| |
| |
| |
| |
Brief No. 20.
22 Januari 1676.
Gericht aan: H. Oldenburg, Secretaris der Royal Society.
Manuscript: Onderteekende, eigenhandige brief te Londen, Royal Society, MS. 1845. L 1. 16a. Twee foliobladzijden.
| |
Gepubliceerd in:
Opuscula selecta Neerlandicorum de arte medica. Vol. IX. Amsterdam, 1930. Blz. 82-87. (Oorspronkelijke Hollandsche tekst met moderne Engelsche vertaling van A. Querido.) |
C. Dobell, Antony van Leeuwenhoek and his ‘little Animals’. Amsterdam, 1932. Blz. 307. (Moderne Engelsche vertaling van Dobell van de eerste alinea van den brief.) |
| |
Korte inhoud:
Verzoek om toezending van eenige nummers der Phil. Trans.; belofte van mededeelingen over levende diertjes in regen-, put- en grachtwater, en over haren.
| |
| |
| |
Letter No. 20.
January 22nd 1676.
Addressed to: H. Oldenburg, Secretary of the Royal Society.
Manuscript: Signed autograph; London, Royal Society, MS. 1845. L 1. 16a. Two folio pages.
| |
Published in:
Opuscula selecta Neerlandicorum de arte medica. Vol. IX. Amsterdam, 1930; pp. 82-87. (Original Dutch text with a translation into modern English by A. Querido.) |
C. Dobell, Antony van Leeuwenhoek and his ‘little Animals’. Amsterdam, 1932; p. 307. (First part of the letter translated into modern English by C. Dobell.) |
| |
Summary:
A request for the forwarding of certain numbers of the Phil. Trans.. A promise to send observations concerning living animalcules in rain-, well- and moat-water, and concerning hairs.
| |
| |
| |
H: Oldenbr.
Delft in Hollant den 22e Jann: 1676.
Mijn Heer.
Ga naar margenoot+UEdts aengenamen vanden 28e Xmbr. is mij wel geworden, waer in gesien, dat UEdt niet en twijffelt, off ick heb genouchsame kennis vande france tael, maer ick moet tot mijn leetwesen seggen, dat ick geen talen en kan, dan de nederduijtse waer in ick opgevoet ben, en tsij dat UEdt mij int frans ofte Latijn schrijft, ick kan daer mede wel te recht raken, alsoo ick alhier vrinden genouch heb die het mij connen oversetten, Maer met de Engelsche tael en kan ick hier niet te recht comen, sedert het afsterven van seker Heer, die inde selve tael wel ervaren was, Ick moet UEdt toestaenGa naar voetnoot1 dat dat (!) door gaens de Engelse natieGa naar voetnoot2 genouch verspreijt sijn, maer niet alle bequaem omme de transactien uijt het Engels in het duijts over te setten, want alhier vernomen hebbende na een bequaem persoon wiert ick geaddresseert bij de voorsanger vande Engelse kerckGa naar voetnoot3 (die sijn selve oock laet imploieren omme de Engelse tael te leeren,) dese sich vermetende sulcx te doen, en voor mij een weijnich over geset hebbende waer op dat mijne speculatien liepen, was het selve soo kruepel gestelt, dat ick daer gansch geen sinGa naar voetnoot4 uijt en conde verstaen.
| |
| |
| |
[Mr. Oldenburg.
Delft in Holland, January 22nd 1676.
Dear Sir,
Ga naar margenoot+Your letter of the 28th was received by me in good order, from which I learned that you do not doubt my knowledge of French, but I must tell you that I regret I do not understand any language but Dutch and when you write to me in French or Latin I can help myself all right, since I have enough friends who will translate it for me; but I cannot help myself with the English language since the death of a certain gentleman who was proficient in this language. I admit that usually Englishmen can be found everywhere, but not all are able to translate the Transactions from English into Dutch; for inquiring after a proficient person I was sent to the precentor of the English churchGa naar voetnoot1 (who also undertakes to teach the English language). This man presuming to be able to do this and having translated something regarding my speculations, it was so badly put that I could not make sense of it.
| |
| |
| |
Dat geen oordeel over mijne stellingen door de Heren en wort gedaen daer over heeft UEdt mij voldaenGa naar voetnoot5.
Ga naar margenoot+De transactien No 117. inde maent van Septembr. uijtgegeven is mij door een coopman die ick sulcx versocht hadde, en die ontrent ultmo Octobr. off pri.mo Novembr. noch binnen Londen was niet mede gebracht, als mede niet de transactie No. 113. UEdt heb die goetheijt en presenteert mij de transactien indien UEdt niet en vreesde de oncosten vande post over te senden;Ga naar voetnoot6 Mijn Heer indien UEdt die goetheijt gelieft te hebben, omme mij de transactien No. 113. en No. 117. ende de volgende die mochten uijtgecomen sijn over te senden, Soo gelieft deselve te laten bestellen in St. Catrijn inde dortse boeijerGa naar voetnoot7 alwaer ordinair schippers logeren die op Rotterdam varen, ende daer in van drie maenden tot drie maenden,Ga naar voetnoot8 ofte na uEdt wel gevallen gelieffde te continueren, ghij sout mij sonderlinge dienst doen, ende de oncosten daer op
vallende wil ick danckbaer goetdoen.Ga naar voetnoot6
| |
| |
| |
I was pleased to hear from you that the gentlemen gave no opinion on my thesesGa naar voetnoot2.
Ga naar margenoot+Transaction N. 117, issued in the month of September, should have been brought to me by a merchant who was in London, at the end of October or the beginning of November, as well as Transaction 113, but he did not bring the same. You have the kindness to offer me the Transactions, but that you fear the postage will be too highGa naar voetnoot3. Sir, if you would be so good as to send me the Transactions No. 113 and 117 and the following that may be issued, please have those brought to St. Catrijn in de dortse boeijerGa naar voetnoot4 where all the skippers stay who sail to Rotterdam, and do this every three months or as you please.
You will do me a great favour, and I will gladly reimburse the expenses.
| |
| |
| |
Ga naar margenoot+De levende schepselen int water bijGa naar voetnoot9 mij ontdeckt is ordinair Hemelwater dat vande pannedacken in steene backen onder de aerde ofte in tonnen gevangen wort, alsmede in het put off bornwater dat uijt het wel-sant opcomt, jtem in het gracht water dat door dese stadt en door het lant loopt, hier van heb ick verscheijde aenteijckeningen gedaen, soo van haer couluer, gedaente, de delen waer uijt haer lichaem is te samen gestelt, bewegingh, en schielijcke verbrijselingh van haer gantsche lichaem, waer van ick een copie vande notuleGa naar voetnoot10 bij mij gehouden, UEdt met de naeste gelegentheijt sal toe senden.
Ga naar margenoot+Ick heb oock op het papier gestelt, mijne jmaginatieGa naar voetnoot11 waerom het eene haer krult, ende het andere recht neer hanght, en hoe wij ons inbeelden een hollicheijt in het hair van meest alle de beesten te sien, soo UEdt twee afgeteickende hairtgens met haer wortelen gelieft te sien, ick sal deselve UEdt mede toe senden. en sal onder des na presentatie van mijn geringen dienst blijven
Mijn Heer.
UEdts ten Hooghst verplichten Dienaer
Antonj Leeuwenhoeck
Soo UEdt die goetheijt hebt omme mij eenige Transactien met een schipr op Rotterdam gelieft toe te senden, soo schrijft het opschrift aldus
Juffr Catatarina (!) LeeuwenhoeckGa naar voetnoot12
Wede van Sar.Ga naar voetnoot13 Claes van Leeuwen
op de Hoogh-straet in het Oude
Gemeenlants Huijs. Tot Rotterdam.
A. Monsieur
Monsieur Grubendol
a. London
resp. le 3. Fevr. 1675/6.Ga naar voetnoot14
prière de luy vouloir
envoier mes Transactions.Ga naar voetnoot15
| |
| |
| |
Ga naar margenoot+I detected living creatures in water, that is ordinary rainwater that is collected from the roofs in stone basins or barrels, as well as in well-water that comes up in the sand, and in the water of the canals that run through this town and through the country. I made several notes thereon, on their colour, shape, the parts that compose their bodies, their movements and the sudden disruption of the entire body. I made a duplicate of these that IGa naar margenoot+ will send you as soon as possible. I also have written down my speculations on the reason why one hair curls, another hangs down, and how we imagine to see a cavity in the hair of any animal. If you want to see the drawing of two hairs with the roots, I will send it to you, and remain, having rendered you this slight service,
Your obliged servant,
Antonj Leeuwenhoeck.
If you have the goodness to send me these Transactions by a Rotterdam skipper, please write the address as follows:
Juffr Catatarina (!) LeeuwenhoeckGa naar voetnoot5
Wede. van Sar. Claes van Leeuwen
op de Hoogh-straet in het Oude
Gemeenlants Huijs. Tot Rotterdam.
A: Monsieur
Monsieur Grubendol
a London.]
[resp. le 3. Fevr. 1675/6Ga naar voetnoot6.
prière de luy vouloir
envoier mes Transactions.]Ga naar voetnoot7
|
-
voetnoot2
- Natie - Vermoedelijk gebruikt L. bij dit woord den meervoudsvorm van het werkwoord, doordat hij denkt aan de beteekenis, n.l. alle menschen, die tot één stam behooren. [M.]
-
voetnoot3
- De Engelsche Gemeente te Delft had van 1621 af, toen de Engelsche Court van Middelburg naar Delft verplaatst werd, een eigen kerk en een eigen geestelijke. In 1635 verkoos de Court echter Rotterdam met zijn haven boven Delft, en ook de predikant volgde. Zeventig Engelsche families verzochten toen aan Burgemeesteren de aanstelling van een Engelschen predikant, aan welk verzoek voldaan werd. In die eeuw valt door de vervolging der Presbyterianen onder de Stuarts de bloei der Engelsche gemeente hier te lande door de vestiging van vluchtelingen. Van ± 1683 af vermindert de Engelsche gemeente in aantal; in 1724
zijn de weinige overgebleven lidmaten de Hollandsche taal volkomen machtig, waarom geen predikant meer wordt beroepen.
De door L. bedoelde voorzanger is Thomas Abbot, die tegen een salaris van ƒ 40. - per jaar, van 1 September 1665 tot 29 October 1679 zijn beroep uitoefende. Ook de ziekenverzorging nam hij op zich. Uit archiefstukken blijkt wel, dat zijn gezin zeer zeker behoeftig was, en dat de ontwikkeling van dezen Engelschman niet op zulk een peil stond, dat hij geschikt was tot het vertalen van wetenschappelijke artikelen. [B-s.]
-
voetnoot1
- From 1621, the year in which the English ‘Court’ was removed from Middelburgh to Delft, the English community there had its own church and its own clergyman. In 1635, however, the Court preferred Rotterdam and its docks to Delft, and the clergyman followed them. Seventy English families at Delft then requested the Burgomasters to appoint an English clergyman. The request was granted. Owing to the prosecution of the Presbyterians in the days of the Stuarts the English communities in this country flourished, many refugees settling here. From circa 1683 the English communities decreased in numbers and by 1724 the few remaining members understood Dutch so well that there was no further need of an English clergyman.
The precenter to whom L. refers was Thomas Abbot who exercised this profession from September 1st 1665 till October 29th 1679, being paid 40 guilders a year. He was also entrusted with sick-nursing. Papers in the Archives prove that his family lived in needy circumstances, and that his education was not such as to render him fit for translating scientific dissertations. [B-s.]
-
voetnoot5
- In zijn brief van 14 Aug. 1675 vraagt L. uitdrukkelijk naar eventueel over zijn denkbeelden uitgesproken kritiek aangaande zijn beschouwingen over de spijsvertering enz. (‘Mijn seer seriues versoeck is, off UEdt die goedheijt gelieft te hebben, omme mij de adverteren vanden ontfangh, ende daer beneffens, hoe dese mijne speculatien en stellingen U:Edt ende de Heeren curiuse Lieff hebberen bevallen ende wat tegenwerpingen daer op genomen sijn, ende sulcx doende, sal UEdt (aen wien ick ten hooghst verplicht blijve) seer groote dienst doen.’) Blijkbaar heeft Oldenburg geantwoord, dat men er niets over had gezegd. [H.]
-
voetnoot6
- De beteekenis van dezen zin is: ‘U zou wel zoo vriendelijk willen zijn om mij de Transactien aan te bieden, indien U niet bang was voor de onkosten van het oversturen (dus voor het porto).’
Het was in L.'s dagen gebruikelijk, dat de geadresseerde het porto betaalde, tenzij anders werd afgesproken. Waarschijnlijk nu heeft Oldenburg aan L. een brief geschreven, waarin hij meedeelt, dat hij dezen gaarne geregeld de Transactien zou zenden, zoo hij niet de hooge transportkosten vreesde. L. antwoordt, dat dit geen bezwaar behoeft te zijn, aangezien hij het porto met genoegen betalen wil (goetdoen - vergoeden). Zie verder het begin van den brief van 21 April 1676, waar blijkt, dat Oldenburg uit vriendelijkheid jegens L. voor hem het porto heeft voldaan. [Br. en M.]
-
voetnoot7
- Waarschijnlijk was de herberg ‘St. Catrijn inde Dortse boeijer’ gelegen in het gebied van ‘St. Kathrine-by-the-Tower’, een wijk, oostelijk van den Tower, die buiten het rechtsgebied van de stad Londen viel, en vooral ook om die reden veel door vreemdelingen werd bezocht. Het schijnt, dat daar vroeger al een havenetablissement was bij St. Katherine's hospitaal. Dit laatste is in 1825 gesloopt, om plaats te maken voor de St. Kathrine's havens. Van de herberg zelf is niets bekend. [Fl. en Da.]
-
voetnoot8
- ‘Daer in van drie maenden tot drie maenden’ enz. behoort bij ‘inde dortse boeijer’. [M.]
-
voetnoot6
- De beteekenis van dezen zin is: ‘U zou wel zoo vriendelijk willen zijn om mij de Transactien aan te bieden, indien U niet bang was voor de onkosten van het oversturen (dus voor het porto).’
Het was in L.'s dagen gebruikelijk, dat de geadresseerde het porto betaalde, tenzij anders werd afgesproken. Waarschijnlijk nu heeft Oldenburg aan L. een brief geschreven, waarin hij meedeelt, dat hij dezen gaarne geregeld de Transactien zou zenden, zoo hij niet de hooge transportkosten vreesde. L. antwoordt, dat dit geen bezwaar behoeft te zijn, aangezien hij het porto met genoegen betalen wil (goetdoen - vergoeden). Zie verder het begin van den brief van 21 April 1676, waar blijkt, dat Oldenburg uit vriendelijkheid jegens L. voor hem het porto heeft voldaan. [Br. en M.]
-
voetnoot2
- In his letter of August 5th 1675 L., in connexion with his speculations on digestion, etc., insists upon being informed of criticisms expressed on his views (‘I request you urgently to have the kindness of letting me know their receipt and what the Curious think of my speculations and theses, or what objections they make. By doing so you, to whom I am so much obliged, will render me a great service’). Evidently Oldenburg replied that no opinion had been expressed. [H.]
-
voetnoot3
- In L's days it was usual for the addressee to pay the postage, unless other arrangements had been made. It seems probable that Oldenburg wrote to L. to say that he would gladly send him the Transactions regularly, but that he feared the postage would be high. L. then answered that this was no objection and that he would pay the postage with much pleasure. From the opening lines of the letter of April 21st 1676 it appears that Oldenburg, as an act of kindness, paid the postage for L. [Br.; M.]
-
voetnoot4
- In all probability the inn called ‘St. Catrijn inde dortse boeijer’ (‘St. Katharine in the Dort boyer’) was situated in the precinct of ‘St. Katharine-by-the-Tower’, a district to the East of the Tower, outside the jurisdiction of the City of London, and consequently frequented by foreigners. There was a dock there in those days near the Hospital of St. Katharine which latter was pulled down in 1825, the St. Katharine Docks being built on the site. Nothing further is known about the inn. [Fl.; Da.]
-
margenoot+
-
Mededeeling over dieren in water ontdekt.
-
voetnoot12
- Een van L.'s zusters, geb. 24 Mei 1637, op 7 Maart 1655 gehuwd met Claes Jansz. van Leeuwen. (Zie het artikel van Dr. A. Schierbeek in het Ned. Tschr. v. Geneesk. 74. 1930. blz. 3891.) [v.L.]
-
voetnoot15
- Deze woorden zijn met een andere hand, waarschijnlijk door den Secretaris der Royal Society, op den brief geschreven. [M.]
-
voetnoot5
- One of L's sisters, born May 24th 1637 and married to Claes Jansz. van Leeuwen March 7th 1655. (See Dr. A. Schierbeek's paper in the Ned. Tschr. v. Geneesk. 74. 1930; p. 3891.) [v.L.]
-
voetnoot7
- These words were added in a different handwriting, probably that of the Secretary of the Royal Society. [M.]
|