Souterliedekens
(1540)–Willem van Zuylen van Nyevelt– Auteursrechtvrij§ Den .xliiij. psalm. Eructauit cor meum verbum bonum Nae de wise Die voghelkens inder muyten die singhen haren tijtMijn hert wat goets wou dichten
En dat tot Sconincx eer
Mijn tong sal haer soe stichten
Al const si scriuen seer
Die schoonste tallen tiden
Sijt ghi, en gracioos
God wou ghebenediden
En bewaren v altoos.
U sweerdt wilt nv om gorden Ga naar margenoot+
Ghi die daer machtich zijt
Ende wilt gheluckich worden Ga naar margenoot+
V schoonheyt v verblijt.
Om dijn warachtichede Ga naar margenoot+
End v gherechticheyt,
Daer toe v goetheyt mede
Die v wonderlijck gheleyt.
En met v scherpe pilen Ga naar margenoot+
Daer ghi me schieten selt
| |
[Folio G3v]
| |
In toecomenden wilen
Sullen sij zijn gheuelt.
V stoel sal ewich bliuen Ga naar margenoot+
Die scepter van v rijck
Niemant mach v verdriuen
Heer bewaert ons al ghelijck.
Dat goet wout ghi beminnenGa naar margenoot+
En hebt dat quaet ghehaet
Daer om met bliden sinnen
Soe coemt v God te baet
Met oly van zijn gracy Ga naar margenoot+
Daer toe een goeden roock
En v met delectacy
Sconincx dochteren eeren oock.
Die Coninghin besiden Ga naar margenoot+
Stout in een gulden stuck
Hoort dochter, wilt verbliden Ga naar margenoot+
En hoort nae dit gheluck
V volck wilt vergheten
End oock ws vaders hof
Int Sconincx herte gheseten Ga naar margenoot+
Sult ghi zijn met grooten lof.
Met ghiften ende gauen Ga naar margenoot+
Sullen aenbidden dy
Al die rijck zijn van hauen
Die dochteren van Tyri.
Dees glory (wilt dit vaten) Ga naar margenoot+
Van dese Coninghin
Is bouen allen maten
Ghi verhooret wten sin.
Met cleederen schoon en reyne Ga naar margenoot+
Den Coninck wort si ghebrocht
Met ioncfrouwen certeyne Ga naar margenoot+
Sy is v toe ghedocht
Sij sullen iubileren
| |
[Folio G4r]
| |
Ten tempel zijn gheleyt Ga naar margenoot+
End alle vruecht hanteren
Voer des Conincx maiesteyt
U zijn kindren gheboren Ga naar margenoot+
Al voer v vaders fijn
Als princen wtuercoren
Die dijns ghedachtich zijn Ga naar margenoot+
Eewich sonder ophouwen
V lof sij brenghen voort,
Al die v naem betrouwen Ga naar margenoot+
Eewelijck soe dat behoort.
|
|