Gedichten(1840)–Jacob van Zevecote– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina I] [p. I] Aen den wel edelen gestrengen heer J. van Crombrugghe, ridder van het orde van den Nederlandschen leeuw, oud-staetsraed in buitengewoonen dienst, oud-lid der staten-generael, burgemeester der stad Gent. Het Hoofd der Vlaemsche dichterscharen, De zoon van Gent, ontklimt het graf; Hy rijst na lang verstoven jaren En grijpt op nieuw den dichterstaf. U, dien wy praelgebouwen danken, U offren wy die zoete klanken Der gouden luit, een letterschat. Gy zult den Zanger niet verstooten: Door U ryze eens voor Zevecoten Een eerzuil in zijn vaderstad. Ph. Blommaert. Vorige Volgende