Gedichten(1840)–Jacob van Zevecote– Auteursrechtvrij Vorige Volgende IV. Een man aenschouwt de zinkende zon. Afgaende macht, wert licht verkracht. Wanneer de gouden son het water op gaet trecken, Sien wy haer vlammig hooft met bleeker verwe decken; Den mensch, die sonder schae haer eerst niet sien en mocht, Heeft dickwils haren schijn dan schadeloos versocht. Met dat den geest begint de aerde te beminnen, En hem bedriegen laet van zijn verdoolde sinnen, Wert minder van gewelt; den boosen krijgt dan macht, Die hem soo menichmael heeft tot verderf gebracht. Vorige Volgende