| |
| |
| |
Désanne van Brederode
door Floor van Renssen
1. Biografie
Desiré Anne Victorine van Brederode werd geboren op 2 november 1970 in Utrecht. Haar vader was priester, uitgetreden om met haar moeder te kunnen trouwen. Ze bleef enig kind. Van jongs af aan is Van Brederode geboeid door het katholieke geloof. Al op haar negende beleefde ze haar eerste mystieke ervaringen. Ze belijdt haar geloof op een kritische, ondogmatische manier.
Van Brederode studeerde filosofie aan de Vrije Universiteit en debuteerde in 1994 met Ave verum corpus - Gegroet waarlijk lichaam. Sinds 2006 verzorgt ze een column in het televisieprogramma ‘Buitenhof’, waarin ze haar visie geeft op politiek en samenleving. Voor Hart in hart kreeg ze de Gerard Walschap Literatuurprijs toegekend van de Vlaamse gemeente Londerzeel.
Van Brederode is getrouwd met Volkskrant-criticus Arjan Peters. Zij hebben een zoon en wonen in Amsterdam.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Techniek
In de romans Ave verum corpus, Mensen met een hobby, Het opstaan en Hart in hart zitten meerdere verhalen verscholen. Deze romans kenmerken zich door veel personages, perspectiefwisselingen en bijzondere vertelwijzen. De verschillende verhaallijnen en thema's worden allemaal genuanceerd uitgewerkt. De personages komen tot leven dankzij de gedetailleerde weergave van hun dagelijkse handelingen, gedachten en dialogen.
| |
Thematiek / Kunstopvatting
Onder deze veelvormigheid gaat een consistent oeuvre schuil. Het werk van Van Brederode kan worden beschouwd als een kritisch zelfonderzoek en een zoektocht naar het absolute. Ze verkent de samenhang tussen het geestelijke en het lichamelijke, het aardse en het mystieke, en stelt onophoudelijk vragen over de verhouding van haarzelf tot de wereld. Alle genres en vormen waarin de auteur zich uitdrukt - essays, romans, lezingen en columns - staan in dienst van haar denken. Het oeuvre van Van Brederode is strikt genomen niet autobiografisch, maar persoonlijke ervaringen vormen wel het uitgangspunt voor haar schrijven.
| |
Thematiek / Traditie
Het debuut Ave verum corpus (1994) bevat de weerslag van een persoonlijke worsteling met het katholieke geloof. Ik-figuur Lucia zoekt naar de absolute eenwording met Jezus Christus - het vleesgeworden woord van God, die de mensheid verlost met zijn lichamelijk lijden. Net als Hadewijch en Theresia van Avila probeert Lucia Christus te naderen via lichamelijke sensaties. Ze zoekt de grenzen op van de seksuele ervaring. Het draait daarbij niet om het genot, maar om lijden, extase en overgave. Van Brederode durft deze thematiek tot het uiterste door te drijven. De climax van de roman is de beschrijving van een seksscène van Lucia met een vrouw en een oude bok, die ritueel geslacht wordt.
| |
Relatie leven/werk
Lucia is begin twintig en studeert filosofie, net als de auteur toen ze het boek schreef. Toch mag het hoofdpersonage niet zomaar worden vereenzelvigd met de auteur. Van Brederode zei hierover in 1996 in Vrij Nederland: ‘De hoofdpersoon van mijn roman ben ik, en ben ik niet. Ze was een soort vuilnisvat, ik kon haar al het extreme laten beleven waartoe ik zelf niet het lef had
| |
| |
[...]. Via haar tastte ik de grenzen van een bereik af. Juist door toe te geven aan die extreme spelletjes met het geloof, raakte ik verzadigd, verdween de noodzaak. Geloof en seksualiteit verdwenen hierdoor als kwestie uit mijn leven.’
Via het personage Lucia past de auteur een vorm van zelftherapie en zelfonderzoek toe.
| |
Ontwikkeling
In de romans die daarna verschenen, zijn geloof en seksualiteit naar de achtergrond gedrongen, maar verkent Van Brederode eveneens het bereik van haar belevingswereld via haar personages. Mensen met een hobby (2001) vertelt over Lilly Berkenbosch - een vrouw van dertig die tekstballonnen van stripverhalen invult. Ze woont samen met haar geliefde Tom en rouwt om haar overleden moeder en haar twee miskramen.
| |
Relatie leven/werk
Ook het leven van Lilly vertoont veel overeenkomsten met het leven van de auteur toen deze het boek schreef: Lilly is even oud, en is net als Van Brederode enig kind van een uitgetreden priester. Ook Van Brederode had het verlies van haar moeder te verwerken.
| |
Visie op de wereld
Lilly is beïnvloed door het gedachtegoed van Kierkegaard. Met hem vindt ze dat taal en denken de mens vervreemden van zijn bestaan. Tegelijk is ze zich ervan bewust dat ook zijzelf zich hieraan schuldig maakt: ‘Haar Georgië-reis had haar geleerd dat ze alleen op een indirecte manier iets zou kunnen bijdragen aan de nodenverlichting van de onderontwikkelde, straatarme of door rampen getroffen medemens. [...] Om dat te kunnen moest je minder nadenken over taal, over de essentie van contact, de voorwaarden voor wederzijds begrip.’
Lilly koestert minachting voor de intellectuelen die ze kent. Hun werk is een nutteloze hobby die oppervlakkigheid moet verhullen. Zij wil wél echt nadenken en geloven, om zo waarachtig mogelijk te leven. Ze vindt houvast bij de onbekende filosoof Thorwald Hammerson. Hij schrijft dat werkelijk leven pas begint als je alles achter je hebt gelaten: ‘De verlatene ontvangt het grootste geschenk: hij wint zichzelf, hij krijgt zijn denken in volle glorie terug.’ Lilly gaat volledig op in het gedachtegoed van Hammerson. Ze trekt zich terug in een denkwereld en raakt daarmee het contact met de realiteit kwijt.
| |
Techniek
Elk hoofdstuk begint met een passage van Hammerson. Deze
| |
| |
passages worden onderscheiden van de romantekst: ze zijn cursief gedrukt en wekken daardoor de indruk authentiek te zijn. Zo is hier en daar een ‘noot van de vertaler’ toegevoegd, over een moeilijk te vertalen Noors begrip. Uiteindelijk blijkt het echter te gaan om een fictieve filosoof. Thorwald Hammerson is een alter ego van Tom; hij heeft het boek geschreven.
| |
Verwantschap
Hiermee verwijst Van Brederode naar Kierkegaard, die teksten publiceerde onder verschillende pseudoniemen: verzonnen personages in wie hij zich inleefde. Zo kon hij met verschillende denkwijzen experimenteren en kritische afstand bewaren tot zijn eigen denken. Deze werkwijze past Van Brederode zelf toe in de roman. Lilly moet worden beschouwd als een fictief alter ego van de auteur, vertelde de schrijfster in Filosofie Magazine (juni 2001): ‘Ik experimenteer met Lilly. Haar leven lijkt aanvankelijk erg op dat van mij, maar onze wegen gaan vervolgens uiteen. De slechte eigenschappen die ik onderdruk, leeft zij volledig uit.’ In het personage Lilly heeft Van Brederode haar eigen neiging tot ‘monomane ernst’ opgeblazen tot in het absurde, om zichzelf een les te leren: ‘plaats de leer niet boven het leven’.
Lilly is dus een ironisch personage. Dat blijkt ook uit de verwijzingen naar Kierkegaard en de fragmenten van Hammerson. Deze spelen een rol op het niveau van het verhaal, maar kunnen ook worden gelezen als commentaar daarop: ze maken duidelijk dat de roman ironisch gelezen moet worden. Lilly probeert Hammerson naar de letter te volgen, maar bereikt daarmee het tegenovergestelde van wat ze wil: in plaats van dichter bij de werkelijkheid te komen, dwaalt ze ervan af. Het lukt haar niet de nodige distantie tot haar eigen denken te bewaren. Voor Van Brederode is het personage Lilly juist een middel om dat wel te doen: via Lilly kan ze haar neiging relativeren zich te verliezen in boekenwijsheid.
| |
Kunstopvatting
Dit idee is niet alleen het dragende thema van Mensen met een hobby, maar ook een belangrijke pijler onder het hele oeuvre. Van Brederode schrijft om zichzelf te leren kennen. Haar personages zijn fictieve alter ego's, via wie ze steeds nieuwe kanten van zichzelf ontdekt.
Hoofdpersoon van Het opstaan (2004) is Rudolf de Wolf, een depressieve toneelschrijver. Als hij vijftig wordt krijgt hij ein- | |
| |
delijk erkenning als schrijver, maar zijn depressie wordt alleen maar dieper. Hij leeft samen met Barbara en heeft een zoon Bouwe uit zijn vroegere huwelijk met Anne, die veertien jaar eerder zelfmoord pleegde, met medeweten van Rudolf. Dan is er nog zijn geheime liefde C., met wie hij een paar jaar geleden een verhouding had.
| |
Thematiek
Het opstaan is - onder meer - een roman over het schrijverschap. Rudolf heeft geen gewone baan, maar loopt door de stad of schrijft. Zijn observaties verwerkt hij in toneelteksten. Het verhaal toont hoe een schrijver zijn waarnemingen en gedachten omzet in literatuur. In bepaalde opzichten lijkt Rudolf op Lilly. Ook hij denkt onophoudelijk na over zichzelf en voelt zich een buitenstaander in de intellectuele elite waarvan hij deel uitmaakt.
In de vierde roman, Hart in hart (2007), komen we een vergelijkbare hoofdpersoon tegen. Lot Sanders is journalist en moeder van Joy van negen. Net als Lilly verliest ze zich in de wereld van de literatuur; ze loopt weg met Graham Greene, die ze als haar persoonlijke god aanbidt. Lot voelt zich buitenstaander temidden van haar collega-journalisten en ook zij stelt zich onophoudelijk vragen over zichzelf. Rudolf en Lot maken beiden een ingrijpende ontwikkeling door, waarin ze ontdekken wie ze zijn dankzij de anderen, de mensen met wie ze leven of geleefd hebben.
Rudolf leert zichzelf en de wereld kennen via zijn vrouwen, die letterlijk het ‘ABC’ van zijn leven vormen. Anne is de enige die naast Rudolf van binnenuit wordt beschreven. Het tweede hoofdstuk, ‘Anne spreekt’, is langer dan de andere hoofdstukken en het enige dat een titel draagt, wat aangeeft dat Anne naast Rudolf een centrale figuur is. Anne staat met andere zelfmoordenaars te wachten om tot de hemel te worden toegelaten, op een plek die doet denken aan het vagevuur, en vertelt hoe ze tot haar zelfmoord is gekomen. Drie passies eisten haar elk volledig op: kunst, liefde en moederschap. Anne weigert compromissen te sluiten en wil zich aan alle drie de passies volledig overgeven, wat uiteraard onmogelijk is. Van de ene op de andere dag overvalt haar de angst dat haar man en zoon eerder zullen sterven dan zij. Algauw overheerst deze weduweangst haar leven.
| |
| |
| |
Techniek
Aanvankelijk kun je als lezer met Anne meevoelen, maar gaandeweg wordt ze een absurd personage. Ze dringt zich aan je op met haar intiemste gedachten, om zichzelf vervolgens net als Lucia uit Ave verum corpus met haar religieuze uitspattingen, van de lezer te vervreemden. Anne voert haar principes door tot ver voorbij de grenzen van de redelijkheid. Ze weigert medicatie en pleegt zelfmoord. Liever berooft ze haar kind van zijn moeder, dan dat ze als moeder zichzelf niet is. Juist omdat je haar van dichtbij leert kennen, is haar gedrag aangrijpend en vervreemdend.
| |
Relatie leven/werk
De naam maakt duidelijk dat Anne net als Lucia en Lilly, kan worden gezien als een vervormd zelfportret van de auteur. De eerste voornamen van de auteur zijn immers ‘Desiré Anne’. In interviews gaf Van Brederode aan dat ook zij leeft met een grote angst om weduwe te worden. In de persoon van Anne lijkt zij deze angst te hebben opgeblazen. Recht tegenover Anne staat een vierde vrouw: Deanne (D.). ‘De-Anne’ is alles wat Anne niet is. Tegelijk is ook zij een vertekend zelfportret: Désanne min ‘s’ - een versie van de auteur die geen schrijver is. Rudolf wordt verliefd op het beeld dat hij van haar creëert, maar als hij haar ontmoet blijkt Deanne slechts oppervlakkige buitenkant te zijn: een hoogopgeleide moeder uit Amsterdam-Zuid die niets doet met haar talenten. Waar Anne staat voor het toegeven aan niet te beteugelen driften, is Deanne wat er overblijft als je je voegt naar sociaalwenselijke normen.
Ook Barbara is Annes tegenpool, als toonbeeld van de ongecompliceerde goedhartige vrouw. Ze zet zich als een heilige in voor de buitenlanders in haar buurt. Deze naastenliefde wordt haar nieuwe levensvervulling. Maar haar goedheid is bedrieglijk: ze gaat een relatie aan met Rudolfs zwager. Haar ontrouw confronteert Rudolf uiteindelijk met het feit dat hijzelf een bedrieger is. Hij heeft Barbara immers bedrogen met C(éline), Rudolfs ware liefde. Ze heeft bizarre herinneringen aan een vorig leven, waarin ze het als Poolse vrouw aanlegde met een SS'er. C. staat voor spiritualiteit en verbeelding.
| |
Thematiek
Anne pleegde zelfmoord op haar drieëndertigste - de leeftijd van Christus. Heeft zij haar leven geofferd voor Rudolf en Bouwe, of is Rudolf juist schuldig door haar dood? Deze vraag blijft
| |
| |
Rudolf kwellen. Maar uiteindelijk ziet hij in dat alle vier de vrouwen hem iets hebben gegeven. Via hen heeft hij zichzelf leren kennen. Als hij hun lessen heeft geleerd, kan hij zichzelf worden en kan hij zich overgeven aan zijn liefde voor Céline. Hoewel deze typering geen recht doet aan de complexe vorm en thematiek van de roman, komt de hoofdlijn van de plot wel hierop neer.
Ook in Hart in hart leert hoofdpersoon Lot essentiële levenslessen van de mensen die ze tijdens haar zoektocht tegenkomt. In deze roman is de weduweangst van Anne werkelijkheid geworden. Als de roman begint is Lot een jaar weduwe. Ze heeft niet alleen de dood van haar man Donald te verwerken, hij blijkt ook een ander te zijn geweest dan ze dacht. Jarenlang had ze samengeleefd met een droombeeld. Via de tweede hoofdpersoon, Wieger Berkman, doet ze de ene schokkende ontdekking na de andere: Donald ging vreemd, was verslaafd aan kinderporno en koesterde verboden fantasieën voor hun dochter. De moraal van Lot wordt radicaal onderuit gehaald. Aan het begin van het boek is ze geschokt als ze collega Wieger Berkman betrapt op een bezoek aan een bordeel - een bedrieger! -, maar haar aanbeden echtgenoot blijkt uiteindelijk de echte bedrieger. Ook haar schuldbesef komt onder druk te staan. Ze voelde zich schuldig vanwege haar seksuele fantasieën terwijl haar man naast haar lag te sterven, maar ook hier blijken de zaken omgedraaid.
| |
Visie op de wereld / Ontwikkeling
Zowel in Het opstaan als in Hart in hart draait het om christelijke thema's als trouw, schuld en vergeving. Rudolf leert vergeven en schuld erkennen dankzij Anne en Barbara. Aan het slot van haar moeizame zoektocht slaagt Lot erin Donald te vergeven. Ook worden de personages zich bewust van hun eigen vaak onjuiste (voor)oordelen. Vooral in Hart in hart blijken de ‘goeden’ eigenlijk slecht te zijn en omgekeerd. Hoerenloper Wieger wordt uiteindelijk Lots geliefde.
Het slot van de roman luidt: ‘Dat ze Donald, Mara en Petra nodig hebben gehad om zich te verbazen, te oordelen, om te ontdekken wat ze ook zonder hen wel hadden kunnen weten. Al die personages. [...] Alles om dat woord maar te kunnen gebruiken: wij. Niet ik en jij, niet Lot en Wieger.’ Zoals de
| |
| |
vrouwen in Het opstaan zijn ook de ‘anderen’ in Hart in hart slechts personages in het stuk over Lot en Wieger, geregisseerd om de twee hun levenslessen te leren en bij elkaar te brengen. Waar de liefde met Donald berustte op een illusie, wordt Lot door Wieger werkelijk gekend. Dankzij hun gezamenlijke zoektocht kunnen ze zich aan elkaar overgeven.
In deze terugkerende thematiek herkennen we een mystieke levensopvatting. ‘Er is maar één gebod voor mij en dat is gij zult elkander liefhebben,’ zei Van Brederode in 2007 in een gesprek over religie en literatuur. Al haar personages koesteren hetzelfde verlangen: ten diepste gekend te worden door een ander - hetzij God, hetzij een aanbeden schrijver of een geliefde. Lucia wil gekend worden door Christus. Voor Lilly is Hammerson de enige die haar begrijpt. Zoals Lot en Wieger elkaar vinden, vindt Rudolf Céline. Door de ervaring met de ander leert men zichzelf kennen. In het één worden met en gekend worden door de ander schuilt de verlossing van alle pijn.
| |
Kritiek
‘Ze loopt de kans meteen als een moderne gelovige schrijfster gezien te worden,’ schreef Carel Peeters naar aanleiding van het debuut. Aanvankelijk leek deze voorspelling uit te komen, maar sinds haar tweede roman wordt Van Brederode eerder gezien als een literair auteur die óók katholiek is. Het debuut trok veel aandacht vanwege de provocerende inhoud, maar werd wisselend beoordeeld. De critici erkenden haar literaire talent in de scherpe observaties en gedurfde thematiek, maar in de beschrijving van de mystieke ervaringen ging ze volgens velen te ver. Antoine Verbij sprak in De Groene Amsterdammer van ‘manisch EO-proza’. Volgens Carel Peeters bevond ze zich ‘op de rand van devotie, gezwets en geïnspireerde verwoording’.
Ook de reacties op haar latere romans zijn wisselend. Men is te spreken over de stijl en dialogen. Sommigen vinden haar romans topzwaar, anderen spreken juist van een ‘schokkende oppervlakkigheid’, zoals Arie Storm over Hart in hart. Jann Ruyters typeerde deze roman als een ‘stimulerende speeltuin’, maar de meeste critici vonden dat ze zich in de vorm had moeten beperken. De ironische opzet wordt door de kritiek niet altijd herkend. Veel critici weten niet goed of er sprake is van ironie of ernst. Arjen Fortuin concludeerde als enige dat het
| |
| |
werk kan worden gelezen als een vorm van zelfkritiek: ‘Je zou het zelfs kunnen lezen als een aanval van de auteur op zichzelf, of in ieder geval op degene in zichzelf die fijnzinnige portretten wil terugbrengen tot een pamflet. Dat is een missie waarmee een schrijver nog jaren voort kan.’
| |
Verwantschap
Door de kritiek wordt Van Brederode in één adem genoemd met andere auteurs die religie tot thema maakten: Jan Siebelink, Willem Jan Otten en Vonne van der Meer. Hugo Bousset vergeleek de scène met de bok in Ave verum corpus met de tekst van Gerard Reve over God-als-ezel uit Nader tot U die in 1966 leidde tot het ezel-proces. Volgens Bousset hebben Van Brederode en Reve beide ‘een verlangen naar het mateloze en het absolute, dat wordt verkitscht, niet om het te ridiculiseren, maar opdat het niet ridicuul zou worden’. In een interview met Martin Bons noemde Van Brederode zelf Graham Greene, Etty Hillesum en Charlotte Salomon als haar grote voorbeelden; zij doen alledrie aan ‘radicaal zelfonderzoek’.
| |
Publieke belangstelling
Van Brederode is met haar romans niet doorgedrongen tot het grote publiek. Met haar thematiek, complexe vorm en vele literaire en filosofische verwijzingen lijkt ze zich eerder te richten op een kleine groep ontwikkelde lezers. Als columnist en televisiepersoonlijkheid bereikte ze een breder publiek. In haar columns, lezingen en essays voor televisie en gedrukte media formuleert ze regelmatig een uitgesproken visie op actuele levensbeschouwelijke kwesties.
| |
Visie op de wereld
In de essays herkennen we dezelfde kernthema's als in haar romans. Zo geeft ze in Brief aan een gelukzoeker (2007) commentaar op het integratiedebat. In de vorm van een open brief aan de buitenlanders die in Nederland willen wonen en werken. Terwijl ze de Nederlandse cultuur aan hen uitlegt, houdt ze de Nederlanders zelf een spiegel voor. De ‘moraal’ van haar betoog is, dat wij buitenlanders moeten verwelkomen, omdat zij ons veel kunnen leren over onszelf. Via hen ontdekken we nieuwe kanten van onszelf en gaan we anders naar de dingen kijken. De laatste regels van het essay luiden: ‘Ik wil u altijd om me heen, om niet te verstarren. Wij zijn uw vooruitgang, u bent de onze.’ In dit essay herkennen we hetzelfde verlangen als in de romans: zichzelf te leren kennen via de mysterieuze ander.
| |
| |
Omgekeerd is het maatschappelijk integratiedebat ook weer een thema in de romans. De personages proberen Van Brederodes ideaal van naastenliefde in praktijk te brengen. In Hart in hart legt Lot contact met een moslim die van terrorisme wordt verdacht. Door zich in hem, de radicale ander, te verdiepen, schrijft ze haar beste journalistieke verhaal ooit. In Het opstaan legt Barbara contact met de buitenlanders in de buurt. Hierdoor doet zij zoveel nieuwe ervaringen op, dat zij een ander en gelukkiger mens wordt. Beide vrouwen sluiten zich niet voor vreemdelingen af, maar stellen zich voor hen open.
Daarbij wordt echter ook duidelijk, dat de praktijk meestal ver van het ideaal afligt. Het allochtonenproject van Barbara loopt uit op een ramp van wereldformaat. Ook de wereld van Désanne van Brederode is geen paradijs. Maar er is wél hoop. In die wereld heeft lijden betekenis: het brengt verlossing. Hoe ellendig het leven ook kan zijn, die andere, hogere wereld blijkt voor iedereen bereikbaar.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Désanne van Brederode, Ave verum corpus. Gegroet waarlijk lichaam. Amsterdam 1994, Querido, R. (3e druk 1997, Singel 262, Singelpockets) |
Credo. Bezielde verhalen uit de Nederlandse literatuur. Samenstelling Désanne van Brederode. Amsterdam 1997, Prometheus, Bl. |
Désanne van Brederode, Stiller leven. Nijmegen 1998, Valkhof Pers, Annalen van het Thijmgenootschap, jrg. 86, nr. 4, Thijm-essay 1998, E. |
Désanne van Brederode, Mensen met een hobby. Amsterdam 2001, Querido, R. |
Désanne van Brederode, Norilsk verboden stad. Maar niet vanwege spionnen. Amsterdam 2002, Carrousel, N. |
Mijn denken is een hartstocht. Een bloemlezing uit de filosofie van de negentiende eeuw. Samenstelling Désanne van Brederode. Amsterdam 2002, Contact, Bl. |
Désanne van Brederode, Het opstaan. Amsterdam 2004, Querido, R. |
Khalil Gibran, De profeet. Vertaling Désanne van Brederode. Utrecht 2004, Servire, E. (vert.) |
Désanne van Brederode, Barsten. Zomerdagboek. Amsterdam 2005, Veen, Zomerdagboeken, D. |
Désanne van Brederode, Modern dédain. Amsterdam 2006, Querido, E. |
Désanne van Brederode, Hart in hart. Amsterdam 2007, Querido, R. |
Désanne van Brederode, Brief aan een gelukzoeker. Rotterdam 2007, Maand van de filosofie - Lemniscaat, E. |
Désanne van Brederode, ‘Tweemaal mijn halve beste helft’. Nijmegen 2008, Nijmegen University Press, Kellendonklezing 2008, E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Carel Peeters, God heeft geen manieren. In: Vrij Nederland, 17-9-1994. (over Ave verum corpus) |
Antoine Verbij, Denk jij als je vrijt? In: De Groene Amsterdammer, 28-9-1994. (over Ave verum corpus) |
Karin Overmars, De diepgang van seks. In: HP/De Tijd, 30-9-1994. |
Bart Vervaeck, Mystica of hysterica? In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 12, nr. 1, januari/februari 1995, pp. 71-73. (over Ave verum corpus) |
Hugo Bousset, Nood Gods. Over Désanne van Brederode en Gerard Reve. In: Hugo Bousset, Geritsel van papier. Amsterdam/Antwerpen 1996, pp. 38-49. (kritische analyse van Ave verum corpus) |
J. Dirksen, Désanne van Brederode's ‘Ave verum corpus’ in klas of leeskring. In: Tsjip, jrg. 6, nr. 4, december 1996, pp. 53-58, pp. 126-128. |
Rob Zweedijk, Zoeken naar de bekende weg. In: Vooys, jrg. 14, nr. 1, december 1995, pp. 51-53. (over Ave verum corpus) |
Annemiek Neefjes, ‘Zelfs in de beste gesprekken kan het diepste nooit worden gezegd.’ Wat wil de schrijver? 3: Désanne van Brederode. In: Vrij Nederland, 11-5-1996 (interview) |
Nicoline Timmer, Wandtegeltjesproza. In: De Groene Amsterdammer, 14-4-2001. (over Mensen met een hobby) |
Emo Eskens en Ruben Heijloo, Kleien, denken en andere hobbies. In: Filosofie Magazine, jrg. 10, nr. 5, juni 2001, pp. 8-11. (interview over Mensen met een hobby) |
Marjo van Soest, Désanne van Brederode's zoektocht naar betekenis. In: Vrij Nederland, 4-8-2001. (over Mensen met een hobby) |
Aleid Truijens, Hulp bij zelfmoord, is dat liefde? In: de Volkskrant, 14-10-2004. (over Het opstaan) |
Janet Luis, Een stortvloed van spraakwater. In: NRC Handelsblad, 17-12-2004. (over Het opstaan) |
Fleur Speet, Uitgebluste vijftiger roept ontroering op. In: Het Financieels Dagblad, 31-12-2004. (over Het opstaan) |
Sven Vitse, Symbolisch geweld en vrijblijvend geflirt. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 150, nr. 2, februari/maart 2005, pp. 279-289. (over Het opstaan) |
Arjan Visser, Alles is geheiligd. Désanne van Brederode. In: Arjan Visser, De tien geboden. Interviews. Amsterdam 2006, pp. 55-64. (interview waarin de auteur haar invulling geeft van de Tien Geboden) |
Martin Bons, Désanne van Brederode. In: HP/De tijd, 21-7-2006. (interview over werk en leven algemeen) |
Hugo Camps, ‘Mozart zou nu meteen worden doodgeknuffeld’. In: Elsenier, 25-11-2006. (interview over Hart in hart en werk algemeen) |
Liesbeth Eugelink, ‘Steeds opnieuw was het tussen God en mij liefde op het eerste gezicht’. Het ervaringsgeloof van Désanne van Brederode. In: Liesbeth Eugelink, ‘Niets in mij gelooft dat’. Over religie in de moderne Nederlandse literatuur. Kampen 2007, pp. 207-222. |
Arjen Fortuin, Tussen de kleine en grote dood. In: NRC Handelsblad, 23-2-2007. (over Hart in hart) |
Jann Ruyters, Een speeltuin vol spirituele ideeën. In: Trouw, 24-2-2007. (over Hart in hart) |
Arie Storm, Het kwaad van de lolligheid. In: Het Parool, 22-3-2007. (over Hart in hart) |
Hans Hoenjet, Hoe God terugkeerde in de literatuur. In: HP/De Tijd, 22-6-2007. (gesprek met Désanne van Brederode, Jan Siebelink en Nicolaas Matsier) |
114 Kritisch lit. lex.
oktober 2009
|
|