Alle de brieven. Deel 14: 1701-1704
(1996)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBrief No. 240
| ||||
Gepubliceerd in:
| ||||
Korte inhoud:Beschrijving van de kolonievormende flagellaat Anthophysa vegetans uit Delfts grachtwater. Experimenten over het oplossen van zilver in sterk water en goud in koningswater. Beschrijving van de vormen waarin goud uit de oplossing neerslaat. Verklaring voor de afwezigheid van kroos aan de oppervlakte van water bij koud weer. | ||||
Figuren:Dobell geeft op Plate XXX de fig: 1-3 uit L.'s brief, waarin de kolonievormende flagellaat Anthophysa vegetans wordt afgebeeld. | ||||
Opmerkingen:Een eigentijdse, Engelse vertaling van de brief door John Chamberlayne bevindt zich in handschrift te Londen, Royal Society, MS 2015, Early Letters L.3.50; 11 foliobladzijden; zie voor Chamberlayne aant. 1 bij Brief 238 van 8 december 1702, in dit deel. De brief werd voorgelezen op de vergadering van de Royal Society van 17 maart 1702/3, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 11, blz. 15). Zie voor de Oude Stijl (O.S.) de Opmerkingen bij Brief 228 [140] van 2 augustus 1701, in dit deel. | ||||
Letter No. 240
| ||||
Published in:
| ||||
Summary:Description of the colony-forming flagellate Anthophysa vegetans from Delft canal water. Experiments with dissolving silver in aqua fortis and gold in aqua regia. Description of the forms in which gold is precipitated from the solution. Explaining the absence of duckweed on the surface of water in cold weather. | ||||
Figures:On Plate XXX Dobell proffers the figs. 1-3 from L.'s letter, in which the colony-forming flagellate Anthophysa vegetans is depicted. | ||||
Remarks:A contemporary English translation of the letter in manuscript, made by John Chamberlayne, is to be found in London, Royal Society, MS 2015, Early Letters L.3.50; 11 folios (see for Chamberlayne n. 1 on Letter 238 of 8 December 1702, in this volume). The letter was read in the meeting of the Royal Society of 17 March 1702/3 O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 11, p. 15). For the Old Style (O.S.) see the Remarks on Letter 228 [140] of 2 August 1701, in this volume. | ||||
Delft in Holland den 5e Februari
Hoog Edele Heeren.
Ik neme de vrijmoedigheijt dese mijne waarneminge soo als ik deselve op het papier hebbe gebragt, UE. Hoog Ed: Heeren toe te senden, met hoope datter ijets in sal wesen, waar inne UE: Hoog Edele Heeren een behagen sult vinden. Ga naar margenoot+Ik stond int laast vande maant julij Anno 1702. voor mijn HuijsingeGa naar voetnoot2 aan de kant van het water, welk water met een weijnige voortgang door onse stad stroomde, en het selve was seer helder, en bij na van die couluur, als het Maas-water haddeGa naar voetnoot3, en alsoo ik met heldere sonne schijn, eenige beweginge int water sag, die mij blinkende voor quam, was ik begeerig om te mogen weten, wat die blinkende stoffe was. Ik hebbe om mijn selven te voldoen genomen een glase Tuba die de lengte hadde van seer na een voetGa naar voetnoot4, ende de wijte van een vinger, en deselve gebonden hebbende aan een draat, heb ik die laten sakken op het water, en als deselve ontrent half vol was, heb ik die uijt het water gehaalt, en van een sekere hoogte regt op en neer, int water laten vallen, waar door deselve dusGa naar voetnoot5 onder water sijndeGa naar voetnoot6, de Tuba vol water is gekomen. Dit water door het vergroot glas beschouwende hebbe ik gesien, datter verscheijde soorten van Dierkens in swommen waar onder eenige van maaksel waren, die ik niet en weet dat ik oijt in wateren hadde ontdekt. Dit water beschouwde ik verscheijde malen op een dag, dog ik konde niet ontdekken, waar uijt die blinkentheijt ontstont, die het water hadde, eer dat het in de glase Tuba was. Ga naar margenoot+Op den 4e Augustij sag ik door een vergrootende Bril, datter op agt â. tien plaatsen deeltjens aan het glas vast saaten, die schoon het gantsche water (met een kleijne beweginge die ik aan de glase Tuba bragtGa naar voetnoot7), niet bewogen wierden, en bij gevolg alle de drijvende seer kleijne deeltjens die int water waren, soo bleven egterGa naar voetnoot8 de geseijde deeltjens aan het glas sitten. Dit bewoog mij deselve door het Vergroot-glas te beschouwen, en ik sag dat die deelen soo een volmaakte Tak van een Boom, met desselfs veel sprankenGa naar voetnoot9 verbeeldenGa naar voetnoot10, als wij met ons bloote oogen soude komen te sien, verschillende de eene boven de andere in veelheijt van Takken. | ||||
Delft in Holland, the 5th of February
Very Noble Sirs,
I take the liberty to send you these my observations such as I committed them to paper, hoping that they may contain something which will please you. Ga naar margenoot+About the end of the month of July 1702 I was standing in front of my house, at the edge of the water, which flowed gently through our town, and it was very clear and had almost the colour of the water of the MeuseGa naar voetnoot2. And since in bright sunshine I saw some movement of a gleaming substance in the water, I was eager to know what this gleaming substance was. In order to learn more about this, I took a glass tube having the length of nearly one footGa naar voetnoot3 and the width of one finger, and having tied it to a thread, I lowered it on to the water, and when it was about half filled, I took it from the water and dropped it from a certain height perpendicularly up and down into the water, as a result of which the tube, being under water in this way, became full of water. When I examined this water through the magnifying glass, I saw that several kinds of animalcules were swimming therein, some of which had such a structure as I do not know I had ever discovered in waters. I examined this water several times a day, but I could not discover how the gleaming substance was produced which the water had before it was in the glass tube. Ga naar margenoot+On the 4th of August I saw through magnifying spectacles that in eight or ten places particles stuck to the glass, though not all the water was set in motion (by a gentle movement I imparted to the glass tube), and along with it the floating very small particles which were in the water, the first-mentioned particles remained stuck to the glass. This induced me to examine them through the magnifying glass and I saw that those particles resembled such a perfect branch of a tree, with its many twigs, as we should see with the naked eye, one differing from the other as to the number of branches. | ||||
Meest alle dese Taks gewijse deeltjens saaten met haar stammetjens aan het glas, en schenen haar eerste begin genomen te hebben, uijt een kleijn stofje dat aan het glas was gehegtGa naar voetnoot11. Om mijn selven daar ontrent verder te voldoenGa naar voetnoot12, hebbe ik op den geseijde vierden Augustij, in een andere glase Tuba die wat langer en wijder was als de eerste, het water dat voor mijn huijsinge medeGa naar voetnoot13 stroomende was, gedaan, na dat ik het eerste ende tweede water dat inde Tuba quam, hadde verworpen. Dit water beschouwde ik verscheijde malen, en na dat het selvige ontrent dertig uren inde Tuba hadde gestaan, ontdekten ik de Taks gewijse deelen soo volmaakt, als ik het hier vooren hebbe verhaalt, en onder anderen een deeltje dat soo gestrekt lag als of het dikke sprankje daar de andere uijt voor komen, regt tegen het Oog aan lagGa naar voetnoot14. Ik plaaste voor dit laast geseijde deeltje een Vergroot glas met die gedagten om te vernemenGa naar voetnoot15, of het van tijd, tot tijdGa naar voetnoot16, in groote soude toe nemen. Na verloop van nog ses uren konde ik niet bemerken dat het in groote was toe genomen, en nu sag ik aan de uijtersteGa naar voetnoot17 vande sprankjens, die meer dan twintig waren, datGa naar voetnoot18 meest alle beset waren met ronde doorschijnende bolletjens, welkers diameters wel drie deelen waren, tegen dat het uijterste vande sprankjens een wasGa naar voetnoot19. Alsoo ik nu sag dat ontrent de geseijde sprankjens door schijnende Dierkens haar beweegden vande groote als de verhaalde ronde bolletjens, soo nam ik in gedagtenGa naar voetnoot20, dat de verhaalde ronde bolletjens mede Dierkens waren, ende dat de Dierkens haar rust hadden genomen, op de uijterste deelen vande geseijde sprankjens. | ||||
Most of these branched particles stuck with their stems to the glass and seemed to have originated from a small speck of dust attached to the glassGa naar voetnoot4. In order to learn more about this, on the said fourth of August I put in another glass tube, which was somewhat longer and wider than the first, the water flowing in front of my house, after having rejected the first and the second water that came into the tube. I examined this water several times, and after it had been in the tube for some thirty hours, I discovered the branched particles as perfectly as I said above, and amongst other things one particle which was stretched out in such a way as if the thick twig from which the others spring were directed straight at the eyeGa naar voetnoot5. In front of this latter particle I placed a magnifying glass, in order to find out whether it would gradually increase in size. After six hours more I could not perceive that it had increased in size, and now I saw that the extremities of the twigs, of which there were more than twenty, were almost all covered with round transparent globules, whose diameters were thrice as large as the extremities of the twigsGa naar voetnoot6. Since I now saw that around the said twigs there were moving transparent animalcules having the same size as the said round globules, I deliberated whether the said round globules were also animalcules and the animalcules had come to rest on the extremities of the said twigs. | ||||
DitGa naar voetnoot21 versterkte mijn gevoelen als ik des anderen daags 's mergens na dat het water doen twee maal vier en twintig uren, inde glase Tuba hadde geweest, sag, dat meest alle de ronde bolletjens, aan de verhaalde sprankjens af waren, ende dat eenige vande ronde bolletjens, die ik vast steldeGa naar voetnoot22 datGa naar voetnoot23 Dierkens waren, om die deeltjens haar waren bewegende, ende dat eenige seer weijnige van die Dierkens, haar weder plaasten aan die sprankjens, en bleven aldaar voor die tijd dat ik besig was met sien, onbeweeglijk sitten. Na nog twaelf uren tijds, konde ik niet vernemen, dat deGa naar voetnoota verhaalde Taks gewijse deele in groote waren toe genomen, en doen sag ik dat eenige weijnige sprankjens weder beset waren met ronde bolletjens, ende dat een Dierke dat wel vijftig maal grooter was als een rond bolletje, op het Taks gewijse deel was loopende, en alsoo de eijndenGa naar voetnootb van de sprankjens daar het Dierke hadde geloopen, weder met ronde bolletjens waren beset, stelde ik vast, dat het groote Dierke sijn jongen (schoon ik het niet oogenschijnelijkGa naar voetnoot24 konde bekennenGa naar voetnoot25) was plaasendeGa naar voetnoot26. Ik nam op den 6e Augustij een glase Tuba, die meer als een voet lang was, en een duijmGa naar voetnoot27 tot sijn diameter hadde en welke Tuba aan het eene eijnde was toe geblasen, om datGa naar voetnoot28 men geen gedagte soude hebben, dat de verhaalde sprankjens of taksgewijse deel vande kurk was af hangende, en na dat ik deselve eens, en ander maal hadde uijt gespoelt, stelde ik de glase Tuba op mijn ComptoirGa naar voetnoot29, en ik beschouwde deselve veel maal, en ik ontdekte geen taks gewijse deelen, dan na dat het water ontrent veertig uren, inde glase Tuba hadde gestaan, als wanneerGa naar voetnoot30 ik een vergroot-glas aandeGa naar voetnootc Tuba was vast hegtende, om te vernemen of die taksgewijse deelen niet in groote (sedert dat ik deselve eerst sag) soude toe nemen: dog hoe naeuw ik toe sag, soo en konde ik geen verandering gewaar werden. | ||||
I was confirmed in my opinion when the next morning, after the water had been in the tube for twice twenty-hour hours, I saw that nearly all the round globules had left the said twigs and that some of the round globules which I firmly believed to be animalcules were moving around those particles, and that a very few of those animalcules deposited themselves again on those twigs and remained motionless there during my observation. After twelve hours more I could not perceive that the said branched particles had increased in size, and then I saw that a few twigs were covered again with round globules and that an animalcule that was about fifty times larger than a round globule was moving on the branched particle, and since the extremities of the twigs where the animalcule had moved were covered again with round globules, I firmly believed that the large animalcule was depositing its young ones there (though I could not observe it clearly)Ga naar voetnoot7. On the 6th of August I took a glass tube which was more than one foot long and whose diameter was one inchGa naar voetnoot8. This tube was sealed at one end, in order that one should not think that the said twigs or branched particles hung from the cork. And after I had rinsed it once, and once again, I put the glass tube in my studyGa naar voetnoot9 and I examined it many times; and I did not discover any branched particles until the water had been in the glass tube for about forty hours. I then fastened a magnifying glass to the tube, to find out whether those branched particles would not increase in size (since I first saw them). But however closely I looked, I could not perceive any change. | ||||
Nu sag ik ook aan eenige seer weijnige Taks gewijse deelen, dat aan de uijterste eijnden vande selve drie â. vier, en ook wel vijf ronde bolletjens, en dat roos gewijseGa naar voetnoot31 bij malkanderen waren geplaast, dat geen on aan genaam gesigt verwekte, want als soo een taks gewijse deel met sijn dikke eijnde waar uijt alle de andere spranken voort quamen, alleen maar aan het glas was vast gehegt, soo wierden alle de sprankjens met de seer kleijne beweginge, die men het water quam aan te doen, alle bewogen; waar door ook eenige vande te samen gevoegde bolletjens, die daar ontrent waren, en die men soude oordeelen, dat niet aan de uijterste sprankjens vast waren, mede bewogen, maar ik versekerde mij na verscheijde waar nemingen, datze waarlijk aan deselve vast waren, schoon ik om de uijtnemende dunte geen deel waar door ze vast gehegt waren, konde bekennen. Ik hebbe het water seer langsaam uijt de glase Tuba laten loopen, met die gedagten, dat de geseijde Taks gewijse deelenGa naar voetnoota die met der selver stam, aan het glas gehegt waren, en welkers takjens in een geduijrige beweginge waren, als men de glase Tuba was handelende, door het weg loopen van het water, tegen het glas soude leggen, ende dat dus den Teijkenaar des te beter soo een Taks gewijse deel soude af teijkenen. Ga naar margenoot+Fig: 1. ABCDEF. verbeeld het geseijde deel soo als het tegen het glas was aan leggendeGa naar voetnoot32. Met A werd aan gewesen dat deel, datGa naar voetnoot33 voor een wortel van een gewas soude te boek stellen, en met welk deel het alleen aan het glas was vast gehegt. Hier sien wij wat al takken aan het selve sijn, die nu wat irregulier door malkanderen leggen, daarGa naar voetnoot34 deselve liberGa naar voetnoot35 int water leggende, niet onaangenaam waren te beschouwen, te meer, om dat ze met de Couluur van eijken Hout over een quam, en op veele plaatsen beset waren met ronde bolletjens, even als of ze uijt ronde bolletjens waren te samen gestremtGa naar voetnoot36. Met G. en digte bij D werd aan gewesen roos gewijse deeltjens die uijt eenige bolletjens schenen te bestaan, en waar van eenige ook bij H. werden aan gewesen, en schoon ik aan die deelen met H aan gewesen, niet en konde bekennen, dat ze aan takjens ware vereenigt, soo beweegden deselve door gaansGa naar voetnoot37, mede soo als de uijterste takjens int water sijnde, deden. | ||||
Now I also saw that on a very few branched particles, at their very extremities, three or four and sometimes five round globules were placed together in the form of a rosette, which was not an unpleasant spectacle, for when one of these branched particles was attached to the glass with its thick end only, from which all the other twigs sprang, all the twigs were set in motion by the very gentle movement imparted to the water. And in consequence some of the combined globules which were around them and which one would think were not attached to the extremities of the twigs also moved. But after several observations I made sure that they were really attached thereto, although I could not, because of their extreme thinness, perceive any part by means of which they were attached. I made the water flow very slowly from the glass tube, imagining that the said branched particles, which were attached to the glass by means of their stems and whose twigs were in constant motion when the glass tube was handled, would come to lie against the glass in consequence of the flowing away of the water, and that thus the draughtsman would all the better be able to draw such a branched particle. Ga naar margenoot+Fig. 1. ABCDEF represents the said part such as it lay against the glassGa naar voetnoot10. By A is designated that part which one would take to be a root of a plant, by means of which alone it was attached to the glass. Here we now see how many twigs there are on this part. They are here disposed somewhat irregularly through each other, while they were not unpleasant to view when they lay freely in the water, the more so as they had the same colour as oak-wood and were covered in many places with round globules, as if they had coagulated from round globulesGa naar voetnoot11. At G and near D are designated particles in the form of a rosette, which appeared to consist of some globules and some of which are also designated by H, and although I could not detect that those particles designated by H were attached to twigs, they moved continually, as did the extremities of the twigs that were in the water. | ||||
Soo ras en was het water niet uijt de glase Tuba gegooten of ik beschouwde aan stonts het geseijde deel, en doen sag ik tusschen de geseijde sprankjens BD. en BE. twee soo kleijne dierkens swemmen, als een vande bolletjens sijn, waar uijt die deeltjens bestaan, die met H. werden aan gewesen, en welke Dierkens aldaar soo lang bleven swemmen, en datGa naar voetnoot38 in die weijnige water deelen, die tusschen de sprankjens nog niet waren weg gewasemt, dat mijn gesigt daar van moede was, in welke waar neminge, ik van een vande vier deeltjens die met H. sijn aan gewesen, mede een kleijn deeltje sag af scheijde, ende een beweginge met voort swemmen maakte, dog de spatie van af wijkinge, was niet meer als een hair breete, en welke af swemmende deeltje sekerlijk een Dierke was, want het keerde en wende hem verscheijde malen om, en aan een ander deeltje sag ik wel een weijnig beweginge, maar het en scheijde vande andere, die met den anderenGa naar voetnoot39 een roos gewijse figuur waren uijt makende niet af. Vorders lagen nog aan het glas, veele kleijne Taks gewijse deelen die in sulkenGa naar margenoot+ ordre niet waren leggende, en met het weg loopen van het water de gedaante van fig: 2. IKL. ende fig: 3. MNO. hadden aan genomenGa naar voetnoot40. Wat sullen wij van het maaksel van dese sprankjens of Booms gelijke gewas seggen, wij konnen ons niet in beelden, dat ze uijt een zadelijkeGa naar voetnoot41 stoffe die int water is, sijn voortkomende, maar sullen onder het welnemen ons eerder konnen voldoen, als wij stellen dat uijt soo danige stoffe waar uijt die spranken sijn te samen gestelt, in kleijne deelenGa naar voetnoot42 door het water sweven, ende datGa naar voetnoot43 door een neijgingeGa naar voetnoot44 die deselve tot den anderenGa naar voetnoot39 hebben, sijn te samen gestremtGa naar voetnoot45, dit sal ons niet vreemt voor komen, als wij weten dat wanneer men een ijser vijlt, dat het geseijde deel een weijnig warmte bekomt, en men steekt dat gevijlde deel aan het vijlsel, dat sulk vijlsel, kettings gewijse aan het ijser sal blijven hangen, dog op verre na soo veel niet, als het vijlsel aan de ZeijlsteenGa naar voetnoot46 doet. | ||||
As soon as the water had been poured out of the glass tube, I at once examined the said particle, and then, between the said twigs BD and BE, I saw two animalcules swimming which were as small as one of the globules of which those particles designated by H consist, and these animalcules continued to swim there, and that even in the few water particles which had not yet evaporated between the twigs, until my eyes were tired with the sight. During this observation I saw a small particle detaching itself from one of the four particles designated by H and making a movement of swimming away, but the distance covered was no more than a hairbreadth. This particle swimming away was undoubtedly an animalcule, for it turned and turned about several times. And on another particle indeed I saw some movement, but this did not detach itself from the others which formed a rosette with each other. Ga naar margenoot+Furthermore there also lay against the glass many small branched particles which were not so regularly disposed and which, as the water flowed away, had taken the form of IKL in Fig. 2 and MNO in Fig. 3Ga naar voetnoot12. What are we to say of the form of these twigs or tree-like growths? We cannot imagine that they spring from a seminal substance in the water, but subject to better judgment we shall rather be able to gain certainty if we believe that small particles of the substance of which those twigs consist are floating in the water, and that through an attraction which they have for each other they have coagulated. This will not appear strange to us if we know that when one files iron, and the said part becomes somewhat warm, and one applies the part that has been filed to the filings, these filings will stick in the form of a chain to the iron, but not by any means so much as the filings stick to a loadstone. | ||||
Ga naar margenoot+Terwijl ik hier vande Neijginge kome te spreeken, kan ik niet na laten tot UE. Hoog Edele te seggen, dat ik verscheijde malen alleen uijt vermaak, silver in stark waterGa naar voetnoot47 hebbe laten ontdoenGa naar voetnoot48, en soo aanstonts als het silver in stark water was geleijt, de werkinge die het stark-water op het silver te weeg bragt, soo veel mij doenlijk was tragten na te speuren, en hebbe door gaansGa naar voetnoot49 waar genomen, dat van het silver een groote menigte lugt belletjensGa naar voetnoot50, die ontrent soo groot waren, eer ze van het Metaal af scheijden, als gemene spelde hoofden en sandenGa naar voetnoot51. Dese lugt-bellen, en verlieten het metaal niet, om na de superfitie van het water te verhuijsen of ze wierden aan stonts kleijnder, ja tot soo danige kleijnheijt, dat ze bij na het gesigt ontweken, en dus kleijn sijnde, waren ze in een Oogen blik weg; Dese geseijde grootheijt tot de uijtstekende kleijnheijt, daar vereijste veel maal niet meer tijd toe, als drie pols-slagen: Andere weijnige lugt bellen hielden langer stand, en weder andere schoon soo groot als speldehoofden bersten voor het gesigt als aan stukken, sonder datze in het ontstukken barsten, eenige lugt bellen na lieten. Om mijn selven verder te voldoen, bereijden ik een glase Bol, wiens axe anderhalve duijmGa naar voetnoot27 was, ende daar nevens aan een andere kleijne rondigheijt als nevens staande fig:Ga naar margenoot+ 4a. ABCDEFG. waar van ABCD. is de groote Bol, ende ADEG. de kleijnder rondigheijt ende F. de openheijt van het glas. Dit glas plaaste ik soo schuijns als hier af gebeelt werd, na dat ik het selve alvoorens wanneer de openheijt F om hoog stond, wat boven EG. met stark water gevoltGa naar voetnoot52, en als doen twee asenGa naar voetnoot53 swaarte fijn silver in het selvige laten vallen, die in het glas in soo danige stand leggende, als hier vertoont is, op de gront van het glas aan B quam te leggen, waar door alle de lugt bellen, die aan het silver gemaakt wierden, perpendiculaar na C. mosten plaatsenGa naar voetnoot54; met die insigteGa naar voetnoot55, dat wanneer de hoe grootheijt vande lugt bellen aan C. quamen, aldaar mosten geplaast blijvenGa naar voetnoot56, ende dat de ruijmte, die de lugt aldaar quam te maken, soo veel stark waterGa naar voetnoot57 uijt de groote bol, na de kleijnder Bol ADEG. most gevoert werden. | ||||
Ga naar margenoot+Now that I am speaking of attraction, I cannot avoid telling you that, merely for my diversion, I dissolved silver several times in aqua fortisGa naar voetnoot13, and as soon as the silver had been put in aqua fortis, I tried to ascertain the effect of the aqua fortis on the silver as best I could; and each time I observed that from the silver a large number of air-bubbles became detached which, before becoming detached from the metal, were about the size of common pin-points and grains of sandGa naar voetnoot14. No sooner did these air-bubbles leave the metal to rise to the water's surface but they at once became smaller, even so small that they became almost invisible, and when they were so small, in a moment they were gone. And this change from large to extremely small frequently took no more time than three pulses. A few other air-bubbles persisted longer, and others again, though being the size of pin-points, burst asunder before my eyes without leaving behind any air-bubbles in the process. In order to gain more certainty, I made a glass bulb, whose diameter was an inchGa naar voetnoot8Ga naar margenoot+ and a half, and connected therewith another, small, bulb, as designated in Fig. 4a by ABCDEFG, where ABCD is the large bulb and ADEG the smaller bulb, and F the opening of the glass apparatus. I put this glass apparatus in the sloping position here shown, after first having filled it, when the opening F was perpendicular, a little above EG with aqua fortis, and then I dropped two asenGa naar voetnoot15 of fine silver into it, giving it such a position in the glass apparatus as here shown, so that it came to lie on the bottom of the glass apparatus at B, in consequence of which all the air-bubbles formed on the silver were caused to rise perpendicularly to C, the intention being that when the quantity of air-bubbles reached C, they should be forced to remain there and that a volume of aqua fortis equal to that of the air should have to be conveyed from the large bulb to the smaller bulb ADEG. | ||||
Wanneer op het laaste maar eenige weijnige kleijne lugt-bellen, van het silver af quamen, sag ik seer naaktGa naar voetnoot58, dat de meeste eer dat ze aan C. waren genadert, niet alleen in het op komen van Ogenblik tot Ogenblik kleijnder wierden; maar de meeste waren gans weg, eer ze tot aan C. quamen. Als nu het silver met het stark water in ons oog vereenigt was, ende het selve alsoo vierentwintig uren hadde gestaan, was int glas aan C. soo veel lugt, als ontrent drie â. vier kleijne spelde hoofden groot sijn, daarGa naar voetnoot34 sulken onbedenkelijkenGa naar voetnoot59 groote menigte lugtbellen gemaakt wierden, eer dat het silver alsGa naar voetnoot60 weg was, over welk geval namentlijk datter soo veel lugt gemaakt wierde, en weder weg was, sonder merkelijke lugtGa naar voetnoot61 na te laten, ik mijn selven niet konde voldoenGa naar voetnoot62. Vorders hebbe ik de verhaalde weijnige lugt die aan C. was met het deel van het glas F om hoog te houden uijt het glas laten verhuijsen, en op nieuw drie maal soo veel silver in het stark water geworpen, als wanneerGa naar voetnoot63 weder een onbedenkelijk getal van lugt belletjens gemaakt wierden waar van veele eer ze aan de hoogte van het glas C. quamen, weder weg waren, en veele andere die grooter waren, boven aan het glas komende ontstukken barsten, en geen lugt na lieten, uijt gesondert dat door gaansGa naar voetnoot37 aldaar soo veel lugt bleef, als drie â. vier spelde hoofden groot sijn. Vorders hebbe ik nog dertig asenGa naar voetnoot53 silver int glaasje gedaan, ende geen onderscheijt konnen vernemen, alsGa naar voetnoot64 na dat het stark water sijn werkinge hadde gedaan, en geen silver meer te bekennen was, soo veel lugt aan C. was over gebleven als een gemene Ert groot was. In dese mijne geseijde waar neminge is mij weder voor gekomeGa naar voetnoot65, dat hoe grooter de lugt bellen waren, die van het silver af gingen, hoe snelder deselve om hoog wierden gedreven, en dit heeft ook plaats beeld ik mij inGa naar voetnoot66, in die deelen vande lugt, die men subtile lugt noemt, namenlijk hoe grooter de deelen lugt sijn, die van ons verhuijsen, hoe snelder die na bovenen gaanGa naar voetnoot67, en soo gaat het ook, stel ik vastGa naar voetnoot22, met het vallen van sware lighame van sekere hoogte na de aarde, als bij voorbeeld, daar is een ijsere kloot, wiens axe doet een duijmGa naar voetnoot27, en een andere ijsere kloot sijn axe doet vijf duijmen, ende dese beijde klooten, sullen van een gestelde hoogte vallen, niet datmen deselveGa naar voetnoot68 aan een plaast, want in sulken gevalle, soude den eenen den anderen in sijn sog mede slepen. Mijn stellinge is dat de grooste kloot, wiens axe doet vijf duijmen, in sijn val, een pilaar vande lugt moet door snijden die vijfentwintig maal grooter is als de pilaar vande kloot van een duijm. | ||||
When at last a few small air-bubbles detached themselves from the silver, I saw very plainly that most of them, before reaching C, as they arose not only were becoming smaller from one moment to the next, but most of them were gone altogether before they reached C. Now when the silver was visibly dissolved in the aqua fortis and had stood thus for twenty-four hours, there was as much air in the glass apparatus at C as would take up the space of three or four small pin-points, while an incredibly large number of air-bubbles was formed before the silver was gone as it were, which circumstance, viz. that so much air was formed and then was gone again, without leaving any appreciable amount of air, I could not account for. Further, I made the said small amount of air at C leave the apparatus by holding the part F of the glass apparatus perpendicular and I again threw three times as much silver into the aqua fortis, upon which an incredible number of air-bubbles was formed again, many of which were gone before they reached the top C of the glass apparatus, while many others, which were larger, burst asunder when they reached the top of the glass apparatus without leaving any air, except that there always remained a volume of air equal to three or four pin-points. Further I put thirty more asenGa naar voetnoot15 of silver in the glass apparatus and could not perceive any difference except that after the aqua fortis had had its effect and no more silver could be perceived, a volume of air equal to the volume of a common pea had remained at C. In this my observation I saw again that the larger were the air-bubbles which detached themselves from the silver, the faster they rose, and I think that this also takes place with those parts of the air which are called subtle air, viz. the larger the particles of air which move away from us, the faster they rise.Ga naar voetnoot16 And the same happens also, I am convinced, when heavy bodies fall from a certain height to the earth, for instance where there is an iron ball whose diameter is one inch and another iron ball with a diameter of five inches, and these two balls fall from a certain height, provided that they are not attached to each other, for in that case the one would drag the other along in its wake. I am convinced that the largest ball, whose diameter is five inches, in falling must pass through a column of air which is twenty-five times larger than the column of the ball having a diameter of one inch. | ||||
Dit soo sijnde, soo staatGa naar voetnoot69 de pilaren, die beijde de klooten int vallen inde lugt moeten door snijden, als een tot vijf en twintig, ende de hoe swaarheijtGa naar voetnoot70 van beijde de klooten staan tot malkanderen, als een tot hondert en vijfentwintig. De kloot nu die hondert vijfentwintig maal swaarder weegt en maar vijfentwintig maal meerder lugt int vallen moet doorsnijden, moet nootsakelijk snelder gang int vallen aan nemen, dan de kleijnder kloot, en bij gevolg moeten dan die deelen van ons na bovenen verhuijsenGa naar voetnoot71, soo die van een ende deselve stoffe sijn, de grooste een snelder voortgang hebben. Ga naar margenoot+Soo danig silver beladen waterGa naar voetnoot72, door het bij doen van regen water verswakt hebbende, hebbe ik een weijnig van dat water op een suijver glas geleijt, ende het geseijde water ook wel gedaan in een dunne glase Tuba, en dan in soo danig water geplaast, soo nu als dan, maar een sand grooteGa naar voetnoot73 root kooper, ende dat met silver belade water gestelt hebbende voor een Vergroot-glas, hebbe ik met plaijsier gesien, hoe in een korte tijd, uijt soo danig klaar water taks of booms gewijse het silver was te samen stremmendeGa naar voetnoot74, en welke te samen stremminge, wij mede wel een NeijgingeGa naar voetnoot44 mogen noemen, en om een beter bevattinge vande geseijde te samen stremminge te hebben, soo hebbe ik een kleijn gedeelte van het silver dat niet boven een grof sand grooteGa naar voetnoot51 konde uijtGa naar margenoot+ maken, laten af teijkenen als hier met fig: 4. PQRST. werd aan gewesen. Als wij nu sien, dat in weijnig seconde tijds, soo een verhaaltGa naar voetnoot75 taks gewijse voor ons gesigt te samen stremt, ende dat vanGa naar voetnoot76 onsigbare deelen, selfs door een goet vergroot-glas, ende dat uijt soo een heldere in ons oog wateragtige stoffe, soo moeten wij verbaast staan. Wat nu dese te samen stremminge veroorsaakt, ja soodanig, dat in het over blijvende water geen silver meer en is, is voor mij on na speurlijk. | ||||
This being so, the columns through which the two balls must pass in the air are as one to twenty-five and the weights of the two balls are in the proportion of one to one hundred and twenty-five. Now the ball which is one hundred and twenty-five times heavier and has to pass through only twenty-five times as much air in falling must needs fall faster than the smaller ball, and consequently the largest of those parts which move upwards, if they consist of one and the same matter, must move faster. Ga naar margenoot+After having diluted such aqua fortis loaded with silver by adding rain-water, I put a little of that water on a clean glass, or in a thin glass tube, and put now and then in this water a little copper the volume of a grain of sandGa naar voetnoot17. And after having put that water loaded with silver before a magnifying glass, I was pleased to see how from this clear water in a short time the silver coagulated in the form of branches or treesGa naar voetnoot18 which coagulation we may also call attraction. And in order to give a better idea of the said coagulation, I had the draughtsman draw a small portion of the silver, whichGa naar margenoot+ could be no larger than a coarse grain of sand, as designated here in Fig. 4 by PQRST. If we now see that in a few seconds such a particle coagulates in the form of a branch before our eyes, and that from particles which are invisible even through a good magnifying glass, and that from a watery substance appearing so clear to us, we cannot but be amazed. It is inscrutable to me what causes this coagulation, even in such a way that no silver is left in the remaining water. | ||||
Ga naar margenoot+Van dese te samen gestremde kleijne silver deelen, sijn mijn gedagten geloopen, op de rijk beladen silver steen, die ons met kleijne stukjens uijt Westindien sijn toe gekomen, en welke inde Cabinetten bij eenige liefhebbersGa naar voetnoot77, voor wat raarsGa naar voetnoot78 bewaart werden, en waar van ik mede een weijnig besit, en als wij het silver dat inde steenen is, met aandagt besien, soo sullen wij bevinden, dat de silver deelen inde steenen, met soo taks gewijseGa naar voetnoot79 deelen is leggende als de silver deelen voor ons gesigt (door het vergroot-glas te sien) sijn te samen gestremt, waar uijt wij meer als voor desen, ons konnen voldoenGa naar voetnoot80, dat ten tijde de steen deelen in kleijne deelen, en als in een vloeijbare stoffeGa naar voetnoot81 waren, dat onder deselve waren vermengt veele silver deelen, ende dat wanneer de te samen stremmingeGa naar voetnoot82 van de steen deelen wierde te weeg gebragt, dat te gelijk ook de silver deelen in soo danige taks gewijse deelen, als wij die nog inde steen sien leggen, sijn te samen gestremt, ende als vande steen deelen omvangen, waar uijt veele hebben geoordeelt, dat soo danig silver door langheijt van tijd inde steen is gegroeijtGa naar voetnoot83. Ik hebbe inde Philosophical Transactions No. 243. Fo 296. gesien, dat de Heer Robert SoutwelGa naar voetnoot84, aan de Co: Soct daar den selven een lid van is, gecommuniceert heeft, dat wanneer men een ducaat dun slaat, ende deselve in twee onseGa naar voetnoot85 Aqua Regia laat ontdoenGa naar voetnoot48, ende in dat water een lindeGa naar voetnoot86 lap steekt, ende deselve laat droogen, ende dan weder in het water steekt, ende dat soo lang doet, tot al het geseijde water inde doek is ingedroogt, ende als dan de doek verbrant, gelijk men tintelGa naar voetnoot87 maakt, ende dat men met dit over gebleve stoffe het silver daar mede vrijvende, vergult. Ga naar margenoot+Ik hadde wat Scheij-GoutGa naar voetnoot88 staan, waar van ik een half engelsGa naar voetnoot89 genome hebbe, waar op na proportie als hier vooren verhaalt, Aqua Regia op gegooten, als wanneer ik sagGa naar voetnoot90 dat de Aqua Regia op het Gout met lugt belletjens was werkende, gelijk wij sien dat het stark water, op het silver doetGa naar voetnoot91. | ||||
Ga naar margenoot+From these coagulated small silver particles my thoughts turned to the stone richly loaded with silver which has reached us in small fragments from the West Indies and which is kept by some collectors in their cabinets as something uncommon, and of which I also possess a little. And if we attentively consider the silver in the stones, we shall find that the silver particles lie in the stones in branched particles like the silver particles which have coagulated before our eyes (as viewed through the magnifying glass), by which we may have greater certainty than before that when the stone parts were in small particles and as it were in a fluid substance, many silver particles were mixed therewith, and that when the coagulation of the stone particles was brought about, at the same time the silver particles in those branched particles we now still see in the stone have also coagulated, and are as it were surrounded by the stone particles; from which many people have concluded that this silver grew in the stone in the course of timeGa naar voetnoot19. I saw in the Philosophical Transactions, no. 243, folio 296, that Mr. Robert SouthwellGa naar voetnoot20 has informed the Royal Society, of which he is a member, that when a ducat is flattened and is dissolved in two ouncesGa naar voetnoot21 of aqua regia, and a linen rag is steeped in that water and dried, and is then put again in the water and this is done until all the said water in the rag has dried, and the rag is then burned, in the way tinder is made, the silver is gilded by rubbing it with the matter that is left. Ga naar margenoot+I had some assaying gold, of which I took a pennyweightGa naar voetnoot22, on which I poured aqua regia in the proportion mentioned above, and then I saw that the aqua regia was acting on the gold so as to form air-bubbles, as we see aqua fortis doing on silverGa naar voetnoot23. | ||||
Ik hebbe eenige tijd geleden, een weijnig Aqua Regia, dat met Scheij-Gout beladen wasGa naar voetnoot92, op een schoon suijverGa naar voetnoot93 glas geleijt, om te sien wanneer de vermengde souten waren te samen gestremt, of ik dan niet eenige Gout deelen, soude ontdekken. Wanneer nu in schoon warm weer, de souten voor het meerendeel waren te samen gestremt, verbeelden deselve soo veel bij sondereGa naar voetnoot94 figuuren, dat daar op geen staat te maken was, want nuGa naar voetnoot95 sag ik een nette ses sijdige figuur, en kort daar aan was het van die nette figuur, in een niet wel geschikteGa naar voetnoot96 figuur verandert, om dat beeld ik mij inGa naar voetnoot66, nu aan de eene zijde de te samen stremminge grooter was, als aan de ander zijdeGa naar voetnoot97, al na dat het omvangen lag van zout deelen, en gout. Maar het geene aan merkensGa naar voetnoot98 mij voor quam, dat was, dat op soo danige sout deelen die soo helder waren als geel Crisstal, eenige zout deelen lagen, die een schoone gout geele Couluur hadden, en in andere zout deelen scheen het mij toe, dat soo schoone gout geele Couluur, in andere zout deelen op geslooten lagen, dat een vermakelijk gesigt verwekte, maar als dan een vogtig weer daar op volgde, waren alle de zout deelen gesmolten, ende die schoone geele Couluur bleef met de andere zout deelen vermengtGa naar voetnoot99. Nu hadde ik stark water genomen, ende daar in gedaan soo veel sal armoniacGa naar voetnoot100, als inde tijd van twee uren in het stark water was ontdaanGa naar voetnoot48, als wanneer ik dit water dat men Aqua Regia noemt, vande nog over gebleven sal armoniac hebbeGa naar voetnoot101 af gegooten. Ga naar margenoot+Vorders hebbe ik genomen een stukje Gout, dat door een Gout smit was bewerkt, en dat hebbe ik dun geslagen, en op de gront van het glas, waar in het scheij gout was dat Aqua Regia nomtGa naar voetnoot102 laten vallen, en gesien dat een witte stoffe van het Gout af ging, die op de gront van het glas sig setten, en gelijkGa naar voetnoot103 wij weten, dat het Aqua fort anders stark water geseijt, het silver ontdoet, en het Gout dat onder het silverGa naar voetnoot104 op de gront valt, ende dat het Aqua Regia het gout ontdoet, ende het silver op de gront valtGa naar voetnoot105. | ||||
Some time ago I put some aqua regia loaded with assaying gold on a clean glass, in order to see whether, when the mixed salts had crystallized, I should not discover some gold particles. Now when in fair, warm weather the salts had largely crystallized, they showed so many different figures that this could not be accounted for; for sometimes I saw a regular hexagonal figure and shortly afterwards it had been transformed from that regular figure into an irregular one, because to my thinking at one time on one side the crystallization was greater than on the other sideGa naar voetnoot24, according as it was surrounded by salt particles and gold. But what appeared remarkable to me was that on those salt particles that were as transparent as yellow crystal there lay some salt particles which had a beautiful gold colour, while it seemed to me that these particles with a beautiful gold colour were enclosed in other salt particles. This presented a delightful spectacle, but when the weather then became wet, all the salt particles had melted and the salt particles with the beautiful yellow colour remained mixed with the other salt particlesGa naar voetnoot25. Now I took aqua fortis and added to it as much sal ammoniacGa naar voetnoot26 as had dissolved in the aqua fortis in a period of two hours, upon which I poured off this water, which is called aqua regia, from the sal ammoniac that was left. Ga naar margenoot+Further I took a piece of gold that had been worked by a goldsmith and flattened it, and I dropped it on the bottom of the glass containing the assaying gold which is called aqua regia and saw that a white substance detached itself from the gold and was deposited on the bottom of the glass. For as we know that aqua fortis dissolves silver and the gold among the silver drops on the bottom, thus aqua regia dissolves the gold and the silver drops on the bottomGa naar voetnoot27. | ||||
Uijt welk gesigt ik mij in beeldeGa naar voetnoot106, dat de witte stoffe silver was, waar mede het gout werd veralieneert, want na onse wet, moet het werk GoutGa naar voetnoot107 22. CaraatGa naar voetnoot108 inne houden. Het stukje Gout in Aqua Regia leggende, en wilde niet met het selve vereenigenGa naar voetnoot109, schoon ik het glaasje soo heet maakte dat mijn hand de hitte van het glas niet verdragen konde, waar uijt ik besloot, dat te veel Gout, ende te weijnig Aqua Regia was. Ik hebbe van dit Aqua Regia, dat met het geseijde Gout beladen was, van het bovenste af genomen, ende het selvige mede op suijvere glasen geleijt, ende waar genomen, dat alle de te samen gestremde Zout deelen een schoone Gout geele Couluur hadden, leggende in een dunne Gout geele vogt, waar uijt ik een besluijt maakteGa naar voetnoot110, dat in het Aqua Regia, dat met Gout beladen was, en waar in het cristaline zoutGa naar voetnoot111 ook was te samen gestremt, sonder dat aan eenige van die zout deelen een Gout Couluur aan te bekennen wasGa naar voetnoot112, voort quam, datter te weijnig Gout in hadde geweest. Ga naar margenoot+Vorders hebbe ik genomen een kleijn stukje root kooper, ende dat geleijt in Aqua Regia, daar weijnig Gout in was ontdaan, en waar genomen, dat soo aanstonts het Aqua Regia op het kooper soo was werkende, als of het kooper in Aqua fort hadde gelegen, en dat het Gout te gelijk aan het kooper was stremmende, dog met veele kleijnder taksGa naar voetnoot113 deelen, dan het silver in Aqua fort leggende doet, en ik hebbe wel gesien dat het Gout aan het kooper soo was stremmendeGa naar voetnoot114, dat het Aqua aan het kooper leggende, sijn Gout CouluurGa naar voetnoot115 weg was, en na verloop van een ure was de gout geele Couluur gans weg, en het kooper was soo tot het water voor een groot gedeelte over gegaan, dat het water een groene Couluur hadde, en dan konde men met het bloote oog het Gout, dat om het kooper lag bekennenGa naar voetnoot116. Wijders hebbe ik genomen Aqua Regia, dat met soo veel gout beladen was, dat het niet meer Gout konde ontdoen, en gesien, dat dese te samen gestremde Zout deelen soo een schoone Gout Couluur hadden, en soo vermakelijk te sienGa naar voetnoot117, als sijnde eenige uijt soo veel kleijne deelen te samen gestremtGa naar voetnoot118, en met soo veel nette hoeken en winkelsGa naar voetnoot119, dat het te verwonderen was. | ||||
From this sight I supposed that the white substance was silver, with which the gold was alloyed, for according to our law gold to be worked by the goldsmith must contain 22 caratsGa naar voetnoot28. The piece of gold lying in aqua regia would not dissolve in the latter, although I made the glass so hot that my hand could not bear the heat of the glass, from which I concluded that there was too much gold and too little aqua regia. I took off the upper layer of this aqua regia which was loaded with the said gold; I put it on clean glasses and observed that all the crystallized salt particles had a beautiful gold colour and lay in a thin gold-coloured fluid, from which I concluded that there had been too little gold in the aqua regia which was loaded with gold and in which the crystalline salt had also crystallized without any gold colour being visible on any of those salt particlesGa naar voetnoot29. Ga naar margenoot+Further I took a small piece of copper and put it in aqua regia in which a little gold had been dissolved, and I observed that the aqua regia at once acted on the copper in such a way as if the copper had lain in aqua fortis, and the gold was at the same time deposited on the copper, but in much smaller branched particles than silver in aqua fortis. And I saw that the gold was deposited on the copper in such a way that the aqua regia near the copper had lost its gold colour. And after one hour the gold colour had disappeared altogether. And the copper had so largely dissolved in the water that the water had a green colour, and then one could perceive with the naked eye the gold deposited on the copperGa naar voetnoot30. Further I took aqua regia that was loaded with so much gold that it could not dissolve any more gold, and I saw that the crystallized salt particles therein had such a beautiful gold colour and presented such a diverting spectacle as if they were composed of so many small particles and had so many regular corners and angles that it was wonderful. | ||||
Ik hebbe soo danige te samen gestremde deelen voor het vergroot-glasGa naar voetnoota gestelt, om andere soo een vermakelijk gesigt mede te deelen, die bekennen mosten noijt soo schoonen Gout gesien te hebben, en daar bij was het van soo danigen maaksel, als of men sig verbeelden kon, een stuk Gout te sien, soo als het uijt een Mijn was gekomen. Ga naar margenoot+Om nu soo veel als het in mijn vermogen was, de te samen gestremde zout deelen in haar eerste te samen stremminge soo veel als het gesigt toe liet te sien, hebbe ik het geseijde met Gout belade water, op suijver glas geleijt, ende van het glas weder laten af loopen, op dat het soo dun op het glas soude leggen, als men sonder eenige aan rakinge konde te weeg brengen, met die gedagten, dat het geseijde water dus dun leggendeGa naar voetnoot120, de zout deelen die te samen mogten stremmen, regulierder soude voor komen, en hebbe eenige tijd daarna waar genomen, dat de meeste zout deelen ses sijdig waren, hoe kleijn ik deselve quam te sien, ja soo kleijn, dat deselve bij na het gesigt ontweken, waar van veele regulier ses sijdig waren, als fig: 5. tusschen ABC. werden aan gewesen,Ga naar margenoot+ als mede eenige weijnige ses zijdige zout deelen die tusschen fig: 6. DEF werden aan gewesen, als mede eenige weijnige zout fig: die tusschen fig: 7. GHI. fig: 8. KLM. ende fig: 9. NOP. werden aan gewesenGa naar voetnoot121. De meeste van dese figuuren waren seer glasagtig, en lagen alle om vangen van een vogtige stoffe, die een weijnig uijt den Gout geeleGa naar voetnoot122 was, en welke stoffe hoe droog en warm het weer was, soo wasemde de vogtigheijt niet weg. Vorders sag ik een onbegrijpelijk getal van seer kleijne deelen leggen, die haar figuur het gesigt ontwekenGa naar voetnoot123, en waar van wij ons in beeldenGa naar voetnoot66, dat ze mede zout deelen waren, te meer, om dat al waar wij de boven geseijde zout deelen sagen leggen, daar digte bij geen vande geseijde kleijne zout deelen lagen, soo dat wij vast steldenGa naar voetnoot124, dat daar de groote zout deelen lagenGa naar voetnoot125, door een neijgingeGa naar voetnoot44 uijt veele kleijne waren te samen gestremt. Nu sag ik ook deelen leggen, daar aan geen helderheijt te sien was, die ik mij in beelde, dat met soo veel Gout deelen waren beset, datGa naar voetnoot126 niet alleen irregulier, maar ook duijster voor het gesigt quamen. Veele vande aangewese zout figuuren waren der selver ommetrek hooger als int midden, en daar bij hadden deselve verscheijde omme trekken, als inde figuuren werden aan gewesen, dat ons nog meer doet versekerenGa naar voetnoot127, dat deselve vande omleggende zout deelen door een neijginge sijn te samen gestremt, ende dus int groot werden de figuur hebben behouden, die de eerst gestremde zout deeltjens hadden aan genomen. | ||||
I put these crystallized particles before the magnifying glass, in order to show other people this diverting spectacle; they had to admit that they had never seen such beautiful gold. And moreover its shape was such that one might imagine one saw a piece of gold such as it had come out of a mine. Ga naar margenoot+Now in order to see the crystallized salt particles in their first crystallization as well as sight permitted, I put the water loaded with gold on a clean glass and caused it to flow off the glass again in order that it should form as thin a layer on the glass as was possible without touching it, imagining that, when the said water formed so thin a layer, the salt particles which might crystallize should appear more regular. And after some time I observed that most of the salt particles were hexagonal, however small I saw them to be, even so small that they were almost invisible. Many of them wereGa naar margenoot+ regular hexagons, as designated in Fig. 5 between A, B, and C, and there were also a few hexagonal salt particles as designated in Fig. 6 between D, E, and F, as well as a few salt particles as designated in Fig. 7 between G, H, and I, and in Fig. 8 between K, L, and M, and in Fig. 9 between N, O, and PGa naar voetnoot31. Most of these figures were very glassy and they were all surrounded by a fluid substance which was somewhat gold-coloured, and however dry and warm the weather was, the fluid substance did not evaporate. Further I saw an incredible number of very small particles, the form of which was invisible and which we thought were also salt particles, the more so because wherever we saw the above-mentioned salt particles, none of the said small salt particles lay near them, so that we were convinced that where the large salt particles lay, these had crystallized from many small ones by attraction. Now I also saw particles which were not transparent, which I supposed were covered with so many gold particles that they appeared not only irregular, but also dark to the sight. Many of the designated salt figures were higher on the contours than in the middle, and moreover they had different contours, as designated in the drawings, in consequence of which we become even more convinced that they have crystallized from the surrounding salt particles by attraction and thus, in growing, kept the form assumed by the salt particles which first crystallized. | ||||
In soo danig water hebbe ik mede een stukje kooper geleijt, en soo aan stonts waar genomen, dat het Gout voor een gedeelte aan het kooper was stremmendeGa naar voetnoot128, sonder dat het Aqua Regia soo een vermogen op het kooper hadde, dat het daar op was werkende metGa naar voetnoot129 soo veel lugt bellen daar van te doen af gaan, als in het water daar soo veel Gout niet in en was, en welk over gebleveneGa naar voetnoot130 water mede een groenagtige Couluur hadde aan genomen, en alle de geele Couluur in te samen gestremt Gout was verandert, soo danig, dat men met het bloote oog, het kooper uijt het Gout seer naakt konde bekennenGa naar voetnoot131; ja tot soo verre, dat men aan de uijterste taks gewijse deelen, die de te samen gestremde Gout deelen waren uijtmakende, met weijnig moeijte het Gout konde bekennen, schoon de te samen gestremde Gout deelen, daarGa naar voetnoot132 deselve soo dun, en uijt soo kleijne deelen bestonden, datze door een goet vergrootende glas, nietGa naar voetnoota grooter voor quamen, als de alderkleijnste santjensGa naar voetnoot133 voor ons bloote Oog soude konnen voor komen. Wanneer ik het Aqua Regia, dat met veel Gout beladen was, verswakte met regen water daar bij te doen, ende dan een stukje root kooper, daar bij doende, sag ik, dat het Gout in korten tijd aan het kooper stremde, en het water nam een ligt groene Couluur aan. Ik hebbe ook wel gesien, dat soo dunne sprankjens te samen gestelde deelen geen schoone Gout Couluur hadden, waar uijt ik mij in beelde, datter Gout en kooper onder een vermengt was. Na desen hebbe ik een stukje geel kooper in Aqua Regia geleijt, dat met weijnig Gout beladen was, en hebbe ook waar genomen, dat het Gout met taks gewijse deelen, mede aan het kooper stremde en wanneer ik soo danig kooper wat lang in soo danig water hadde gelegenGa naar voetnoot134, wierde het water (door de kooper deelen, die van het kooper af gingen) soo dik en groen, dat men geen Gout deelen bekennen konde. | ||||
In this water I also put a piece of copper, and I observed at once that the gold was partly precipitated on the copper, without the aqua regia having such effect on the copper as to act thereon by causing so many air-bubbles to arise therefrom as in the water in which there was not such gold. The said remaining water had assumed a greenish colour, and all that was yellow had been converted into precipitated gold, in such a way that with the naked eye one could plainly distinguish the copper from the gold; even to such an extent that on the extremities of the branched particles constituting the precipitated gold particles one had little difficulty in perceiving the gold, although the precipitated gold particles were so thin and consisted of such small particles that through a good magnifying glass they did not appear larger than the smallest grains of sandGa naar voetnoot32 might appear to the naked eye. When I diluted the aqua regia, which was loaded with a great deal of gold, by adding rain-water thereto, and then put in a piece of copper, I saw that in a short time the gold was precipitated on the copper and the water assumed a pale green colour. I also saw that very small twigs of the compound particles did not have a beautiful gold colour, from which I assumed that gold and copper were mixed with each other. After this, I put a piece of brass in aqua regia which was loaded with a little gold and I also observed that the gold was precipitated in branched particles on the brass, and when this brass had been in this water for a fairly long time, the water became so thick and green (from the brass particles detaching themselves from the brass) that no gold particles could be perceived. | ||||
Na derhand hebbe ik vernomenGa naar voetnoot135, dat ik geen devoiren behoefde te doenGa naar voetnoot136Ga naar voetnoota om het Aqua Regia, dat met Gout beladen was, dun op het glas te verspreijen, want als ik rondagtige glasen die suijverGa naar voetnoot137 waren, aan spijkers die inde Muur waren plaaste, op datter geen beweginge aan soude komen, en ik bragt aan het onderste van die rondigheijt, maar de quantiteit van een groote spelde hooft Aqua Regia, dat met Gout beladen was, soo sedigGa naar voetnoot138 als mij doenlijk was, soo sag ik dat soo danig water sijn plaats niet was behoudende, gelijk het gemeen water doet, maar het geseijde water vloeijde aan alle kanten tegen de hoogte op, soo danig dat alsGa naar voetnoot139 vande punct af daar ik het plaaste aan alle zijden wel een duijmGa naar voetnoot27 breet op vloeijde, in welke op vloeijende vogtigheijt, eenige uren daar na, de te samen gestremde deelen, die veele met Gout beladen waren te voorschijn quamenGa naar voetnoot140. Mij is ook wel voor gekomenGa naar voetnoot141, datter twee zout deelen die malkanderen waren rakende, den eenen soo helder was als glas, ende den anderen een hoogeGa naar voetnoot142 gout geele couluur hadde, tot soo verre dat eenige zout deelen een root agtige Couluur bequamen, en ik ontdekten eenige tijd daar na, taks gewijse seer kleijne te samen gestremde deelen, die ik mij in beelde, datGa naar voetnoot143 te samen gestremde Gout deelen waren, en daar benevens ook kleijne deelen, die van den anderenGa naar voetnoot39 gescheijden lagen, en welke laast geseijde deelen ik mij in beelde, dat te samen gestremde Gout deelen waren, die alle een duijster lighaam hadde, en wat devoiren ik aan wende soo konde ik om der selver kleijnheijt, geen Gout Couluur daar aan bekennen. Het geseijde Aqua Regia, dat met Gout beladen was, eenige dagen aan het glas geweest sijnde, vernam ik daar het wat dik hadde gelegenGa naar voetnoot144, met een vlies over trokken was, ende dat meest alle de zout deelen, in geen warme dagen met sonneschijnGa naar voetnoot145, en nog meer in regenagtig weer smolten. | ||||
Later I saw that I need not make an attempt to spread the aqua regia loaded with gold in a thin layer on the glass, for when I placed roundish glasses which were clean on nails in the wall, in order that no movement should be imparted thereto, and I put, as carefully as I could, on the bottom of that round glass a quantity of aqua regia loaded with gold, no more than the size of a large pin-point, I saw that this water did not remain in the same place, as common water does, but the said water flowed upwards on all sides, in such a way that from the point where I placed it, it flowed upwards about one inch, and in this ascending fluid a few hours afterwards the coagulated particles, many of which were loaded with gold, appearedGa naar voetnoot33. Sometimes I also saw that of two salt particles in contact with each other one was as transparent as glass and the other had a bright gold colour, so much so that some salt particles took on a reddish colour; and some time afterwards I discovered very small branched precipitated particles, which I thought were precipitated gold particles, and in addition also small particles separated from each other, which latter particles I thought were precipitated gold particles, all of which had a dark body. And whatever pains I took, I could not see any gold colour thereon because of their smallness. When the said aqua regia loaded with gold had been on the glass for some days, I saw that where it had been in a rather thick layer it was covered with a film, and that nearly all the salt particles melted when it was not warm and sunny, and even more so in rainy weather. | ||||
Ga naar margenoot+Vorders bragt ik de glasen met het geseijde Aqua beset, bij soo danige hitte, dat het zout als een rook verhuijsdeGa naar voetnoot146, ende doen behielt het glas, daar de Aqua seer dun hadde gelegen, een Couluur die een weijnig na den roode was hellende, ende daar het Aqua wat meer bij den anderenGa naar voetnoot39 hadde gelegen, konde men met het bloote oog het schoone blinkende Gout bekennen, maar als wij het glas, daar het Gout op lag, wat hooger plaaste als het Vergroot glas, om soo de Gout deelen tegen het Hemel ligt te beschouwen, soo sagen wij dat de gout deelen niet aan den anderen waren vereenigt, maar soo nu als dan met taks gewijse deelen waren te samen gestremt, en daar dese Gout deelen niet waren te samen gestremt, waren deselve soo kleijn, datGa naar voetnoot147 hoe scharp ik die tragte te sien, het gesigt ontweken, en schoon dat dese kleijne deelen, meer dan duijsent milioenen te samen, soo veel lighaams niet uijt maakten als een grof sandGa naar voetnoot51 groot isGa naar voetnoot148. Daar nu dese stoffe seer dun was leggende, sag ik, dat soo danige kleijne deelen, soo vast van lighaam waren, dat geen de minste ligt lieten door gaan, en daar deselve seer enkel lagen, sag ik nog kleijnder deeltjens, die soo vast van lighaam niet en waren, welke laaste deelen ik mij in beelde, dat stoffe was, die de Aqua hadde na gelaten. Wanneer nu aan eenige glasen, het geseijde Aqua eenige dagen aan het glas hadde geweest, ende de gestremde zout deelen, voor het meerendeel in een vloeijbare vogt waren verandert, sag ik aanGa naar voetnoot149 eenige taks gewijse deelen, en ook veele kleijne gesepareerde deeltjens int selvigeGa naar voetnoota drijven, welke deelen ik mij in beelde dat Gout was, schoon ik de couluur van Gout om der selver kleijnheijt niet bekennen konde. Om mijn selven verder te voldoenGa naar voetnoot12 hebbe ik een glase bol die voor het meerendeel over lopen was met Aqua Regia, dat met Gout beladen was, en welke Aqua wat meer als een groote SpeldehooftGa naar voetnootb was uijt makende, bij soo een stark vuijr gebragt, dat het glas en ook het Gout aan het smelten was, en alsdoen het glas beschouwende, sag ik seer naakt, dat een weijnig gedeelte van het Gout met taks gewijse deelen was te samen gestremt, ende dat dese te samen gestremde deelen, bolletjens of klootjens waren. Vorders lagen niet alleen daar ontrent, maar het geheele glas over, een groot getal van gout bolletjens, op de eene plaats veel bij den anderen, en dan weder van een verspreijt, ende dat van bijsondereGa naar voetnoot94 grootheden, en veele soo kleijn, dat ze door een goet vergroot glas, bij na het gesigt ontweken, soo dat het getal van dese Gout Bolletjens, ende dat uijt soo een kleijne quantiteit Gout bestaande, geen Mensch en is te doen gelovenGa naar voetnoot150, tenzij hij hand aant werk heeft geslagen, en het gesigt daar van heeft gehadt, en wie weet uijt hoe veel Gout deelen, dat soo een vande kleijnste bolletjens nog int smelten, is te samen gestremt. Gelijk nu de kleijne Gout deelen doenze met Aqua Regia besetGa naar voetnoot151 lagen, niet en waren te bekennen, soo konde men nu, uijt gesondert de alderkleijnste Gout Bolletjens, de glansige Gout Couluur bekennen, dat geen onvermakelijkGa naar voetnoot152 gesigt voor mij was, te meer om dat ze altemaal (int Oog) volmaakte ronde klootjens waren uijt makende. | ||||
Ga naar margenoot+Further I exposed the glasses covered with the said aqua to such heat that the salt evaporated in the form of vapour, and then where the aqua had lain in a very thin layer the glass assumed a colour tending a little towards red, and where the aqua had lain somewhat closer together, one could see the beautiful gleaming gold with the naked eye; but when we placed the glass on which the gold lay somewhat higher than the magnifying glass in order thus to examine the gold particles against the light of the sky, we saw that the gold particles had not coagulated with each other, but had now and then been precipitated in the form of branched particles, and where these gold particles had not been precipitated, they were so small that however closely I looked at them they were invisible to me, and even though there were more than a thousand million of these small particles together, they did not form a volume the size of a coarse grain of sandGa naar voetnoot14. Now where this substance lay in a very thin layer, I saw that these small particles were so solid that they did not transmit the least light, and where they lay single, I saw even smaller particles, which were not so solid. I imagined that the latter particles consisted of a substance which the aqua had left behind. Now when the said aqua had been on some of the glasses for several days, and most of the crystallized salt particles had been converted into a liquid fluid, I saw some branched particles and also many small separate particles floating therein, which particles I thought were gold, although because of their smallness I could not perceive the colour of gold. In order to gain more certainty, I exposed a hollow glass largely filled with aqua regia loaded with gold, which aqua formed a little more than a large pin-point, to so strong a fire that the glass as well as the gold began to melt. And when I then examined the glass, I saw very plainly that some of the gold had been precipitated in the form of branched particles and that these precipitated particles were globules or little balls. Further, a large number of gold globules were lying not only near that place, but also all over the glass, in one place many of them together and in another again dispersed, and that of different sizes, many of them so small that through a good magnifying glass they were almost invisible, so that one cannot convince anyone of the large number of these gold globules, which moreover consist of such a small quantity of gold, unless he himself has made the experiment and seen it. And who knows from how many gold particles one of the smallest globules has precipitated in melting. Now while the small gold particles, when covered with aqua regia, could not be perceived, one could now perceive the gleaming gold colour, except on the very smallest gold globules, which was no unpleasant spectacle for me, the more so because they all formed perfect round balls (before the eye). | ||||
De grooste van dese Bolletjens, quamen mij niet grooter voor als Santjens in ons bloote oog. Ga naar margenoot+Ik hebbe in mijn voor gaande Brief geseijt, dat het kroost, (dat men ook Eende kroost noemt) niet vande gront, maar bij Voorteelinge was voort komendeGa naar voetnoot153. Dog nu vande Winter, wanneer de slooten, daar ik te soomer seer veel kroost hadde gesien, met IJs beset waren, sag ik dat maar seer weijnig kroost, ende dat seer kleijn van Bladeren, was leggende. Op dit gesigt, mijn gedagten latende gaan, quam mij te binnen dat wanneer wij warme dagen bequamen, datter wel kroost vande gront soude konnen op komen, hoe wel het kroost op de gront niet was voorteelende, nog in groote was toe nemende. Want vast gestelt sijnde, gelijk het waarlijk is, dat het kroost door de lugt deeltjens, die in het selvige gemaakt werden, ende waar door deselve aan de oppervlakte van het water sijn drijvendeGa naar voetnoot154, soo moeten die lugt deelen, wanneer het koude dagen werden, kleijnder werden, om dat de warmte, die in ijder deeltje lugt is, daar uijt verhuijst, door welke verhuijsinge de lugt deeltjens in het kroost, soo kleijn werden, dat ze niet magtig sijn deselve aan de oppervlakte van het water te plaatsen, ende dat dusGa naar voetnoot155 veele kroost deelen na de gront komen te sakken, ende wanneer het weder warm weer werd, ende de lugt deelen in het kroost, door de warmte in groote sijn toe genomen, het kroost tot aan de oppervlakte van het water geplaast werdGa naar voetnoot156. Dese verhuijsinge van het kroos na de gront, en weder na de oppervlakte van het water, sal eenigeGa naar voetnoot157 wel vreemt voor komen, maar als ze andere na volgen, gelijk ikGa naar margenoot+ over veel jarenGa naar voetnoot158 gedaan hebbe datGa naar voetnoot159 ze glase nemen als fig: 10. QRST. ende aan T. soo een kleijne opening laten, waar door men maar het water in en uijt het glase Bolletje kan brengen, soo danig dat het Bolletje met warm weer, maar evenGa naar voetnoot160 soo veel vermogen heeft, dat het door de ingeslootene lugt, die inde glase Bol is, aan de oppervlakte van het water blijft drijven, soo sal men bevinden, dat in kout weer, de warmte uijt de glase Bol verhuijsende, door de kleijne opening die aan T is, water inde glase Bol sal komen, ende dus de glase Bol na de gront sakken: en weder eenige warmte aan het water en bij gevolg ook aan de lugt inde glase Bol, een uijt breijdinge sal komenGa naar voetnoot161, waar door eenig water uijt de glase Bol sal gestooten werden, ende dus de glase Bol, tot aan de oppervlakte van het water gevoert werden. | ||||
The largest of these globules appeared no larger to me than grains of sand are to the naked eye. Ga naar margenoot+I have said in my previous letter, that the weed (which is also called duckweedGa naar voetnoot34) does not originate from the bottom but by generationGa naar voetnoot35. This winter, when the ditches, on which I had seen a great deal of duckweed in the summer, were covered with ice, I saw that there was only very little duckweed, and that with very small leaves. When thinking about this sight, it occurred to me that on warm days duckweed might rise from the bottom, although the duckweed was not generating on the bottom or increasing in size. For when it is assumed, as it really happens, that it is due to the air particles produced therein that the duckweed floats to the surface of the water, on cold days those air particles must become smaller, because the heat in every air particle disappears therefrom, in consequence of which disappearance the air particles in the duckweed become so small that they are unable to bring it to the surface of the water, so that many duckweed parts will sink to the bottom and, when the weather becomes warm again and the air particles in the duckweed have increased in size through the heat, the duckweed is brought to the surface of the waterGa naar voetnoot36. This movement of the duckweed to the bottom and then again to the surface of the water will appear strange to some people, but if they imitate others, as I have doneGa naar margenoot+ for many years past, by taking glass instruments like QRST in Fig. 10 and leaving at T such a small opening that through it one can just take the water into and out of the small glass bulb, so that in warm weather the small bulb is just able to float on the surface of the water owing to the air enclosed in the glass bulb, they will find that in cold weather, when the heat disappears from the glass bulb, through the small opening at T water will enter the glass bulb and therefore the glass bulb will sink to the bottom. And when some heat is again imparted to the water, the air in the glass bulb will consequently increase in volume, as a result of which some water will be expelled from the glass bulb, and the glass bulb will thus be raised to the surface of the water. | ||||
Hier hebt gij Hoog Edele Heeren mijne geringe aanteekeninge, die ik voor dees tijd hebbe goet gedagt Hare Hoog Edele Heeren toe te senden, en sal onder tusschen blijvenGa naar voetnoot162.
Hare Hoog Edele Heeren Onderdanige Dienaar
| ||||
Here, very noble Sirs, you have my modest notes, which for the present I have thought fit to send to you; and meanwhile I remainGa naar voetnoot37,
Very Noble Sirs, your obedient servant
|
|