Gedichten(1840)–Jacob van Zevecote– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXXII. Een man met moeite eenen dadelboom opklemmende. Die groot wilt sijn en vreest geen pijn. Die uyt het oorlogs velt wilt lauwer-kranssen halen, En krijgt niet sonder sweet, hy moet se soo betalen; Die vroom en wijs wilt sijn, moet in zijn groene jeugt Sich spennen van het spel, begeven totte deugt. Den arbeyt is 't alleen die altemael de menschen Op zijn besweete wieck kan voeren tot haer wenschen, Die luy is lijt gebreck: de dayen die ghy siet, En pluckt men sonder sweet en groote moeyte niet. Vorige Volgende