Gedichten(1840)–Jacob van Zevecote– Auteursrechtvrij Vorige Volgende II. De val van Phaeton en Icarus. Die hooge vliegt, sich self bedriegt. Als Icarus de son wilt al te naer bekennen, Voelt smelten door haer vier zijn krachteloose pennen; En die de wagen eens van Phaebus heeft geleyt, Wert van zijn susters noch by Padi vloet beschreyt. Die eenen nieuwen weg door zyn verstant wilt maken, Om in des vaders rijck en 's hemels hof te raken, Is t'eenemael verdoolt, men vint geen ander baen Dan die door Christi leer ons open is gedaen. Vorige Volgende