Voor de gelukkige vinder(1967)–Jaap Zijlstra– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Pompeji Roofvogels uit het kraternest strijken neer op Pompeji. Rode tongen lekken de stad, zwarte vlerken dekken de straten, giftige adem trekt door de huizen als een engel des doods. Elke kamer een grafkamer, elke hof een kerkhof. Pompeji, levend begraven. Eindelijk opgebaard. Waar kleine Livia speelde speelt nu klimop en bedekt met een mantel van liefde de gehavende patio. En waar zij een tekening kraste zit nu een vlinder, teken aan de wand, teken van leven in een gestorven stad. Vorige Volgende