Alle de brieven. Deel 2: 1676-1679
(1941)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrecht onbekendGepubliceerd in:
| ||||||||||||||||||||||
Korte inhoud:Beschrijving van Leeuwenhoecks methode ter berekening van het aantal levende organismen in een druppel water. Aankondiging van verdere observaties over dat onderwerp. | ||||||||||||||||||||||
Opmerkingen:Van dezen brief heeft Leeuwenhoeck tevens een Latijnsche vertaling gezonden, welke nog aanwezig is in de Royal Society te Londen (MS. 1855. L 1. 26. Drie foliobladzijden). | ||||||||||||||||||||||
Letter No. 31 [19].
| ||||||||||||||||||||||
Published in:
| ||||||||||||||||||||||
Summary:A description of Leeuwenhoeck's method of computing the number of living creatures in a drop of water. Announcement of further observations on this subject. | ||||||||||||||||||||||
Remarks:Leeuwenhoeck also sent a Latin translation of this letter which is preserved at the Royal Society (MS. 1855. L 1. 26. Three folio pages). | ||||||||||||||||||||||
H: Oldenburgh
Delff in Hollant den 23e Maert 1677.
Mijn Heer.
UEdts seer aengenamen vanden 12e ende 22e passado sijn mij wel geworden. t was mij lieff om te sien dat de Hr Boijle ende Hr Grew mij gedachtich waren, gelieft deselve Heeren van mijnent wegen, seer gedienstelijckGa naar voetnoot1 te groeten, Oock mede was het mij aengenaem te sien dat de Heeren Philosophen behagen hadden in mijne observatien, ontrent het water etc.Ga naar voetnoot2 Maer dat deselve swaricheijt maeckten, omme te connen begrijpen de over groote menichte diertgens, alleen in een droppel water.Ga naar voetnoot3 Dit selfdeGa naar voetnoot4 comt mij niet vreemt voor, te meer terwijlGa naar voetnoot5 het sonder het gesicht selver daer van te hebben, swaer is om sulcx te bevatten; Ick heb noeijt vast gestelt datter soo veel dieren int water sijn, maer segh doorgaens, dat ick mij jmagineerGa naar voetnoot6 soo veel te sien, Ga naar margenoot+Mijn verdeelinge van het water, en tellinge vande diertgens, geschiet dusdanich.Ga naar voetnoot7 Ick jmagineer mij een droppel water soo groot te sijn als een groene ert. Jck neem een seer cleijne quantiteit water, dat ick in een ronde gedaente brenge, seer na van een ende deselve groote, als een geerst greijntgeGa naar voetnoot8, dese laest geseijde quantiteit water jmagineer ick mij een honderste deel vande geseijde droppel water te sijn, want ick stel dat wanneer de axe van een geerst greijntge doet 1. dat dan de axe van een groene ert, wel 4½. doet. Dit soo sijnde, soo is de quantiteit water, vande groote van een geerst greijntge, volgens de gemeene regels inde Meet const seer na 1/91 deel van een droppel water als in margine.Ga naar voetnoot9 dese quantiteit | ||||||||||||||||||||||
[Mr. Oldenburg.
Delft in Holland, March 23rd, 1677.]
Sir,
I received your [welcome] Letters of the 12th and 22th of the last month; and I was not a little pleased [to see that Mr. Boyle and Mr. Grew sent me their remembrances. Pray give them my respectful compliments. I was also pleased to see], that my Observations about WaterGa naar voetnoot1 [etc.] had not displeased your learned Philosophers. Nor do I wonder, they could not well apprehend, how I had been able to observe so vast a number of living Creatures in one drop of water, that being very hard to conceive without an ocular inspection. Mean time I never affirmed, [that there are so many of these animals in this water, but I generally said, that I imagined I saw so many]Ga naar voetnoot2. Ga naar margenoot+I thus order my division of the Water and the enumeration of the animalculaGa naar voetnoot3: I suppose, that a drop of Water doth equal a Pea in bigness; and I take a little quantity of water, [which I represent by a round figure,]Ga naar voetnoot3a as big as a Millet-grain; this I reckon to be the [hundredth part of the said drop of water]Ga naar voetnoot4: for when the axis of a Millet-seed maketh 1, that of a Pea will make 4½: whence it follows, that the grain of a Millet is at least the 91th part of a Pea, according to the received Rules of [Geometry. This small quantity of water the size of a grain of millet]Ga naar voetnoot4a I gather up into a | ||||||||||||||||||||||
water groote van een geerst greijntge brengh ick in een suijver glase pijpje,Ga naar voetnoot10 (wanneer ick de diertgens aen d'een off dander Heer Lieffhebber sal laten sien) Dit dunne holle glase pijpje met water verdeel ick weder in 25. à. 30. off meer deelenGa naar voetnoot11, enGa naar margenoot+ brenge het selve voor mijn microscope, door twee silvere off copere veeren bij mij tot dien eijnde daer aen gemaect, om het glase pijpje soodanige gestalteGa naar voetnoot12 voor mijn microscope te geven als het vereijscht, en het selvige pijpjeGa naar voetnoot13 hoogh en laegh te schuijven, na dat het mij goetdunct; Ick heb onder andere seecker HeerGa naar voetnoot14 de diertgens op de voorverhaelde manier laten sien, de welcke oordeelde in 1/30 deel van de quantiteit water van een geerst greijntge meer als 1000. levende schepsels te sien, Het welcke vande selve Heer met groote verwonderingh wiert aenschout, te meer, doen ick seijde dattr noch in dat selffde water 2 à. 3 soorten van veel cleijnder diertgens waren die voor sijn oogen verborgen waren, en die ick door andere glasen en methode (die ick alleen voor mijn selven houde)Ga naar voetnoot16 come te sien. Bij aldien sulcx waer was dat deGa naar margenoot+ geseijde Heer 1000. diertgens in 1/30 deel water vande groote van een geerst greijntge waren gesien, dat soude dan indeGa naar voetnoot17 groote van een geerst greijntge water 30000. levende schepsels wesen, en bij gevolgh dan in een droppel water 2730000 levende schepsels. | ||||||||||||||||||||||
[clean] glass-pipeGa naar voetnoot5 [(whenever I wish to show the animalcules to some curious person or other). This slender hollow glass tube filled with water, I divide again into 25 or 30Ga naar voetnoot6, or more parts, and then put it before my microscope, by means of two silver or brass springs, which I have attached to it so as to be able to place the glass tube before my microscope in any desired position, and to be able to push it up and down as I think fit.]Ga naar voetnoot7 Amongst other Spectators, I shew'd it to a [gentleman in the above mentioned manner who judged]Ga naar voetnoot8, that in 1/30 part [of a quantity] of water, equalling the bigness of a Millet-seed, he saw more than a thousand living Animals: which when he highly wondred at, he wondred much more, when I said, [there were in it two or three kinds of much smaller animals besides, which did not appear to him, and which I could observe by other glasses and other methods, which I still reserve to my self alone]Ga naar voetnoot9. Hence it is manifest, that, if in the 1/30 part of one Millet-seed there are seen 1000, there may be seen 30000 in one such whole seed, and consequently in a drop of waterGa naar voetnoot10, there may be seen 2730000.
| ||||||||||||||||||||||
AndersGa naar voetnoot18 ick imagineer mij de quantiteit water vande grooteGa naar voetnoot19 van een groff santge, in het welcke ick mij imagineerGa naar voetnoot20 meer dan 1000. levende schepsels te sien; en de proportie tusschen de groote van een groff santge, en een droppel water imagineer ick mij dus. Dat wanneer de axe van een santgreijntge is 1. dat dan de axe van een droppel water meer is dan 10. en bij gevolgh dan een droppel water 1000. mael grooter dan een sant, comt dan meer als duijsent, mael duijsent, levende schepsels in een droppel water; en op sodanige manier reecken ick mijn onseeckere geimagineerde tellinge van diertgens, int water, Doch ick wacht mij soo veel als het mij mogelijck is, omme het getal niet te vergrootenGa naar voetnoot21, gelijck UEdt hier boven sien can, dat ick in mijn missive, het getal niet halff soo veel begroot, als het andere wel doen soudenGa naar voetnoot22. Mijn tellinge is immers soo onseecker als vande geene die een groote coppel schapen sien drijven, en die met het gesicht alleen daer over te laten gaen, seggen, hoe veel schapen het coppel inhout, om sulcx op sijn naeuwkuerichst te doen soo salmen sich inbeeldenGa naar voetnoot23 dat deselve schapen in breete bij malcanderen loopen, tot seeker geimagineert getal, en dat met de lenghte die men sich oock inbeelt dat deselve bereijcken, multipliceren, en soo sich inbeelden de groote van het coppel schapen, en gelijck het geimagineert getal met het ware getal vande schapen, op een coppel van 600. schapen, wel 100: 150. à. 200. can verschillen noch meer can het mij verschillenGa naar voetnoot24 | ||||||||||||||||||||||
Otherwise I compare the quantity of the Water to the bignessGa naar voetnoot11 of a [coarse] grain of Sand; in which quantity of water I doubt not at all but that I see more than [a 1000 living animals; and I imagine the proportion between the bigness of a coarse grain of sand and a drop of water to be thus. If the axis of a grain of sand is 1, the axis of a drop of water is at least 10, and consequently a drop of water is a thousand times bigger than that sand, and therefore more than thousand times a thousand living creatures in one drop of water. In such a manner I calculate my uncertain, imagined computation of little animals in the water. But I am on my guard as much as possible not to heighten the numberGa naar voetnoot12, for you can see above that in my letter I have estimated the number at less than half of what others would have doneGa naar voetnoot13. For my computation is as uncertain as that of those who, seeing a large flock of sheep being driven, tell you, by sight alone, how many sheep there are in it. The most exact manner to do this is to imagine that the sheep walk together broadwise in a certain conjectured number, and to multiply this number with the conjectured length of the flock, and thence to conclude the size of the flock. And just as the conjectured number of sheep may differ from the real number at the rate of 100, 150 or 200 in the case of a flock of 600 sheep, my computation of the very little | ||||||||||||||||||||||
inde tellingh vande seer cleijne diertgens, want de cleijnste soort van diertgens, die mij daeghlijcx voortcomenGa naar voetnoot25, jmagineer ick mij meer als 25. mael cleijnder als een globule van bloet, die het bloet root maken, want ick oordeel dat wanneer ick de axe van een cleijn diertgens (!) 1. stel dat dan de axe van een globule bloet wel 3. is.Ga naar voetnoot26 Mijn Heer dit ist geringe van mijne observatien die ick aen verscheijde Heeren Lieffhebberen met groot genoegen heb getoont, maer mijne andere gesichtenGa naar voetnoot27, en curiueseGa naar voetnoot28 microscope, daer toe en can ick alsnoch niet resolveren omme die gemeen te maecken, datGa naar voetnoot29 UEdt en de Heeren Philosophen mij ten goede gelieft te nemen, Ga naar margenoot+Ick heb sedert het afgaen van mijn missive aengaende de diertgens int water niet ledich gestaen, maer doorgaensGa naar voetnoot30 verscheijde wateren geobserveert, ja selffs gedistaleert en gekoockt water, en heb oock inde laeste Felle coude, wanneer alle de diertgens waren doot gevroren, het water bij het vuijer laten ontdoeijen, en in mijn slaepcamer daer een gantschen dach wierde vuijer gestoockt laten staen, en gesien dat na verloop van 24. uren en op een ander tijt na verloop van 17 uren weder levende schepsels int water waren gecomen, Ick soude dien aengaende | ||||||||||||||||||||||
animals may differ. For I imagine]Ga naar voetnoot13a that the smallest little Animals, which daily occur to me in water, are more than 25 times less than a globul of blood, because if the axis of such a little Animal is one, that of a globul of blood is at least threeGa naar voetnoot14. [These, Sir, are the slight observations which I showed with great pleasure to several Philosophers. But I cannot yet resolve to communicate the other things I observed as my particular microscopes, hoping you and the Gentlemen Philosophers will excuse we for this.]Ga naar voetnoot14a Ga naar margenoot+After I had sent away my former Letter, I gave not over observing the animalcula in water; examining also distilled and boiled Waters. Last Winter, when the severe cold had killed [all] the little Creatures, observing the water thawed by the warmth of [the fire and after it had stood in my bedroom which was heated the whole day]Ga naar voetnoot15, I found, after 24 hours were elapsed, and another time, after 17 hours were passed, that some living Animals appeared again in that water.Ga naar voetnoot16 [With respect to that I might, | ||||||||||||||||||||||
wel wat meerder seggen, maer gemercktGa naar voetnoot31 mijne voorgaende missiven bij UEdt noch onderhanden sijn, soo sal ick het sparenGa naar voetnoot32, Omme de Heeren Philosophen meerderGa naar voetnoot33 contentement te geven, aengaende de waerheijt vande menichvuldige levende schepsels alleen in een seer weijnich quantiteit water,Ga naar voetnoot34 is mijn voornemen, wanneer deselve weder in een seer groote menichtGa naar voetnoot35 [in] t water sullen sijn, dat ick daer van attestatie sal nemenGa naar voetnoot36, en UEdt die toe laten comen.Ga naar voetnoot37 Het versoeck dat UEdts goede vrinden mij hebben gedaen, aengaende de vleesachtige veeseltgens vande spieren, alsmede de schors en murchachtige gedeelten vande Herssenen, sijn bij mij voordesen te meermalen geobserveert, maer ick sal met de eerste gelegentheijt deselve met ijver weder observeren, ende mijne observatien daer omtrent UEdt laten toecomen. Afbreeckende blijve na presentatie van mijn geringen dienst, en groetenisse aen alle Heeren Lieffhebberen.
Mijn Heer
UEdts ten Hooghste verplichten
Dienaer.
Antonj Leeuwenhoeck.
Ga naar margenoot+Mijn Heer. nademael ick meest doorgaens sie dat UEdt de tijt ontbreeckt omme mijne observatien inde engelsche tael over te setten, tselvige communicerende aen een Heer die mij verscheijde malen heeft wesen besoecken, presenteerde deselve Heer sijn dienst, omme mijne observatien die ick aen UEdt soude comen over te senden, inde Latijnsche tale over te setten, dat ick niet en heb afgeslagen, ende UEdt mijne missive nevens de copie int Latijn hier nevens gaende laet toe comen. Soo ick UEdt in toecomende met sodanige manier van doen can dienen, soo sal ick UEdts antwoort hier op verwachten. | ||||||||||||||||||||||
indeed, say something further, but seeing that my previous letters are still under your consideration, I will omit doing so. In order to give the Philosophers furtherGa naar voetnoot16a satisfaction concerning the truth of there being living creatures in even a very little quantity of water, it is my intention, when they again appear in great plentyGa naar voetnoot17 in the water to have this attested, which testimonyGa naar voetnoot18 I will then send to youGa naar voetnoot19. As regards the request of your good friends concerning the fleshy fibres of the muscles, and the cortex and the medullary parts of the brain, I have observed these on several occasions, but I shall take the first opportunity to examine them again sedulously, and will then send you my observations on that subject. I must leave off here, offering you my slight services and sending my greetings to the Curioso's.
Sir,
Your obliged servant
Antonj Leeuwenhoeck.
Ga naar margenoot+Sir, Having again and again observed that you cannot find time to translate my letters into English and having told this to a gentleman who has several times visited me, the latter offered me his services, proposing to render the observations intended for you into Latin. Having accepted his proposal I now send you my letter together with the Latin version. If in future I can render you a service by doing so, I will thank you for a reply.] |
|