Proloog
De langdurige oorlog tegen de Spanjaarden heeft bij velen de pennen los gemaakt om in vaak hartstochtelijke bewoordingen de wreedheden van de 'viant van der helle' breed uit te meten. Belegeringen, veld- en zeeslagen vonden hun neerslag in de meest uiteenlopende publicaties. Naast de verslagen in deftiger boekwerken kon men de nederlagen en succesen ook volgen in de ontelbare pamfletjes, plano's en meebeleven op de vele gravures. Zelfs toneelstukken gaven facetten van de strijd weer.
Toen men tegen het einde van de oorlog meende de Spanjaarden ook uit het oostelijk gedeelte van Nederland verdreven te hebben, bleek de verovering van de onneembaar geachte vesting, de Schenkenschans, gelegen in de scheiding van de Rijn en de Waal, een grote tegenslag. Deze verovering en de latere herovering gaven opnieuw allerlei vooral satirische schrijvers stof hun fantasierijke kritiek te spuien op dit wrede Spaanse geweld. Onder deze vaak anonieme of onbekende auteurs debuteerde de toen nog in zijn literaire kinderschoenen staande Jan Zoet met een rederijkerssachtig toneelstukje. Dit werk van overigens geringe omvang, Mey-spel op verovering en herovering van de Schenkenschans, scheen verloren geraakt te zijn, maar is onlangs teruggevonden. Niet alleen vanwege de onbekendheid ervan, maar ook om de aparte plaats die het inneemt temidden van andere literaire loftuitingen op militaire successen op de Spanjaarden, verdient het bijzondere aandacht. Dit unieke werkje geeft tevens inzicht in de manier waarop Zoet aansluiting heeft gevonden bij de literaire mode van zijn tijd. Ook door zijn hier voor het eerst aangetroffen manier van hekelen blijkt dit Mey-spel naadloos aan te sluiten bij ander werk van hem dat in hetzelfde jaar van verschijnen, 1636, het licht zou zien.