Alle de brieven. Deel 11: 1695-1696
(1983)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| ||||||
Korte inhoud:Bestudering van witte foelie. L. meent dat deze niet uit misgewas ontstaat, maar door vraat van ongedierte. Beschrijving van een mot, voortgekomen uit een uit foelie gehaalde larve. Larven van de getande rijstkever. Beschrijving van larve en volwassen kever, met name van de vleugels. Beschrijving van de foelie. Nadere bestudering van de muskaatnoot en de voedselvoorziening ervan. Doorsnede door de funiculus en de harde schaal om de noot; beschouwing over de aantasting van noten. Pakhuizen dienen ter voorkoming van vraat geverfd te worden. Mijten blijken niet tegen de geur van foelie te kunnen. | ||||||
Figuren:De oorspronkelijke tekeningen zijn verloren gegaan. Op twee platen zijn respectievelijk fig. 1 t/m 5B en fig. 6 t/m 12 bijeengebracht. | ||||||
Opmerking:De hier afgedrukte tekst is die van uitgave A. | ||||||
Letter No. 165 [99]
| ||||||
Published in:
| ||||||
Summary:Study of white mace. L. believes that this is not due to failure of crop, but to voracity of vermin. Description of a moth which had emerged from a larva taken by him from mace. Larvae of the merchant grain beetle. Description of larva and adult beetle, specifically of the wings. Description of the mace. More detailed study of the nutmeg and the way it receives food. Cross-section through the funiculus and the hard shell surrounding the nut; observations on the way the nuts are attacked. Warehouses should be painted in order to prevent spices being eaten by vermin. Mites appear to be repelled by the smell of mace. | ||||||
Figures:The original drawings have been lost. Figs 1-5B incl. and Figs 6-12 incl. have been combined in two plates. | ||||||
Remark:The text as here printed is that of edition A. | ||||||
Delft den 8. Maart 1696.
Wel Edele Groot Agtbare HeereGa naar voetnoot1).
Wanneer ik voor desen hoorde spreken van witte Foulje, hadde ik geen andere gedagten, als dat de witte Foulje soo aangenaam, nog soo deugtzaam nietGa naar voetnoot2) en was, als de roodagtige Foulje, te meer om dat ik langer, dan dertig jaren geleden, hoorde roemen, dat seker doctor Medicinae de wetenschap hadde, om de witte Foulje soo een couleur te geven, als de beste FouljeGa naar voetnoot3). Dog als ik nu verstondGa naar voetnoot4), dat de witte Foulje om der selver ondeugtGa naar voetnoot5), van de andere wierd uit gelesen ende verbrant, ende dat men seide, dat der selver wittigheit veroorsaakt wierde door een slegt gewasGa naar voetnoot6); was ik begerig, om de witte Foulje te beschouwen. Seker Heer Bewinthebber met de welke ik was sprekende, maakte my bekent de tyd, wanneer de kruyt-lesersGa naar voetnoot7) op de Oost-Indische CamerGa naar voetnoot8) besig souden zyn, om onder andere de witte Foulje af te sonderen, met byvoeginge dat ik als dan op de Oost Indische Camer konde gaan, omme myne speculatien ontrent de witte Foulje te nemenGa naar voetnoot9), als wanneer ik met verwondering sagGa naar voetnoot10), dat de soo genaamde witte Foulje, niet en bestond dan uit dunne vliesjens, ende daar benevens sag ik dat verscheide gespin, (dat ik vast steldeGa naar voetnoot11) voort gebragt te syn van een wormGa naar voetnoot12)) aan eenige Foulje bladeren vast gesponnen was; dog immers soo veelGa naar voetnoot13) aande deugtzame, als aan de witte Foulje. Ga naar margenoot+Ik nam agt â tien van de omspinsels mede, ende t'huis komende doorsogt ik deselvige, ende sag datze beset waren met swartagtige lange deeltgens, die ik vast stelde, de excrementen van het wormken te zyn, die het in 't omspinnen, als ook voor die tyd, was quijt geworden. | ||||||
Delft, the 8th of March 1696.
Right Honourable SirGa naar voetnoot1).
When previously I heard white Mace spoken of, I had no other thoughts but that white Mace was neither as pleasant nor as good as reddish Mace, the more so because more than thirty years ago I heard it boasted that a certain Medical doctor was able to give white Mace the same colour as the best MaceGa naar voetnoot2). But when I now learned that the white mace was selected from the other because of its poor quality and burned, and that its whiteness was said to be due to poor growth, I was anxious to study white MaceGa naar voetnoot3). A certain Director, with whom I had an interview, informed me of the time at which the sorters of spices would be at work at the East India ChamberGa naar voetnoot4), sorting out, amongst other things, the white Mace. He added that I might then go to the East India Chamber to make my observations on white Mace, and then I saw to my astonishment that the so-called white Mace consisted of nothing but thin membranes, and I also saw that some cocoons (which I firmly thought had been made by a wormGa naar voetnoot5)) were attached to some Mace leaves, but at least as many to the good as to the white Mace. Ga naar margenoot+I took with me eight or ten of the cocoons, and when I had come home, I searched them and saw that they were filled with long blackish particles, which I assumed to be the excrements of the little worm, which it had lost while it was spinning the cocoon as well as previously. | ||||||
Als mede sag ik in verscheide omspinsels leggen, deeltgens die ik vast stelde, dat stukjens van tonnekens of popkens waren, waar uit een vliegent schepsel was verhuyst, en alsoo aan een van dese verlatene huytgens verscheide veertgensGa naar voetnoot14) lagen, die over een quamen, in maaksel met de veeren die de vliegende schepsels, die wy een Mot noemen, op haar wieken hebben, soo stelde ik vast, dat de vliegende schepsels, die uit de verhaaldeGa naar voetnoot15) gespinsels en huytgens, anders tonnekens of popkens geseit, waren verhuyst, eenigsints met het Dierke de Mot, ontrent der selver grooteGa naar voetnoot16) soude over een komen. Omme myn selven hier inne verder te voldoenGa naar voetnoot17), ging ik des anderen daags weder na de Oost-Indische Camer, daar ik wel een ure door brogt om te soeken, ende te laten soeken na het gespin van de geseide wormen, en onder andere gaf men my een Foulje blat, dat digt in een gedrongen was, waar in men eenig gespin konde bekennen; dat ik opende, ende daar in sag leggen, een wit vliegent schepsel, dat niet alleen doot maar eenige pooten quijt was, en welk vliegent schepsel, seer naGa naar voetnoot18) soo in groote als gedaante over een komt, met het Dierke dat wy een Mot noemen, ofte ook wel met het witte vliegend schepseltge dat op de koren solders gevonden werd, en uit welkers eyeren het schadelyke wormke de wolfGa naar voetnoot19) voort komt, dog het is een ander Dierke: want gelykGa naar voetnoot20) de witte wormkens op de kooren solders hare excrementen rond zyn, soo syn de wormkensGa naar voetnoot21) die de Foulje op eeten, ende waar uit het witte vliegende schepseltge, hier vooren verhaalt, dat mede de Foulje op eet, voortkomt, langwerpigGa naar voetnoot22). Met dese myne naspeuringe was ik na myn oordeel voldaan, namentlyk, dat uit alle omspinsels waar in een verlaten huytge was, soo een verhaalt vliegent schepsel was voort gekomen. t'Huys komende doorsogt ik op nieuw, alle de omspinsels die ik was magtig geworden, en haalde uit verscheide de vliesen of huytgens waar uit de vliegende schepsels waren verhuyst; als mede haalde ik uit twee verscheide huytgens van de veranderde worm, de verhaalde witte vliegende schepsels, die seer in een gedroogt waren, als mede een volkomeGa naar voetnoot23) popke of tonneke, waar in het vliegende schepsel gestorven was. | ||||||
In several cocoons I also saw particles which I was persuaded were fragments of pupae, from which a flying creature had emerged, and as on one of these discarded skins there were several little scales, resembling in structure the scales which the flying creatures we call Moths have on their wings, I thought that the flying creatures which had emerged from the said cocoons and skins, or in other words: pupae, would be somewhat similar in size to the Animalcule the MothGa naar voetnoot6). To satisfy myself further about this, I went the next day again to the East India Chamber, where I spent at least one hour in searching and ordering a search for the cocoons of the said worms. And amongst other things they gave me a Mace leaf that was crumpled up, in which a cocoon could be discerned. I opened it and saw therein a white flying creature, which not only was dead, but had also lost some of its legs. This flying creature very closely resembles, both in size and in shape, the Animalcule we call a Moth, or the white flying creature which is found in granaries and from whose eggs comes the noxious worm the wolfGa naar voetnoot7), but it is a different Animalcule; for whilst the excrements of the little white worms in the granaries are round, the little wormsGa naar voetnoot8) which eat the Mace and from which the aforesaid white flying creature that also eats the Mace comes forth are oblongGa naar voetnoot9). After this my search I felt satisfied, namely that out of all the cocoons in which there was a discarded skin such a flying creature of the said kind had come forth. When I had come home, I examined anew all the cocoons I had got hold of, and out of several of them I took the membranes or skins from which the flying creatures had emerged. I also got out of two different skins of the metamorphosed worm the said white flying creatures, which were greatly shrivelled, as well as a fullgrown pupa, in which the flying creature was dead. | ||||||
Met het beschouwen van het verhaalt popke, bleek my nu klaar, dat het vlies van het popke, ende de verlatene huytgens, die ik geseit hebbe dat in de omspinsels lagen, van een ende deselvige maaksels waren. Ik hebbe goet gedagt, het popke of Tonneke, soo groot het ons in het blooteGa naar margenoot+ oog te vooren komt, te laten af teykenen, als Fig: 1. AB. voor soo veel als den Teykenaar de trekken, die daar in zyn heeft konnen na volgenGa naar voetnoot24). Ga naar margenoot+Fig: 2. CD. vertoont het vliegende schepsel, dat uit een verhaalt popke is gekomen, en welkers wiekjens ik vast stelGa naar voetnoot11), dat wat langer souden geweest hebben, ten ware het dierke, met gewelt te doenGa naar voetnoot25), om uit het Foulje blad te breken, niet en ware ontstukken gearbeyt, daar het ook is komen te sterven. Vorders ging ik besigtigen de soo genaamde witte Foulje; vande welke ik een weinig hadde mede genomen, en sag aanstonts, dat alle de stoffe, die rondomme in vliesen beslooten leyt, tusschen de vliesen was uit gegeten. Dese stoffe van de Foulje, dat meest olyagtige bolletgens zyn, met der selver vaaten, ende dat waarlyk de kragtGa naar voetnoot26) vande Foulje is, uit ofte tusschen de vliesen, (waar mede de bladerkens van alle gewassen, hoe kleyn die ook mogen wesen, begaaft zyn, op dat de vliesen de tusschen leggende deelen, voor het weg droogen ofte weg wasemen souden beschermen,) nu onbloot sijnde, blyft daar niet over, als uitnemende dunne vliesen, bestaande uit seer kleine vaatgens die inde lengte van het blad loopen, een wittigheit vertoonen, en dus witte Foulje genaamt werd, daarGa naar voetnoot27) het inder daat niet anders en is, als dunne vliesen vande Foulje bladerenGa naar voetnoot28). Dese geseide vliesen van de Foulje bladeren, lagen van binnen op verscheide plaatzen beset, met langagtige deeltgens, die aan beyde de eynden wat spits waren toe loopende, waar van de kleynste een weynig helder waren, ende alsoo dese | ||||||
When I examined the said pupa, it now became evident to me that the membrane of the pupa and the discarded skins which I have said were present in the cocoons had one and the same structure. I thought fit to cause the pupa to be drawn as large as it appears to the nakedGa naar margenoot+ eye, viz. in Fig. 1, AB, insofar as the Draughtsman was able to depict the features therein. Ga naar margenoot+Fig. 2. CD shows the flying creature which has emerged out of such a pupa and whose little wings I assume would have been somewhat longer if the animalcule had not been broken to pieces by the use of force to break out of the Mace leaf and accordingly had not died. I next inspected the so-called white Mace, of which I had taken a small amount with me, and I saw at once that all the substance that is enclosed all round in membranes had been eaten out of the membranes. When this substance of the Mace, which consists largely of oily globules, with their vessels, and which really forms the potencyGa naar voetnoot10) of the Mace, had been eaten from or from between the membranes (with which the leaves of all plants, however small, are provided, in order that the membranes may safeguard the interjacent parts from desiccation or evaporation), and when these membranes have been laid bare nothing is left but extremely thin membranes consisting of very minute vessels which extend in the longitudinal direction of the leaf, show some whiteness and are therefore called white Mace, whilst they are really nothing but thin membranes of the Mace leavesGa naar voetnoot11). On the inside these said membranes of the Mace leaves were covered in several places with longish particles tapering somewhat at either end, the smallest of which were somewhat transparent, and as these particles were of different sizes, | ||||||
deeltgens uit verscheide grootheden bestonden, stelde ik vastGa naar voetnoot11), dat alle die deeltgens excrementen waren van kleyne Dierkens, die veel stoffe tusschen de vliesen vande Foulje bladeren hadden uit gegeten, ende dat de verschillende grootheid, van de excrementen alleen maar was, na datzeGa naar voetnoot29) van jonger of Ouder Dierkens waren af gegaan, te meer, om dat der selver maaksels over een quamen. Vorders sag ik ook veelmaal, dat van een breetagtig Foelje blat, het eene vlies mede was op gegeten, soo datter maar een enkel vlies was over gebleven. Ik doorsogt veel vliesen, anders witte Foulje geseyt, om eenig dierken te ontdekken, dog te vergeefs, dierhalven verwierp ikGa naar voetnoot30) de vliesen van de Foulje bladeren. Ik haalde op nieuw veel meer witte Foulje bladeren, met die gedagten, dat ik eyndelyk wel Dierkens soude aan treffen, die tusschen de vliesen gestorven waren. Ga naar margenoot+Na veel soekens sie ik leggen een wit deeltge, dat niet grooter was als een zandGa naar voetnoot31), dat selvige voor het vergroot-glas stellende, sag ik dat het een Dierke was, welkers agter lyf seer doorschynende en lang was, en alsoo het boven lyf met eenige stoffe beset was, brak het in 't reynigen van het onderlyf. Dese ontdekkinge moedigde my aan om nog verder ondersoek te doen, om dat ik my inbeeldeGa naar voetnoot32), dat ik wel eenige grooter soort van soodanige Dierkens soude ontdekken. Dog in de vliesen van Foulje bladeren, die gans uyt gegeten waren, en konde ik nietGa naar voetnoot33) ontdekken, waar uyt ik in gedagten nam, dat de wormen, die dese bladeren hadden uyt gegeten, soo stark en groot waren geworden, dat die al tot andere bladeren waren overgegaan, of tot verandering waren gekomen. Dierhalven nam ik voor de witte Foulje bladerkens te door soeken, die aan een gesont Foulje blat stonden, als ook mede de Foulje bladeren, die maar voor het meerendeel waren op gegeten, en welke bladeren, ik ses â seven stuks hadde mede genomen, in welke bladeren ik ontdekte eenige weynige Dierkens, welkers agter lyven over een quamen met het maaksel van het hier vooren verhaalde dierke, welke dierkens niet alleen wat grooter, maar hare lighamen al roodagtigGa naar voetnoot34) waren, waar uyt ik een besluyt maakteGa naar voetnoot35), dat de roodigheid af hangende was van het voetzel datze gebruykten, te weten van olyagtige stoffe, daar uyt de Foulje voor een gedeelte bestaat, ende dat het geseyde doorschynende Dierke gestorven was, eer het voetsel gebruykt haddeGa naar voetnoot36). Ik hebbe eenige van dese Dierkens, anders wormkens geseyt, voor vergrootglasen gestelt, om het geene dat my best aan stond te laten af teykenen, om dat alle | ||||||
I assumed that all these particles were excrements of small Animalcules which had eaten a good deal of substance from between the membranes of the Mace leaves and that the different sizes of the excrements merely depended on whether they had been excreted by younger or Older Animalcules, the more so because their structure was the same. Further I also frequently saw that one membrane of a broadish Mace leaf had also been eaten, so that only one membrane was left. I examined many membranes, or white Mace, to discover an animalcule, but in vain; I therefore threw away the membranes of the Mace leaves. I again fetched a great many more white Mace leaves, speculating that ultimately I was bound to come across some Animalcules that had died in the membranes. Ga naar margenoot+After a long search I saw a white particle, no larger than a grain of sandGa naar voetnoot12), and when I placed it before the magnifying glass, I saw it was an Animalcule whose abdomen was very transparent and long, and as the upper part of the body was covered with some dust, it broke off the abdomen when I cleaned it. This discovery encouraged me to continue my search, because I thought I should probably discover such Animalcules of a bigger kind. But I could not discover anything in the membranes of Mace leaves, which had been completely eaten out, from which I assumed that the worms which had eaten out these leaves had grown so strong and big that they had gone over to other leaves or had undergone their metamorphosis. I therefore decided to search the white Mace leaves on a sound Mace leaf, and also the Mace leaves which had been eaten up only for the greater part and of which I had brought six or seven. In these leaves I discovered a few Animalcules whose abdomens resembled the structure of the aforesaid animalcule, which animalcules were not only somewhat bigger, but their bodies were wholly reddish, from which I concluded that the redness depended upon the food they took, to wit the oily substance of which the Mace partly consists, and that the said transparent Animalcule had died before it had taken foodGa naar voetnoot13). I placed some of these Animalcules, or little worms, before magnifying glasses | ||||||
die ik quam te ontdekken, niet alleen doot, maar soo uyt gedroogt waren, dat ze met weynig aan rakens quamen ontstukken te breken, of haar pooten af braken. Ga naar margenoot+Fig: 3. vertoont een wormke soo groot, als het in ons bloote oog te vooren komt, en welk wormke al vande grootste slag is, dat ik tot die tyd ontdekt hadde. Ga naar margenoot+Fig: 4: EFGHIKLMNO. is het selvige wormke, soo als het voor het vergroot glas staande, is af geteikent, waar aan men komt te sien, de veele vrongagtige of kerfagtige ledenGa naar voetnoot37), daar mede het is begaaft, en veele haartgens waar mede het lighaam doorgaansGa naar voetnoot38) beset is, als mede de ses korte pootgens, die ijder met een net klaautge zyn versien, en welke klaeuwtgens nog haar gekartelde deeltgens hebben, als met G. ende N. werden aangewesenGa naar voetnoot39). Laten we ons oog gaan, op het onderste van het lighaam, soo sien wy op de buyk, als op de rugge, ongemeen veel bloet-vaatgens, die aan weder zyde van het lighaam als HI. ende ML. dikst zyn, ende ons toe schynt aldaar binnen uyt het lighaam voort te komen, en welke bloet-vaatgens haar verspreyen met veele bysondereGa naar voetnoot40) dunne takjens, waar van verscheyden, van H. na M. als van M. na H. komende, en malkanderen ontmoetende, vereenigen, en soo niet alleen van de geseide H. na M. maar het gantsche lighaam over, en welke menigvuldige vaatgens onmogelyk zyn geweest alle te volgenGa naar voetnoot41). Liet den Teykenaar het oog gaan op het hooft, daar waren mede soo veel werktuygen te beschouwen dat het onmogelyk was die te konnen na volgenGa naar voetnoot41). Met O. ende F. werden aangeweesen de twee seer nette hoornenGa naar voetnoot42) met de ledekens en hairkens, daar mede die beset zyn. Met E. werd aan gewesen, desselfs mond, of beter geseyt de twee tants gewyse scharen, waar mede stel ik vastGa naar voetnoot11), het wormke de Foulje tot spys verbryselt, ende alsGa naar voetnoot43) vande vliesen der Foulie bladeren afschrabtGa naar voetnoot44). Met P.P. werden aan gewesen twee werktuygen waar mede het hooft van dese wormkens versien isGa naar voetnoot45). Ik weet wel dat de verhaalde ende diergelyke wormkens den naam dragen van bloedeloose Dierkens, om dat beeld ik my inGa naar voetnoot46), die geene die haar zoodanige naam gegeven hebben, geen bloet en selfs geen bloet vaaten in haar hebben konnen bekennen, maar 't is soodanige te vergeven, ze hebben niet beter geweten. Dese myne ontdekkingen quamen my al vreemtGa naar voetnoot47) te vooren, om dat ik geen | ||||||
in order to have a drawing made of the one I liked best, because all those I discovered were not only dead, but so shrivelled that at a slight touch they broke to pieces, or their legs broke off. Ga naar margenoot+Fig. 3 shows a little worm the size it appears to the naked eye, and this little worm was of the biggest kind I had so far discovered. Ga naar margenoot+Fig. 4. EFGHIKLMNO is the said little worm, drawn such as it was placed before the magnifying glass, on which can be seen the numerous notched segments with which it is furnished and the numerous little hairs with which the body is covered all over, as well as the six short legs, each of which is provided with a neat little claw, which little claws further have milled parts, which are denoted by G and NGa naar voetnoot14). If we cast our eyes over the lower part of the body, we see on the belly as well as the back uncommonly many little bloodvessels, which are thickest on either side of the body, viz. HI and ML, and there appear to us to come forth out of the body and which blood-vessels spread out with many separate thin branches, several of which, extending from H to M as well as from M to H, meeting each other, unite, and thus not only from the said H to M, but all over the body, and which numerous little vessels could not possibly all be depicted. When the Draughtsman cast his eyes over the head, there were also so many organs to be seen there that it was impossible to depict them. By O and F are denoted the two very neat antennae, with the little segments and hairs with which they are covered. By E is denoted the mouth, or rather the two tooth-like pincers with which I assume the little worm crushes the Mace to food and scrapes it off as it were from the membranes of the Mace leavesGa naar voetnoot15). By P, P are denoted two organs with which the head of these little worms is providedGa naar voetnoot16). I know indeed that the said little worms and similar ones bear the name of bloodless Animalcules because I think those who gave them this name have not been able to detect blood, and not even bloodvessels, in them, but they may be excused for doing this: they did not know any better. These my discoveries appeared quite strange to me, because I had discovered | ||||||
van de verhaalde wormkens inde Noote-Musschaten hadde ontdektGa naar voetnoot48), te meer om dat dese wormkens uyt de Oly van de Foulje haar voetsel trekken en bestaan, ende dat de Noote-Musschaat mede ten deele Oly is. Maar dat de Dierkens die inde Nooten haar voetsel halen, niet inde Foulje te vinden zyn, is de reden, om datGa naar voetnoot49) de dierkens die de Noote-Musschaat door knagen, en tot voetzel gebruyken, de olyagtige stoffe schuwen, en alleen leeven, van het geene dat met geen, of seer weynig oly is besetGa naar voetnoot50). Ga naar margenoot+De verhaalde ontdekkinge ontrent de kleyne wormkens, als Fig: 4 die mede de stoffe tusschen de vliesen vande seer dunne en lange Foulje bladeren weten uyt te eeten, en weder in die bladerkens te rugge loopen, sonder dat eenige hinder aan het vlies werd gedaan, als ontrent daarzeGa naar voetnoot51) in gekomen zyn, ontdekt hebbende, stond ik verlegen, metGa naar voetnoot52) der selver voortteelinge, te meer, om dat alle de dierkens die ik quam te ontdekken niet alleen doot, maar ook seer uyt gedroogt waren, en by aldien ze levendig waren geweest, soo en hadde ik niet getwyfelt, of ik soude der selver voortteelinge na gespeurt hebben. Na dat ik nu eenige tyd myne verhaalde nasporinge hadde op geschort, en in die tyd op het maaksel van het verhaalt wormken als hadde staan star-oogen, en wel op der selver vrong of kerfagtige ledenGa naar voetnoot37), quam my te binnen, dat soodanige maaksels van Dierkens, soo veel my bekent was, geen jongen voort bragten, maar dat deselvige de verandering onderworpen warenGa naar voetnoot53), gelyk als de Ruspe, veel wormen, en ook de vloy, is, ende dat soodanige schepsels popkens geworden, ende van die popkens in vliegende, of loopende schepsels verandert zynde, eerst bequaam zyn tot het versamelenGa naar voetnoot54), en eyeren te leggen. GelykGa naar voetnoot55) ik nu tusschen de vliesen van de Foulje bladeren, de verhaalde wormkens of Dierkens hadde ontdekt, beelde ik my in, dat de wormkens als die tot verandering waren gekomen, of ook wel op het veranderen stondenGa naar voetnoot56) haar uit de Foulje bladeren souden begevenGa naar voetnoot57). | ||||||
none of the said little worms in the NutmegsGa naar voetnoot17), the more so because these little worms get their food from and live on the Oil of the Mace and the Nutmeg also consists partly of Oil. But the reason why the Animalcules which get their food in the Nuts are not to be found in the Mace is that the animalcules which gnaw through the Nutmeg and use it as their food eschew the oily substance and live only on the part that contains very little oil, if anyGa naar voetnoot18). Ga naar margenoot+Having made the said discovery about the little worms (Fig. 4) which also manage to eat the substance from between the membranes of the very thin and long Mace leaves and return to those leaves without any damage being done to the membrane except in the place where they have entered, I was at a loss about their generation, the more so because all the animalcules I discovered were not only dead but also very much shrivelled, and if they had been alive, I do not doubt but I should have found out about their generation. After having delayed my said research for some time and having looked sharply during that time at the structure of the said little worm, specifically at its notched segments, it occurred to me that Animalcules of such a structure to my knowledge did not bear young, but that they underwent a metamorphosis, like the Caterpillars, many worms, and also fleas, and that such creatures do not become capable of copulating and laying eggs until they have grown pupae and have been metamorphosed from those pupae into flying or creeping creatures. As I had now discovered the said little worms or Animalcules between the membranes of the Mace leaves, I thought that the little worms would leave the Mace leaves when they had undergone or were on the point of undergoing metamorphosisGa naar voetnoot19). | ||||||
Alsoo ik nu ontrent myne laatste ontdekkinge, een wormke hadde aan getroffen, dat ik vaststelde, een verhaalt wormken te sijn, dat verandert zynde, nog in desselfs vliesGa naar voetnoot58) beslooten lag, en by gevolg een wormken tot een popken was geworden, ging ik voor de derde maal op de Oostindische Camer, en ik liet een groot gedeelte van de soo genaamde witte Foulje in een zeef werpen, en ziftenGa naar voetnoota), met die gedagte, dat onder die fyne stoffe die daar door soude vallen, veele veranderde Dierkens souden wesen. En dus bequam ik wel twee handen vol stoffe, vermengt met veel kleyne deeltgens Foulje, en nam waar, dat het meeste van de fyne stoffe excrementen van Dierkens waren. Als ook mede nam ik een hand vol stoffe, die door de zeef valt, eer de kruyt lesersGa naar voetnoot7) de Foulje verlesenGa naar voetnoot59). T'huys komende, doorsogt ik beyde de verhaalde, door de zeef gevalle stoffe, en ik haalde daar uit wel hondert doode Dierkens, die ik vast steldeGa naar voetnoot11), dat by verandering van de wormkens waren voort gekomen. Als ook mede ontdekte ik twee vliegende schepseltgens, van welke zoort ik inde Noote Musschaat hadde gevonden. Als mede twee huytgens, die ik vast stelde dat de geseide wormkens waren af gegaan, doe deselvige in popkens veranderden. Ende daar benevens een Dierken dat men klanderGa naar voetnoot60) noemt, dog mede doot. Ga naar margenoot+Alle de verhaalde dierkens, die ik nu vast stelde dat door verandering uit de wormkens waren voort gekomen, waren van een ende deselvige maaksels, ende daar by seer na van een ende deselvige groote, en als weynig verschillende in groote met de volwassene wormkens. Want soo dese Dierkens niet door verandering uit de wormkens waren voort gekomen, soo souden sekerlyk deselvige uit verscheide grootheden bestaan hebben. Gelyk nu de Ruspen, wormen, enz. als deselvige in vliegende schepsels verandert zyn, alle de kerven, of vrongs-gewyse ledenGa naar voetnoot37) behouden, die in de Ruspen, wormen, enz. zyn, soo konde men ook de rings of wrongs gewyse leden, aan de veranderde schepseltgens bekennen. Dog niet wel, ofteGa naar voetnoot61) men hadde de twee schildekens, waar mede haar agter lyf bedekt is, daar afgenomen. Onder welke schildekens toe gevouwen leggen, twee uitnemende dunne wiekjens, die om hare lengte toe gevouwen zyn: soo dat dit Dierke na alle aparentie begaaft is, met alle het geene dat wy aan een torre, soo ontrent der selver schilden, wieken enz. komen te sien. Dat nu dese Dierkens, schoon deselvige in vliegende schepsels zyn verandert, voetzel genieten, contrarie de vliegende schepsels die uit de zyd-worm en andere voortkomen, stel ik vastGa naar voetnoot11), om dat ik eenige Dierkens sag, die een bly roodeGa naar voetnoot62) Couleur hadden, daarGa naar voetnoot27) veele andere bruyn rootGa naar voetnoot63) waren, en welke eerste by my | ||||||
As during my last discovery I had now found a little worm which I assumed to be a little worm of the aforesaid kind which, after metamorphosis, was still enclosed in its membrane, so that a little worm had become a pupa, I went a third time to the East India Chamber and I ordered a large part of the so-called white Mace to be cast in a sieve and sifted, speculating that there might be many metamorphosed Animalcules among the fine dust that would fall through. And thus I got at least two handfuls of dust, mixed with many little particles of Mace, and I perceived that the greater part of the fine dust consisted of excrements of Animalcules. I also took a handful of the dust falling through the sieve before the spice-sorters sort the Mace. When I had come home, I examined both the quantities of dust that had fallen through the sieve and I got therefrom at least a hundred dead Animalcules, which I assumed had been produced through metamorphosis of the little worms. I also discovered two flying creatures, of the kind I had found in the Nutmeg. I further found two little skins, which I assumed the said little worms had discarded when they were changed into pupae; and by their side an Animalcule that is called corn mothGa naar voetnoot20), but likewise dead. Ga naar margenoot+All the said animalcules, which I now assumed had come forth out of the little worms through metamorphosis, had one and the same structure and also almost the same size, and differed very little in size from the adult worms. For if these Animalcules had not come forth out of the little worms through metamorphosis, they would no doubt have been of different sizes. Now just as Caterpillars, worms, etc., when they have changed into flying creatures, keep all the notches or notched segments that are found in the Caterpillars, worms, etc., the annular or notched segments could also be discerned on the metamorphosed creatures. But this could not be done very well unless the two wing-cases, with which their abdomen is covered, had been removed. Folded underneath these wing-cases are two extremely thin little wings, which are folded lengthwise, so that to all appearance this Animalcule is furnished with all those parts which we see on a beetle, such as their wing-cases, wings, etc. That these Animalcules, though they have changed into flying creatures, take food, in contrast with the flying creatures coming out of silk worms and others, I assume because I saw a few Animalcules having a bright red Colour, whereas many | ||||||
geoordeelt wierden, dat niet lang uit de verandering waren geweestGa naar voetnoot64), en over sulks nog weynig voetzel hadden gebruykt. Ik hebbe ook wel in gedagte genomen, of dese verhaalde wormkens en Dierkens haar ordinair voetzel niet en is het hout, maar ontmoetende de Foulje, die by vergelykinge van het hout seer sagt is, en daar uit konnende bestaanGa naar voetnoot65), meerder in de Foulje voortteelen, alsze in het hout souden konnen doen, en voornamentlyk, als haar hart hout ontmoetGa naar voetnoot66). Na dat ik dan de verhaalde veranderde Dierkens voor het vergrootglas hadde gestelt, ende der selver schildekens wat van een gedaan, even als of een Dierke sig aan steldeGa naar voetnoot67) om te vliegen, quam my soo een netGa naar voetnoot68) en wonderlyk doorwrogt maakzel te voor, dat ik te rade wierdeGa naar voetnoot69), het selvige mede te laten afteykenen, hoewel het onmogelyk was na te volgen, die wonderheden, die in soo een kleyn schepsel te beschouwen zyn. Ga naar margenoot+Fig: 5. A. ABCDFGHKL. vertoont het Dierke, dat wel een weynig langer ons voorquam, als het wormken is, en dat alleen beeld ik my in, om dat de wormkens seer sagt van lighaam zynde, en de vogtigheit uit haar lighaam weg wasemende, inkrimpen, daar in tegendeelGa naar voetnoot27), als de wormkens in vliegende schepsels zyn verandert, hare lighamen van buyten hard zyn, en over sulks in lengte niet konnen in krimpenGa naar voetnoot70). LM. en BN. zyn de twee hoornen, die uit verscheide ledekens bestaan, en met hairtgens beset zyn. LB. zyn de oogen die mede begaaft zyn met verscheide gesigtenGa naar voetnoot71), hoewel weynig in vergelykinge van de oogen der vliegen. Dit dierke is mede versien met ses pooten, hebbende aan de eynden van yder poot twee nette klaeuwtgens, en welk eyndenste van de pooten verscheide ledekens heeft, sijnde deselvige beset met veele hairtgens, of beter geseit stekels gewyse deeltgens. Waar van twee pooten en klaeuwen, met CO. ende DP. werden aangewesen. Met DE. en KI. werden ook uitgebeeld, de twee schildekens, waar mede het dierken, als het niet en vliegt, het boven agter lyf soodanig weet toe te dekken, dat ik my inbeeldGa naar voetnoot72), geen stoffige deeltgens van hout, ofte Foulje, en ook geen water deelen, soo die op haar lighamen quamen te vallen, geen hinder aan de wiekjens souden konnen aanbrengen. Als we dese schildekens met opmerkingeGa naar voetnoot73) beschouwen, staanwe verbaast, | ||||||
others were dark red; and I judged that the former had undergone metamorphosis shortly ago and accordingly had taken little food as yetGa naar voetnoot21). I also speculated whether the ordinary food of these said little worms and Animalcules may not be wood, but when they come across the Mace, which is very soft in comparison with wood, and since they are able to live thereon, they reproduce more plentifully in the Mace than they could in the wood, especially when they come across hard woodGa naar voetnoot22). After I had placed the said metamorphosed Animalcules before the magnifying glass and had put their wing-cases somewhat apart, as if such an Animalcule prepared to fly away, I beheld so neat and wonderfully wrought a structure that I decided to have it also drawn, although it was impossible to depict the marvels to be seen in so small a creature. Ga naar margenoot+Fig. 5. A. ABCDFGHKL shows the Animalcule, which appeared to us to be a little longer than the little worm is, and this merely, I imagine, because the little worms, since they have a very soft body and the moisture evaporates from their body, shrink, whilst on the contrary, when the little worms have changed into flying creatures, their bodies are hard on the outside and consequently cannot shrink lengthwiseGa naar voetnoot23). LM and BN are the two antennae, which consist of several segments and are covered with little hairs. LB are the eyes, which are also provided with several facets, though few in comparison with the eyes of flies. This animalcule is further provided with six legs and at the end of each leg has two neat little claws, while the end part of the leg has several segments, which are covered with many little hairs, or rather prickly members. Two of these legs and claws are denoted by CO and DP. By DE and KI are denoted the two wing-cases, with which the animalcule, when not flying, manages to cover the top of its abdomen in such a way that I imagine that no dusty particles of wood or Mace nor any water particles could injure the little wings, if such particles should fall on their bodies. If we look attentively at these wing-cases, we are astonished about this | ||||||
over soo een doorwrogt werk, dat zoo klein in ons bloote oog is, en dat na myn oordeel, in volmaaktheit, verre overtreft, een grooter Dier, dat wy met onse bloote oogen komen te beschouwen. Sien we op het agterlyf, dat mede uit vrong- of kerfs gewyseGa naar voetnoot37) leden bestaat, over een komende met het agterlyf, waar mede het wormken is versien, en waar uit (als hier vooren is geseit) dit Dierke by veranderingGa naar voetnoot74) is voort gekomen, bovenGa naar voetnoot75) de menigte van aderen, die door het agterlyf loopen, soo moeten wy al weder over soo een wonderlyk klein schepsel verstelt staan. Gelyk ookGa naar voetnoot76), indien wy onse oogen laten gaan op de wiekjens, hoe die door loopen zyn met vaaten en zenuwenGa naar voetnoot77), en welke zenuwen tot uitspanzelsGa naar voetnoot78) van de wiek verstrekken, bovenGa naar voetnoot75) een groot getal van punctige uitsteeksels, waar mede de vliesen van de wieken beset zyn, en daar benevens dan agt geven, in wat een toevouwinge dese wiekjens, soo in lengte als in breete toe gevouwen leggen, (als tusschen G. en H. werden aan gewesen, soo veel den Teykenaar die heeft konnen uit beelden) op datze door de schildekens doorgaansGa naar voetnoot38) souden bedekt wesen, bovenGa naar voetnoot75) een seer klein wiekje, waar mede dit Dierke nog is begaaftGa naar voetnoot79). EndeGa naar voetnoot80) daar by dan gedenken, met hoe veel onbegrijpelyke kleine senuwtgens soo een wiekje, dat aan het einde drie foutGa naar voetnoot81) is toe gevouwen, versien is, die het Dierken, ten tyde als het vliegen sal, soo in lengte, als in breete, komt te ontfouwen, datGa naar voetnoot82) door die menigte van senuwtgens, en ledekens, de uit gespanne wiekjens soo een styfte bekomen, waer door 't selve, door de snelle beweginge die het met de wiekjens komt te maken, door de lugt gevoert werd. Omme soo veel doenlyk was, een nader bevattinge van soo een toe gevouwe wiekje te geven, hebbe ik eenige wiekjens onder de schildekens van daan genomen, ende deselvige voor het vergroot-glas gestelt, ende een van de selvige, waar aan een gedeelte van het zenuwtgeGa naar voetnoot77) was, waar van de beweginge van de wiek, ende de uitgestrektheit afhangt, laten afteykenen. Ga naar margenoot+Fig: 5. B. QSVWXY. vertoont het wiekje soo als het onder de schildekens is leggende, waar van het gedeelte ontrent V. daar het wiekje op zyn breetst is, onder, ofte op, het andere wiekje komt te leggen. Met QR. werd aan gewesen het zenuwagtigeGa naar voetnoot83) deel, waar door het wiekje niet alleen bewogen werd, maar ook sekerlyk veel kleinder senuwen van af hangen, en waar door het deel van de toe gevouwe wiek WXY. in lengte, ende dat YQ. in breete, werd uit gespannen. Met ST. werd aangewesen, het kleine wiekje, hier vooren verhaaltGa naar voetnoot79). | ||||||
elaborate structure which is so small to our naked eye and in my opinion greatly surpasses in perfection a bigger Animal we look at with the naked eye. If we consider the abdomen, which also consists of notched segments similar to [those of] the abdomen with which the little worm is furnished and out of which (as has been said above) this Animalcule has come forth through metamorphosis, apart from the multitude of veins extending through the abdomen, we must again be amazed at so marvellous a little creature. The same happens also when we pass our eyes over the little wings, how they are traversed by vessels and sinewsGa naar voetnoot24), which sinews serve as instruments for spreading out the wing, in addition to a large number of pointed projections with which the membranes of the wings are covered, and when we further observe in what way these little wings are folded, both lengthwise and breadthwise (as denoted between G and H, so far as the Draughtsman was able to depict it), in order that they might be covered all over by the wing-cases, in addition to a very minute wing with which this Animalcule is further providedGa naar voetnoot25). And then we also have to bear in mind with how many incredibly small sinews such a little wing is furnished, which is folded three times at the end and which the Animalcule unfolds, both lengthwise and breadthwise, when it is going to fly. Through this multitude of little sinews and segments the stretched little wings are stiffened, by which means, through the rapid movements it makes with the little wings, it is borne through the air. In order to show, as well as possible, such a folded wing more clearly, I removed some of the little wings from underneath the wing-cases and placed them before the magnifying glass and ordered the draughtsman to depict one of them, to which was attached a part of the little sinew upon which the movement of the wing and its stretching depend. Ga naar margenoot+Fig. 5B. QSVWXY shows the little wing as it lies underneath the wing-cases, of which the part near V, where the little wing is broadest, lies beneath or upon the other little wing. By QR is denoted the sinew-likeGa naar voetnoot26) member by means of which the little wing is not only moved, but from which no doubt much smaller sinews also branch out and by which the part of the folded wing WXY is stretched lengthwise and the part YQ breadthwise. By ST is denoted the above-mentioned little wing. | ||||||
Ga naar margenoot+Dit maaksel overdenkende, soo moeten we al weder bekennen, dat het geene we door onse vergroot-glasen, en naarstigheit komen te ontdekken, niet alsGa naar voetnoot84) maar een schaduwe en is, in vergelykinge by het geene dat verborgen is, ende dat niet alleen in de verhaalde kleine schepselen, maar ook in grooter dieren, en planten. Wy willen dan hoopen, dat de ondersoekers der natuurlyke zaken, die tot nog toe verborgenthedenGa naar voetnoot85) dieper en dieper sullen op delven, om alsoo meer en meer de waarheid voor de oogen gestelt hebbende, van veele oude dwalingen een afkeer te doen krygen, waar na alle die de waarheid lief hebben behooren te tragten. Want wy en konnen den Heer en maker van het geheel Al, niet meer verheerlyken, als dat wy in alle zaken, hoe klein die ook in onse bloote oogen mogen zyn, als ze maar leven en wasdom hebben ontfangen, zyn al-wysheit en volmaaktheit, met de uitersteGa naar margenoot+ verwondering sien uit te stekenGa naar voetnoot86). Ik hebbe goet gedagt een weynig Foulje te laten afteykenen, waar van een gedeelte den naam voert van witte Foulje. Ga naar margenoot+Fig: 6. ABKCDE. vertoont een gedeelte van een Foulje blad, waar aan men tusschen EFG. en H. komt te sien de striemenGa naar voetnoot87) van het blad, die aldaar seer flaeuw zyn geteikent, en wit verbeeldenGa naar voetnoot88), ende den naam voeren van witte Foulje, en welke deelen die geene zyn, waar uit de Olyagtige stoffe is uit gegeten, en niet anders en zyn dan vliesen van het blad. Want soo het nu waar was, dat die wittigheit veroorsaakt was, door een quaatgewasGa naar voetnoot89), soo souden immers de einden van het blad, als aan D. ofte C. mede wit moeten zyn, daarGa naar voetnoot27) ze nu in tegendeel soo schoon van Coleur, en deugtzaam van Foulje waren, en dat om dat de wormkens alleen de Olyagtige stoffe, tusschen de buytenste vliesen hadden uit gegeten, soo verre die wit warenGa naar voetnoot90). Wy sien om laag tusschen G. en H. een gaatge, dat door het vlies van het blad was gemaakt, welke openheit wy ons inbeelden, dat het wormke gebeten heeft, om in het blad te komen, te meer, om dat alle de dunne vliesen van de striemagtige deelen, diewe hier boven hebben aan gewesen, in haar geheel waren, sonder eenige door eetinge, als beneden tusschen ABGa naar voetnoot91). Als we zien op de naeuwe witte holligheit, die aan I. is uit gegeten, soo konnen we wel besluiten dat het wormken zeer klein moet geweest syn, dat in soo een naeuwte sig soo weet te wenden en keeren, en zyn voetzel halen, en het geene ik tusschen soo daanige vliesen ontdekte, waren de excrementen van het dierke. | ||||||
Ga naar margenoot+When we reflect on this structure, we have to confess again that what we discover by means of our magnifying glasses and our diligence is merely a shadow in comparison with that which is hidden, and this not only in the said small creatures, but also in bigger animals and in plants. We therefore hope that those who investigate natural things will delve up those hitherto hidden matters deeper and deeper, so that, the truth thus having become more and more apparent to them, they may come to dislike many old errors, an object which all those who love the truth should pursue. For we cannot glorify the Lord and maker of the All more than by seeing with the greatest admiration His supreme wisdom and perfection revealed in all things, however small they may be to our naked eye, if only they have received life and growth. I thought fit to haveGa naar margenoot+ some Mace depicted, a portion of which bears the name of white Mace. Ga naar margenoot+Fig. 6. ABKCDE shows a portion of a Mace leaf, on which one sees between EFG and H the stripesGa naar voetnoot27) of the leaf, which are very faintly marked there and appear to be white, and bear the name of white Mace, which parts are those from which the Oily substance has been eaten and which are none but membranes of the leaf. For if it were true that this whiteness was due to a poor growth, the ends of the leaf, viz. at D or C, would also have to be white, whilst on the contrary they had a very beautiful Colour and the Mace was very good, and this because the little worms had only eaten the Oily substance between the outer membranes so far as they were whiteGa naar voetnoot28). Below, between G and H, we see a little hole which had been made through the membrane of the leaf, which hole we imagine the little worm has bitten so as to get into the leaf, the more so because all the thin membranes of the stripe-like parts we have shown above were intact, without being eaten through, as beneath, between A and BGa naar voetnoot29). When we look at the narrow white cavity eaten out at I, we cannot but conclude that the little worm, which manages to turn about and get its food in such a narrow space, must have been very small, and what I discovered between these membranes was the excrements of the animalcule. | ||||||
Ga naar margenoot+Wanneer ik over eenige tydGa naar voetnoot92) besig was, met het soeken na de plantGa naar voetnoot93) in de Noote-Musschaat, tragte ik ook na te speuren, in wat voegenGa naar voetnoot94) de Noote-Musschaat in desselfs schors leggende, zyn voetzel uit de boom ontfangt, tot welk einde ik nam een gekonfyte Noote-musschaatGa naar voetnoot95), die ik ontledigde, maar alsoo de zyroop door de harde schors, of wel der selver openinge, soodanig tot selfs in de Noote-Musschaat was door gedrongen, dat die aldaar weder in zuijker was te samen gestremt, waren myne nasporingen te vergeefs. In 't onder soeken van de witte Foulje toonden my de kruyt-lesers, ses â agt Noote-Musschaten, die ze onder de Foulje hadden gevonden, die met haar bast en omklede FouljeGa naar voetnoot96) wat grooter waren, als een groote haas-nootGa naar voetnoot97) is, en twee andere die grooter waren, die ik gaarne aan nam. Wanneer ik dese Nooten wel beschouwde, sag ik dat het vlies het welke de harde schors bekleetGa naar voetnoot98), waar in de Noote-Musschaat leit, tusschen de Foulje deelen, op eenige plaatzen was op gegeten, sonder dat daar ontrentGa naar voetnoot99) de Foulje eenige hinder van op eeten hadde geleden. Uit welk gesigt ik in gedagten nam, of dese op eetinge niet wel was te weeg gebragt, van de wormkens en Dierkens, die ik voor desen geseit hebbe dat de deelen van de Noote-Musschaten op eeten, ofte tot voetzel gebruyken, de welke de minste Oly hebben, endeGa naar voetnoot100) de Foulje nogGa naar voetnoot101) de Olyagtige stoffe in de Noote-Musschaat tot geen spys en konnen gebruyken. Ga naar margenoot+Ik beschouwde door het vergroot-glas de Foulje soo als ze om de harde schors van de Noot lag, en ook als ik deselvige van de harde schors hadde af genomen, en sag, dat de Foulje en ook het vlies, waar mede de harde schors bekleet is, met veel uit gedroogde lighaamtgens van de kleyne Dierkens die wy de Myt noemen, beset lagen. Dog hoe naeuwkeurig ik toe sag, en konde ik geen een Mytge dat levend was ontdekken, en alsoo ik ten tyde dat ik met de Noote Musschaaten besig was, mede | ||||||
Ga naar margenoot+When some time ago I was engaged in seeking the plant in the NutmegGa naar voetnoot30), I also tried to find out in what way the Nutmeg, lying in its rind, receives its food from the tree, for which purpose I took a Nutmeg candyGa naar voetnoot31), which I emptied, but as the syrup had penetrated through the hard rind or its opening, even into the Nutmeg itself, in such a way that it had crystallized there to sugar again, my search was vain. When I was examining the white Mace, the spice-sorters showed me six or eight Nutmegs which they had found among the Mace and which, with the rind and the enclosed Mace, were somewhat bigger than a big hazelnut and two others that were bigger, which I gladly accepted. When I examined these Nuts closely, I saw that the membrane coating the hard rind in which the Nutmeg liesGa naar voetnoot32), between the Mace parts, had been eaten in some places, without the Mace in the neighbourhood having been damaged at all by this eating. Seeing this, I speculated whether this eating might not have been brought about by the little worms and Animalcules of which I have stated previously that they eat or feed on those parts of the Nutmegs that contain least Oil and which can use neither the Mace nor the Oily substance in the Nutmeg as food. Ga naar margenoot+Through the magnifying glass I examined the Mace such as it lay about the hard rind of the Nut, and also when I had removed it from the hard rind, and saw that the Mace and also the membrane with which the hard rind is coated were covered with many shrivelled bodies of the little Animalcules we call the Mite. But however closely I looked, I could not detect any little Mite that was alive, and as at the time I was busy with the Nutmegs I also observed that the Mites eschewed the | ||||||
waar nam dat de Myten de uitwaseming van de Foulje schuwden, soo nam ik in gedagten, of de balen Foulje die men de naam van sukkelsGa naar voetnoot102) geeft, die in kokos bladeren gepakt, en vorder om wonden zyn met dunne rottings, niet wel in 't schip mogten gelegen hebben digte by de broot-kamer, ende dat de Myten als verdwaalt zynde uit de broot kamer, tusschen de Foulje waren geloopen, ende aldaar sijn komen te sterven. Hierop vraagden ik waar dat de Foulje balen in 't schip hadden gelegen, dat men tot my seide nu in de Broot-kamer; maar datze anders op de peper lagen, soo dat het my niet vreemt voor quam dat de verhaalde Foulje om de Noote-Musschaten zynde met veel doode Myten was beset; welke Myten, ik my in beeld, dat ten tyde als de broot-kamer met broot is beset, in een onbedenkelykGa naar voetnoot103) getal voortteelen, en weder alle moeten sterven, als de broot-kamer met Nooten en Foulje beladen isGa naar voetnoot104). Ga naar margenoot+Als ik de Noote-Musschaaten met der selver bekleede fouljeGa naar voetnoot95) beschouwde, sag ik aan verscheide van de selvige, dat ter plaatse daar de Foulje, de harde schors van de Noot, en ook de Noot, zyn voetzel en grootmakinge ontfangt, de Foulje wel een weinig was op gegeten, daar andersGa naar voetnoot105) de gantsche Foulje wel ongeschent was, ende aldaar niet alleen het vlies, dat de harde schors van de Noot bekleet, maar ook de harde schors, die daar op zyn sagtst is, soodanig door knaagt was, datter een rond gaatge dat door gingGa naar voetnoot106), was in gebeten, en uit soodanige twee Nooten die my in de hand quamen, haalde ik uit het door gebeten gaatge, een vliegent schepseltge dat doot was, welke zoort ik voor desen in de Noote-Musschaten hadde ontdektGa naar voetnoot107). Ik zaagde de harde schors, daar de Noote-Musschaat in beslooten lag en in de welke een rond gaatge was door gebeten, door midden, ende sag dat in de Noote-Musschaat mede een rond gaatge was gebeten, waar op ik de Noot in twee stukken kloofde, en sag dat alle de witagtige stoffe, die de minste oly heeft, uit de Noot was gegeten, ende dat in de uit gegetene holligheden niet en lag alsGa naar voetnoot108) excrementen die langer als dik waren, en welke veele aan den anderen vast waren, door het gespinGa naar voetnoot109), dat het wormke (stel ik vastGa naar voetnoot11)) telkens komt te maken, als het hem komt te verplaatsen, en alsoo ik geen de minste deel van een verandert huytgeGa naar voetnoot110) in de noot en hebbe konnen ontdekken, beelde ik my inGa naar voetnoot32), dat de witagtige stoffe in de noot, | ||||||
exhalation from the Mace, I speculated whether the bags of Mace, called sukkelsGa naar voetnoot33), which are packed in coco leaves and are further wrapped up with thin cane, might not have lain in the ship near the bread-room, and the Mites, having strayed from the bread-room, might not have got among the Mace and died there. I then asked where the Mace bags had lain in the ship, upon which I was told: this time in the Bread-room, but in other cases they lay on the pepper, so that it did not seem strange to me that the said Mace, surrounding the Nutmegs, was covered with many dead Mites. I imagine these Mites reproduce in incredibly large numbers at the time the bread-room is filled with bread, and are bound to die all of them when the bread-room is filled with Nuts and MaceGa naar voetnoot34). Ga naar margenoot+When I looked at the Nutmegs with their surrounding mace, I saw on several of them that where the Mace, the hard rind of the Nut, and also the Nut receive their food and growth, the Mace had been eaten to some extent, while for the rest the whole Mace was intact, and that there not only the membrane covering the hard rind of the Nut, but also the hard rind, which is softest there, had been gnawed through so that a round hole penetrating into the nut had been therein; and out of those two Nuts which came into my hands I took out of the bitten hole a little flying creature that was dead, which species I had previously discovered in the NutmegsGa naar voetnoot35). I sawed in two the hard rind in which the Nutmeg was enclosed and in which a round hole had been bitten and saw that a round hole had also been bitten in the Nutmeg, upon which I cleft the Nut in two and saw that all the whitish substance, which contains least oil, had been eaten out of the Nut and that in the cavities thus eaten out there lay nothing but excrements, which were longer than thick and many of which were attached to each other by means of the spun threads which (as I assume) the little worm makes again and again when it moves about. And as I have not been able to detect in the nut the least part of a skin discarded during metamorphosis, I imagine that the whitish substance in the nut, which alone | ||||||
die alleen het wormke tot spys gebruykte, niet genoeg en was geweest om het wormke soo verre te voeden, dat het zyn volkome wasdom hadde bereykt, ende dat het over sulks uit de Noot heeft moeten verhuysen, om zyn verder voetzel te soeken. DitGa naar voetnoot111) quam my vreemt voor, te weten, dat de verhaalde Dierkens, de harde schorssen wel meest tragten te door knagen, en wisten als uit te kiesen de plaats, daar de schorssen op haar swakste zyn; dit is my niet eens of twee maal, maar wel aan tien verscheide Nooten te vooren gekomen van de geene die ik quam te beschouwenGa naar voetnoot112). Ga naar margenoot+Fig: 7. LMN. verbeeld de Noote-Musschaat, leggende nog in der selver hardeGa naar margenoot+ schors, en om wonden met het Foulje blad, soo als die in Indien van der selver groene bastGa naar voetnoot113) is ontbloot, en welke harde schors, met de omme leggende Foulje, haar voetsel ende grootmakinge hebben genooten tusschen L. ende M. zynde de plaats daar deselvige aan den Boom hebben gestaan, en soo beelde ik myGa naar voetnoot32) voor desen in, dat de Noote-Musschaat aldaar sijn groot makinge door de harde schors was ontfangende, gelyk ik in de Okker of wal-noot hadde waar genomen. Dog wanneer ik de Foulje van de schors hadde af genomen, ende de harde schorssen van verscheide Nooten met een naeuwkeurig oog beschoude, ende daar op verscheide schorssen van Nooten met een dun zaagje in tween hadde gesaagt, bevond ik dat ik in myn meninge bedrogen was, want doen sag ik, dat dat deel van de Noote-Musschaat,Ga naar margenoot+ dat aan LM. Fig: 7. hadde gelegen, gans geen teken aan te zien was, dat na eenige ontfangene voetzel was gelykende. Maar wanneer ik met op merkingeGa naar voetnoot73) agt nam, op de plaats daar de harde schors zyn groot makinge ontfangt, sag ik aanstonts twee bysondereGa naar voetnoot114) voetzel plaatzen, digte by den anderenGa naar voetnoot115), te weten de eene tot grootmakinge van de harde schors, ende de andere, beelde ik my inGa naar voetnoot32), dat tot grootmakinge van de Noote-Musschaat soude verstrekken; dit na speurende sag ik datelyk, dat de vaaten die tot grootmakinge van de Noot waren dienende, niet aanstonts binnenwaarts in de harde schors, of tusschen de deelen van de harde schors in gingen, gelyk ik in de Haas-Noot, Amandel, Persik, Abricoos, en andere zaden hadde waar genomen,Ga naar margenoot+ maar dat de geseide toe voerende vaaten Fig: 7. van M. naar het punt agtige deel N. gestrekt lagen, ende datze seer digt by N. in de harde, ofte wel door de harde schors | ||||||
the little worm used as food, had not been enough to feed the little worm until it had reached its full growth, and that consequently it had to move out of the Nut in order to seek more food. This appeared strange to me, to wit that the said Animalcules usually tried to gnaw through the hard rinds and managed as it were to choose the place where the rinds are weakest; this was noted by me not once or twice, but on at least ten different Nuts among those I examinedGa naar voetnoot36). Ga naar margenoot+Fig. 7. LMN represents the Nutmeg still lying in its hard rind and encircled byGa naar margenoot+ the Mace leaf such as it was stripped of its green barkGa naar voetnoot37) in the Indies, which hard rind with the encircling Mace have received their food and growth between L and M, being the point where they were attached to the Tree, and thus I imagined previously that the Nutmeg received there its growth through the hard rind, as I had observed in the Walnut. But when I had removed the Mace from the rind and looked closely at the hard rinds of various Nuts, and thereupon had sawn various rinds of Nuts in two with a thin little saw, I found that I had been mistaken, for thenGa naar margenoot+ I saw that on that part of the nutmeg that had lain at LM in Fig. 7 no sign at all was to be seen pointing to any food having been received. But when I looked attentively at the place where the hard rind receives its growth, I saw at once two separate feeding places, close together, to wit one for the growth of the hard rind and the other I imagined would serve for the growth of the Nutmeg. When I examined this, I saw indeed that the vessels serving for the growth of the Nut did not penetrate at once inwards into the hard rind or between the parts of the hard rind, as I had observed in the Hazelnut, Almond, Peach, Apricot, andGa naar margenoot+ other seeds, but that the said afferent vessels (Fig. 7) extended from M to the pointed part N and that they penetrated very close to N into or through the hard rind, and | ||||||
in gingen, en door welke in gaande vaaten de gantsche Noote-Musschaat zyn grootmakinge ontfangt, nademaal de Noot aan geen andere deelen aan de harde schors is vereenigtGa naar voetnoot116). Omme nu een meerder bevattinge van de geseide vaaten, waar uit de Noote-Musschaat werd groot gemaakt, voor de oogen te stellen, heb ik de harde schors waar in de Noote Musschaat werd groot gemaakt, van desselfs omwonde Foulje ontbloot zynde, mede laten af teykenen, na dat ik al voorens de streng, waar door het voetzel werd toe gesonden, van de harde schors hadde gescheiden, alleen dat ik de streng, ter plaatze daar die door de schors in gaat, een weynig hadde vast gelaten, om des te beter te konnen aan wysen, dat deel waar door de groot makinge van de noot, werd te weeg gebragt. Ga naar margenoot+Fig: 8. OPQ. verbeeld de harde schors, waar in de Noote-Musschaat beslooten leyt, ende met QR. werd aan gewesen de streng, bestaande uit een meenigte van vaaten, waar door de Noote-Musschaat werd groot gemaaktGa naar voetnoot117). Ende met OQ. werd aangewesen de kerf, al waar de streng QR. gelegen heeft, eer ik deselvige van het vlies, dat de streng, en ook de gantsche schors omvangt, quam af te breken, en niet alleen dat dese streng een kerf, of holte, in het vlies scheen te maken, maar daar bleef ook een holte, of kerf, in de harde schors over. Ik sal al weder seggen, dat gelyk de Dieren in 's Moeders lighaam door een streng groot gemaakt werden, dat insgelyks veele zaden door een streng werden groot gemaakt, waar uit ons al weer te vooren komt, dat de voorsigtigeGa naar voetnoot118) Natuur veele zaken op een ende de selvige wyse verrigt. Ik weet wel dat dit seggen strydig is tegen eenige haar gevoelen, namentlyk dat de Dieren in de Baar-Moeders veel voetsel ontfangen door de mond, om dat ze zeer ligt, en met weynig of geen bloet stortinge, de strengen van de Dieren, daar ze in de Baar-Moeders vast zyn, konnen separeren. Maar laat ons eens sien, hoe ligt een vrugt, het sij appel ofte peer, ten tyde als de vrugt zyn rypigheyt bekomt, sig van de boomen laat scheiden, sonder dat men bespeuren kan, datter eenige vaaten, waar door de groot makinge is geschiet, gequetst werdenGa naar voetnoot119). | ||||||
that it is via these penetrating vessels that the whole Nutmeg grows, since the Nut is not joined to the hard rind in any other placesGa naar voetnoot38). In order to show more clearly the said vessels from which the Nutmeg receives its growth, I also caused the hard rind in which the Nutmeg grows, after it had been stripped of its encircling Mace, to be drawn, after I had first separated the string through which the food is supplied from the hard rind, except that in the place where the string penetrates into the rind I had left a part of it attached thereto, so as to show the better the part through which the growth of the nut is brought about. Ga naar margenoot+Fig. 8. OPQ represents the hard rind in which the Nutmeg is enclosed, and by QR is denoted the string, consisting of a multitude of vessels, through which the Nutmeg growsGa naar voetnoot39). And by OQ is denoted the notch where the string QR lay before I broke it off from the membrane surrounding the string and also the whole rind; and this string not only seemed to make a notch or cavity in the membrane, but there was also left a cavity or notch in the hard rind. I must say again that just as Animals grow in the Mother's body via a string, in the same way many seeds grow via a string, from which it again appears to us that provident Nature does many things in one and the same way. I know quite well that this statement is contrary to the opinion of some people, viz. that Animals receive much food in the Uteri through the mouth, because it is very easy to separate, and with little loss of blood, if any, the strings of the Animals where they are attached in the Uteri. But let us see how easily a fruit, whether it be an apple or a pear, at the time of the fruit's ripening can be separated from the trees without visible damage to any vessels through which the growth has taken placeGa naar voetnoot40). | ||||||
Ga naar margenoot+Komende nu weder tot de streng Fig: 8. QR.Ga naar voetnoota) die ik tot myn meerder vergenoegingeGa naar voetnoot120) aan dunne schyfjens hebbe gesneden, ende eenige voor vergrootglasen gestelt, omme dat my dus de menigte van vaaten te naakterGa naar voetnoot121) soude voor de Oogen komen, die ik ook hebbe laten af teykenen, voor soo veel men deselvige heeft komen te zien, en ook na te volgen. Ga naar margenoot+Fig: 9. ABCDE. vertoont een schyfje van de verhaalde streng, waar door deGa naar margenoot+ Noote-Musschaat, als hier vooren is geseit, is groot gemaakt, en welke vaaten alle over dwars zyn door snedenGa naar voetnoot122). Als we nu beschouwen de over groote menigte van vaaten in soo een dunne streng, behalven die geene die voor onse oogen verborgen zyn, (want het geene we met QR. hebben aan gewesen, is wel twee maal soo dik als de streng is, om dat de streng metGa naar voetnoot123) het vlies dat de deselvige bedekte, daar van niet en is gescheiden, op dat ik de vaaten in de streng niet en soude komen te quetzen) sullen we met dit gesigtGa naar voetnoot124) niet seggen, en moeten vast stellen, datter niet een vaatge in een gantsche Noote-Musschaat Boom is, van hoe bysondere uitwerkingeGa naar voetnoot125) de vaaten in de Noote-Musschaat Boom ook mogen wesen, of de geseide streng is daar mede van voorsien, want zoo het anders waar, soo soude de streng de jonge plant, die in de Noote-Musschaat gemaakt werd, van alle de bysondereGa naar voetnoot126) vaaten die tot de boom en vrugten werden vereyst, nietGa naar voetnoot127) konnen mede deelen. In 't kort, de onbedenkelykeGa naar voetnoot128) volmaaktheden, die in alle de strenge der planten, en by gevolg in alle zaaden beslooten leggen, zyn voor ons onbegrypelyk, en nog meerder onnaspeurlyk. Ga naar margenoot+Vorders heb ik een door gebrooken schors, waar in de Noote-Musschaat hadde gelegen, mede laten afteykenen, na dat ik al vooren van buyten door de schors, ter plaatze daar de verhaalde streng door de harde schors gaat, een spelt hadde gestoken, om nog klaarder aan te wysen de doorgang van de streng. Ga naar margenoot+Fig: 10. STV. vertoont ontrent de helft van de harde schors, ende met WX. werd aangewesen de spelt die in de doorgang van de streng is gesteken. In de geseide Fig: werd met Y, aan gewesen een uit puylende bultigheit, in de holligheit van de geseide schors, boven welke bultigheit de spelt is uit komende; | ||||||
Ga naar margenoot+Let us now come again to the string in Fig. 8, QP, which I have cut in thin slices to become better satisfied, and some of which I have placed before magnifying glasses in order that the multitude of vessels might thus become more clearly visible to me, which vessels I also caused to be drawn insofar as they could be seen. Ga naar margenoot+Fig. 9. ABCDE shows a slice of the said string, through which, as said above,Ga naar margenoot+ the Nutmeg has grown, all the vessels having been cut through transverselyGa naar voetnoot41). If we now consider the immoderate multitude of vessels in so thin a string, apart from those which are hidden from our view (for what we have denoted by QR is at least twice as thick as the string, because the string has not been separated from the membrane which covered it, in order that I should not damage the vessels in the string), must we not say and be sure, when we see this, that there is not a single little vessel in a whole Nutmeg Tree - however different may be the functions of the vessels in the Nutmeg Tree - but the said string also contains it, for if it were otherwise, the string would not be able to provide the young plant, which is made in the Nutmeg, with all the different vessels which are required to form the tree and the fruitsGa naar voetnoot42). Briefly, the inconceivable perfections which are contained in all the strings of the plants, and consequently in all the seeds, are to us incomprehensible, and even more inscrutable. Ga naar margenoot+Furthermore I also caused a broken rind, in which the Nutmeg had lain, to be drawn, after I had previously stuck a pin from the outside through the rind, at the point where the said string passes through the hard rind, in order to show even more clearly the passage of the string. Ga naar margenoot+Fig. 10. STV shows about one half of the hard rind, and by WX is denoted the pin stuck in the passage of the string. In the said figure, by Y is denoted a bulging lump in the cavity of the said rind, above which lump the pin emerges; and if we pay heed to the Nutmeg, we shall see a | ||||||
ende als we agt geven op de Noote-Musschaat, soo sullen we aan deselvige, ter plaatse daar de noot aan deze bultigheit gelegen heeft, een putge komen te sien, en even boven dit putge is de plaats daar de streng aan de Noot is vereenigt geweest, en welke strengen van de Nooten doorgaans komen af te breken, om dat de Noote-Musschaten in 't droogen ofte weg wasemen van de vogt veel kleynder werden, daarGa naar voetnoot27) de harde schors om de Noot seer weynig ofte niet is in droogende, door welke ruymte, en swaarte van de noot, ende beweginge die de noot werd aan gedaan, dan de streng komt af te breken, en dus de noot in de harde schors door eenige beweginge komt te rammelenGa naar voetnoot129). Ik hebbe ook de halve harde schors, met dat deel daar het selvige aan de boom is vereenigt geweest, voor het oog gestelt, en het selvige soo laten af teykenen als Fig:Ga naar margenoot+ 11. FGH. om aan te wysen, waar het Dierke door de harde schors heeft weten te byten; sijnde het selfde gaatge waar in het Dierke met het voorste gedeelte van hetGa naar margenoot+ lighaam stak, doen ik het selvige daar uit nam, en welk rond gaatge Fig: 11. met K. werd aan gewesen, ende dat deel al waar de harde schors zyn voetzel heeft ontfangen, ende ook aan den boom is vereenigt geweest, is tusschen het geseide ronde gaatge ende I. Ende de streng waar uit de Noote Musschaat is groot gemaakt, ende mede aan den boom is vereenigt geweest, is tusschen K. ende LGa naar voetnoot130). De Noote Musschaat uit de verhaalde harde schors genoomen hebbende, sag ik dat alwaar de Noot aan het gaatge hadde geplaatst geweestGa naar voetnoot131), in de Noot een rond ondiep gaatge was gebeten, waar uit ik een besluit maakteGa naar voetnoot132), dat het Dierke het gaatge in de harde schors niet groot genoeg gemaakt hebbende, alleen met het voorste lyf daar in is gedrongen, en dus maar een klein putge in de Noot heeft konnen byten, ende dat het selvige soo vast met het voorste lyf in de harde schors is geklemt geweest, dat het nog voorwaarts, nog agterwaarts, heeft konnen loopen, ende alsoo in 't gebeten gat is komen te stervenGa naar voetnoot133). Dit Dierke was mede een vliegende schepsel, welkers wiekjens in een gevouwen onder schildekens bedekt lagen. | ||||||
little pit in it, at the point where the nut lay on this lump, and just above this little pit is the place where the string was joined to the Nut, which strings usually break off the Nuts because the Nutmegs grow much smaller as they dry or the moisture evaporates, while the hard rind round the nut hardly dries up, if at all; and owing to this gap and the weight of the nut and the movement imparted to the nut the string then breaks off, and so the nut will rattle in the hard rind with any movementGa naar voetnoot43). I also placed one half of the hard rind with the part where it was attached to theGa naar margenoot+ tree facing us and had it drawn as shown in Fig. 11 by FGH, to show where the animalcule managed to bite through the hard rind, this being the same little hole in which the Animalcule stuck with the front part of the body when I removed itGa naar margenoot+ therefrom, and which little hole is denoted in Fig. 11 by K; and the part where the hard rind received its food and was also attached to the tree is between the said round hole and I. And the string from which the Nutmeg received its growth and by which it was also attached to the tree is between K and LGa naar voetnoot44). Having taken the Nutmeg out of the said hard rind, I saw that in the place where the Nut had been placed at the little hole a round, shallow little hole had been bitten in the Nut, from which I concluded that the Animalcule, not having made the little hole in the hard rind large enough, penetrated into it only with the front part of the body and thus could bite only a small pit in the Nut, and that it got stuck so tightly with the front part of the body in the hard rind that it could move neither forwards nor backwards, and thus died in the hole it had bittenGa naar voetnoot45). This Animalcule was also a flying creature, whose little wings were folded together and covered by wing-cases. | ||||||
Ga naar margenoot+Fig: 12. MNO. vertoont de Noote-Musschaat alwaar het verhaalt putge dat in het rondagtige deeltge dat tussen P. en Q. werd aan gewesen, in gebeten was, al waar ook de plaats is, daar in de plantGa naar voetnoot134) van de Noot leyt, daar ook meest door gaansGa naar voetnoot135) (voor soo veel my gebleken is) de wormen ofte Dierkens in de Noote Musschaten indringen, als sijnde het sagtste deel van de Noot, en alwaar ook de minste Oly in de Noot isGa naar voetnoot130). Ga naar margenoot+Sien we nu, dat niet alleen de wormen haar voetzel tot volkomen grootmakens toe uit de Noot halen, maar datGa naar voetnoot136) selfs ook, als ze door veranderingGa naar voetnoot74) tot vliegende schepsels zyn geworden, de minste olyagtige deelenGa naar voetnoot137) in de Noote-Musschaat mede tot spys komen te gebruyken, soo konnen we wel begrypen, dat dese Dierkens, schoon klein zynde, veel schade toe brengen. Als wy onse gedagten laten gaan op de verhaalde vliegende Dierkens, welkers wiekjens met schildekens zyn bedekt, en haar voetzel moeten halen uit harde stoffe, daar ze moeten in, of tusschen dringen; als ook op de vliegende schepsels, die uit de Aerde opkomen, soo moeten we seggen, dat soodanige Dierkens nootzakelyk haar wiekjens moeten in een vouwen, ende die onder der selver schildekens bedekken. Want soo de wiekjens niet langer waren, als de agterste deelen van der selver lighamen zyn, soo zouden de wiekjens niet groot genoeg sijn, om te konnen vliegen. Ten anderen, soo de wiekjens met geen schildekens bedekt waren, als die uit de aarde opkomen, of weder in de Aerde sullen kruypen, of andere als die in harde stoffe (als hout, nooten, en diergelyke) sullen indringen, soo souden de wiekjens door dat doen soodanig komen te quetzen, en kreuken, dat die onbequaam souden wesen, om de verhaalde Dierkens door de lugt te voeren; soo dat we vaststellenGa naar voetnoot11) dat het witte vliegende schepsel, waar van we hier vooren gesprooke hebben, dat we in de Foulje ontdekt hebben, niet bequaam is om door eenige op eetinge de Foulje hinder aan te brengen en alleen maar leeft, en vliegt om eyeren te leggen, na de versamelingGa naar voetnoot54), ende dat de wormen, uit de eyeren voortkomende, veel quaat de Foulje toebrengen, om dat die wormen seer groot werden in vergelykinge van de hier vooren verhaalde kleyne wormkensGa naar voetnoot138), en ik en twyfel ook niet, of men soude in de Pak-Huysen, daar de Foulje in opgeleit werd, veel van de hier vooren verhaalde witte Dierkens, seer naGa naar voetnoot139) in grootte over een komende met het vliegende schepsel, dat men op de kooren-solders ziet vliegen, en van welkers eyeren het schadelyke wormke voortkomt, dat de wolf genaamt werdGa naar voetnoot19), zien vliegen. Ik beeld my ook in, dat, wanneer men het hout in de Pak-Huysen quam te verwen, of schilderen, met de gemeene roode verw, die in ons land in gebruyk isGa naar voetnoot140), men veel ongedierte, die de specerien schade aanbrengen, soude komen te weeren, om dat die roode verw, schoon fyn gemalen zynde, soo hard van deelen is, dat geen hout worm, en wel als ze nog klein is, daar door kan byten. Dog als het hout al reede | ||||||
Ga naar margenoot+Fig. 12. MNO shows the Nutmeg, where is the said little pit which had been bitten in the roundish part denoted between P and Q, where is also the place in which the plant of the Nut lies and where usually (insofar as I have found) the worms or Animalcules also penetrate into the Nutmegs, this being the softest part of the Nut, and where there is also least oil in the nut. Ga naar margenoot+If we now see that not only the worms get their food for their full growth out of the Nut, but that, even when through metamorphosis they have become flying creatures, they also use the least oily parts in the NutmegGa naar voetnoot46) as food, we can understand that these Animalcules, though they are small, do a good deal of demage. If we think about the said flying Animalcules, whose little wings are covered with wing-cases and which have to get their food from a hard substance, into or between which they have to penetrate, and also about the flying creatures emerging from the Earth, we must say that these Animalcules necessarily have to fold their little wings and cover them with the wing-cases. For if the little wings were no longer than the hind parts of their bodies, the little wings would not be large enough for flying. On the other hand, if the little wings were not covered with wing-cases when they emerge from the earth or creep into the Earth again, or in other cases when they have to penetrate into a hard substance (such as wood, nuts, and the like), the little wings would be damaged and crumpled by this so much that they would be incapable of bearing the said Animalcules through the air, so that we are quite certain that the white flying creature of which we have spoken above, which we discovered in the Mace, is not capable of damaging the Mace by eating it and only lives and flies to lay eggs after the copulation, and that the worms coming forth from the eggs cause much damage to the Mace because those worms grow very large as compared with the aforesaid little wormsGa naar voetnoot47); and I do not doubt but in the Warehouses, where the Mace is stored, many of the aforesaid white Animalcules, almost having the same size as the flying creature which is seen flying in granaries and out of whose eggs the noxious worm comes forth which is called wolf, should be seen flying. I also imagine that if the wood in the Warehouses were to be painted with the common red paint used in our countryGa naar voetnoot48), many vermin causing damage to the spices would be kept down, because this red paint, though it has been pulverized, consists of such hard particles that no wood-worm, especially when it is still small, can bite through it. But when a great many holes have already been bitten in the | ||||||
van de wormen met seer veel gaatgens was door beten, diende men het hout soo veel maal te verwen, tot dat door de verw de gaatgens gestopt waren. Men heeft my te gemoet gevoert dat de Foulje, en Nooten, weynig tyds in de Pak-Huysen werden op geleyt, en daar om weynig in de Pak-Huysen van het ongedierte kunnen beschadigt werden, en schoon de Foulje leydeGa naar voetnoot141) maar weynig dagen in de Pak-Huysen, soo kan het selvige wel in 't droogen van het ongedierte, dat vliegende schepsels zyn, besmet werden, om dat ze haar eyeren in die tyd op de Foulje bladeren konnen leggenGa naar voetnoot142), en daar toe werden niet veele dagen vereyst, om dat we weten, dat veele Dierkens haar eyeren in een groot getal kort agter den anderenGa naar voetnoot143) komen te leggen. En ik beeld my in, dat dit laatste aannemelykst is, om dat we verstaan hebben, dat alle de pakken Foulje anders sokkelsGa naar voetnoot102) geseyt, hoe wel de eene meer als de andere, met de soo genaamde witte Foulje besmet zyn. Want soo het ongedierte alleen in de Pak-Huysen, daar de Foulje in een zeer groote hoop ongepakt op den anderenGa naar voetnoot143) was leggende, hare eyeren was leggende, soo beeld ik my in, dat de in 't midden leggende Foulje weynig ofte geen schade soude toe gebragt werden, om dat de Dierkens in 't leggen van hare eyeren niet binnewaarts in de Foulje souden in dringen, maar hare eyeren alleen leggen op de bovenste Foulje en dus de Foulje die in 't midden was leggende, en in gepakt, onbeschadigt soude wesen. Dog dit zyn voor ons maar raatsels, daar die geene, die het droogen en pakken by woonen, beter van zouden konnen redenkavelen, soo ze andersGa naar voetnoot144) opmerkende luyden waren. | ||||||
wood by the worms, the wood should be painted until the holes had become clogged by the paint. People have objected that the Mace and the Nuts are stored only a short time in the Warehouses and accordingly cannot be much damaged in the Warehouses by the vermin, but even if the Mace lies only a few days in the Warehouses, it can still be infected during the drying process by the vermin consisting of flying creatures, because in that time they may lay their eggs on the Mace leavesGa naar voetnoot49); and for this not many days are needed, because we know that many Animalcules lay large numbers of eggs shortly after each other. And I imagine that the latter is most plausible, because we have learned that all the bales of Mace - otherwise called sokkelsGa naar voetnoot33) - are infected with the so-called white Mace, though one to a greater extent than another. Indeed, if the vermin only laid their eggs in the Warehouses, in which the Mace lay tightly packed in a large heap, I think that the Mace in the middle would be damaged only slightly, if at all, because in laying their eggs the Animalcules would not penetrate into the Mace, but would only lay their eggs on the uppermost Mace, so that the Mace that lay packed tightly in the middle would be undamaged. But these are enigmas to us, about which those who are present during the drying and the packing would be better able to argue, at least if they were observant people. | ||||||
Ga naar margenoot+Ik hadde voor desen al gesien dat het Dierke de Myt, de uitwaseming van de Foulje niet en konde verdragenGa naar voetnoot104); dog om myn selven daer van ten vollen te versekeren, heb ik op nieuw genomen een glase tuba wat dikker als een swane schagt, en ontrent vyf duymenGa naar voetnoot145) lang, die ik aen het eene eynde met een kurk toe stopte, ende heb doen in de tuba gedaen eenige honderden Myten, als wanneer ik het ander eynde toestopteGa naar voetnoot146), met een Foulje blad, dog soo digt niet, of de Myten konden nog nevens de Foulje uit het glas loopen, en na weynig tyd het glas beschouwende, sag ik dat eenige Myten die digt aan de Foulje geplaast waren, seer traag voort liepen, en na datze ontrent een ure tyds in 't glas hadden geweest, dat eenige doot waren, ende dat andere alleen maar een weynig hare pooten waren bewegende, en na dat ze ontrent vierentwintig uren in 't glas hadden geweest, sag ik maar eenige seer weynige, die verst van de Foulje waren geweest, hare poten seer langzaam bewegen, ende de rest van de Myten waren doot. Dog als ik op een ander tyd maar een kleyn stukje Foulje voor aan in de glase tuba leyde, vernam ikGa naar voetnoot147) dat veele Myten in 't leven bleven, schoon de myten wel veertien dagen in de glase tuba hadden geweestGa naar voetnoot148). Afbrekende, enz.
A. van Leeuwenhoek. | ||||||
Ga naar margenoot+I had already seen previously that the Animalcule called Mite could not bear the exhalation of the Mace; but to become fully certain of this, I again took a glass tube somewhat thicker than a swan's quill and about five inchesGa naar voetnoot50) long, which I plugged at one end with a cork, and I then put in the tube a few hundreds of Mites, upon which I plugged the other end with a Mace leaf, but not so closely but the Mites could still move out of the glass by the side of the Mace; and when after a short time I examined the glass, I saw that some of the Mites, which were placed close to the Mace, were moving very slowly and that, after they had been in the glass for about one hour, some were dead and others were only moving their legs a little; and after they had been in the glass for about twenty-four hours, I saw only very few, which had been furthest away from the Mace, moving their legs very slowly, and the rest of the Mites was dead. But when at another time I laid only a small piece of Mace in the front part of the glass tube, I found that many Mites remained alive, even if the mites had been in the glass tube for at least a fortnightGa naar voetnoot51). Breaking off, etc.
A. van Leeuwenhoek. |
|