Gedichten(1840)–Jacob van Zevecote– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XXVIII. Een achtervolgde en van alle kanten omringde kat. Den noot die dwingt, tot winste bringt. De katte, die ghy siet, in 't midden van de palen En slag-geweer gestelt, en laet den moet niet dalen: Als zy voor haer nu siet den vyant en de doot, Verdobbelt zy haer kracht en breeckt door allen noot. Dit is des vrydoms beelt: al quaemt ghy al de landen, Bloetdorstigen Maraen, berooven en verbranden, Een Nederlants gemoet, een vry stantvastig man, En wert verwonnen noyt van eenigen tyran. Vorige Volgende