Gedichten(1840)–Jacob van Zevecote– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] XLVII. Diogenes werpt zijn houten schotelje weg, daer hy kinders uit hun hand ziet drinken. Noyt is 't te slecht dat onderrecht. Die tot den hoogsten trap van wijsheyt wilt geraken, Moet onderwesen sijn met alderande saken: Een wel begaeft gemoet, een redelicken geest, Wert menichmael geleert oock van een stomme beest. Natuer heeft yeder dinck verscheyden kracht gegeven, Om dat de Reden sou daer poogen naer te leven: Siet hier Diogenes; dien ouden wysen man, Vint in de kinders noch dat hem wat leeren kan. Vorige Volgende