishesGa naar voetnoot35. | |||
Dese Dieren en Vissen, mogen wij wel vergelijken bij eenigeGa naar voetnoot113 zaaden, die geen pit hebben, en welkers gantsche zaad, bestaat, uijt de plant, de omwinsels die de plant omvangt, aan een zijde gestelt, als daar is het zaad van den esdoorn boom, de BukeboomGa naar voetnoot114, en na mijn beste onthoutGa naar voetnoot115 het zaad van SterkersGa naar voetnoot116. Onder de zaaden welkers streng, waar door ze groot gemaakt werden, die bij mij voor desen niet en sijn ontdektGa naar voetnoot117, sijn geweestGa naar voetnoot118, is den Okkernoot, anders Wal-Noot geseijt, ende de Carstanje, dog ik hebbe de strenge sedert weijnige dagen mede ontdekt. Weijnig tijd voor de laaste siekte vande Heer Cristiaan Huijgens van ZuijlighemGa naar voetnoot119, op sijn studeer kamer sijnde, seijde tot mij, dat men nu soo verre inde beschouwinge vanden Hemel gekomen was, als men soude konnen komen, en dus niet verder te sien was. Ik soude mede wel seggen, dat men soo diep inde mannelijke zaaden, en zaaden der planten is in gedrongen, datter niet verderGa naar voetnoot120 in dat groote geheijm en is te ontdekken, dog ik kan in mijn gevoelen wel komen te dwalenGa naar voetnoot121. | |||
We may compare these animals and fishes to some seeds which have no pip and whose whole seed consists of the plant, apart from the membranes surrounding the plant, such as the seed of the maple-tree, the beech-tree, and, if I remember rightly, the seed of garden cressGa naar voetnoot36. Among the seeds whose string, through which they are made to grow, I have not formerly discovered are those of the walnut and the chestnut, but a few days ago I also discovered the string there. Shortly before the last illness of Mr. Christiaan Huijgens van ZuijlighemGa naar voetnoot37, when we were in his study, he told me that we have now arrived at the utmost point possible in the observation of the firmament and that consequently there was nothing further to be seen. I am inclined to say also that we have penetrated so deeply into the male seeds as well as the seeds of plants that nothing further can be discovered in that great mystery, but I may be mistaken in this opinionGa naar voetnoot38. | |||
Sien wij nu dat een weijnig zand en water, waar in ik zaaden, die men seer langsaam tot wasdom kan brengen, in een kooper doosje of glaasje heeft op geslooten, alleen door warmte en water, tot een wasdom kan brengenGa naar voetnoot122, gelijk wij hier vooren hebben geseijt, waar sullen die geene nu blijven, die soo veel invloeijende stoffe, soo van de Son, Maan, en Sterren, ons hebben tragten wijs te makenGa naar voetnoot123. Dat wij in sulken Ouderdom vande MaanGa naar voetnoot124, ende de Son, in soo een teijkenGa naar voetnoot125 moet sijn, sullen wij een vaardigeGa naar voetnoot126 wasdom, inde zaaden ofte Verplantingen bekomen. Ik wil voor eerGa naar voetnoot127 aan nemen, dat wanneer de Aerde niet te nat, ofte ook niet te droog is, ende daar dan op komende soo danige warmte vande son, dat de zaaden haar wortel geschooten hebbende, ende de Son na die tijd, een grooter warmte aan de aarde brengende, een schielijke wasdom komt, kort om, de gantsche grootwerdinge vande Boomen en Planten, leijt int water op geslooten, want laat men onse onvrugbare Zand bergjens, dat fijn zand is, die men duijnen noemt, soo verre af sanden, dat de over gebleve effen grond, maar een voet boven het rondom loopende sloot water is leggende, waar door dan de vallende regen niet kan weg sakken, soo danig landGa naar voetnoot128 brengt niet alleen goet gras, maar ook Rogge, Garst, en veele Aerdvrugten voortbrengt. Dit sijn Hoog Edele Heeren mijne geringe aan teekeningen die ik voor dees tijd hebbe goet gedagt, Hare Hoog Edele Heeren mede te deelen, met die gedagten, datter ijets in gevonden sal werden waar inGa naar voetnoot129 een behagen sult vinden, en sal blijvenGa naar voetnoot130
Hare Hoog Edele Heeren Onderdanigsten Dienaar
| |||
If we now see that it is possible to induce very slowly growing seeds to grow when they are put in some moist sand in a copper box or a glass tube, solely by means of heat and water, as we have said above, what is to become of those who have tried to make us believe that the sun, the moon, and the stars have so much influence through effluent substancesGa naar voetnoot39, and that we can only obtain quick growth in seeds and plants at a particular time after the new moon and when the sun is in a particular constellation. I am more inclined to assume that when the earth is not too moist and not too dry, and it is then subject to such heat of the sun that the seeds have shot root and thereafter the sun imparts greater heat to the earth, everything will grow quickly. In short, the whole growth of trees and plants is included in the water. For if our infertile sand hills, consisting of fine sand, which are called dunes, are dug off to such an extent that the remaining level ground lies only one foot above the surrounding ditch-water, so that the falling rain cannot be drained away, such land will produce not only good grass, but also rye, barley, and root vegetables. These, Very Noble Sirs, are my modest notes which this time I have thought fit to send you, hoping that they will be found to contain something to please you. And I remainGa naar voetnoot40
Very Noble Sirs, your most obedient servant
|
|